De rassenrace
in wonderland
Awas Loe!
f f
J f
Het is eigenlijk tegen wil en dank dat ik in
dit blad af en toe schrijf over rassen, volken
en ethnische groepen. Ik verbeeld mij na
melijk niet dat er op dit terrein ooit volledig
en juist inzicht verkregen kan worden, om
dat de wereld voortdurend verandert en
daarmee de aard van haar menselijke bewo
ners. Ook brengen nieuwe onderzoekingen
en metingen telkens weer nieuwe inzichten
en verwerpingen van de oude. Begrippen
als „superieur" en „inferieur" zijn niet al
leen betrekkelijk, maar in hun betrekkelijk
heid groeiend en afnemend bovendien. Als
we denken aan de fantastische wereldver
overingen van dat „onbelangrijke Portugese
volk" dat in onze geschiedenisboeken van
de 16de eeuw praktisch niet voorkomt, en
aan de scherpe val van dit volk in minder
dan een eeuw, waar blijven dan de abso
lute maatstaven van beoordeling?
Dat er af en toe in Tong-Tong over gepraat
wordt, komt hoofdzakelijk omdat we sommi
ge lezers uit de knoop willen halen, omdat
ze zoeken naar een remplagant van een
oud „oordeel" dat blanke rassen superieur
zijn aan gekleurde. En er is geen rempla
gant dat er geen (aantoonbare en bewijs
bare) absolute superioriteit bestaat.
Wie moderne sociologische of ethnologi-
sche werken leest, staat alleen maar ver
baasd over de „raciale chaos" van de
mensheid. En daarnaast over de schijnbaar
eindeloze lust van de mensen om in deze
chaos toch „systeem" te vinden, voorname
lijk door aan te tonen dat zijzelf tot het
superieure ras behoren.
Ik geloof dat het beste stuk dat ooit over
deze menselijke dwaasheid geschreven is,
te vinden is in „Alice in Wonderland" in het
hoofdstuk „A Caucus-Race and a Long
Tale", een zo „volslagen dwaas" verhaal,
dat er wel „system in this madness" moet
zitten. Zoals men weet wordt het blanke
ras ook vaak het „Caucasische Ras" ge
noemd (vooral in Amerika: the Caucasian
Race), omdat de Indo-Germaanse stammen
oorspronkelijk in het gebied rondom de
Caucasus woonden. Intussen is gebleken
dat wel meer „rassen" uit dit gebied kwa
men (b.v. de Slaven), zodat de naam al niet
helemaal juist is.
Maar goed, in het verhaal van Alice vinden
we een groep „vogels van diverse pluima
ge" die kletsnat geworden zijn en nu pro
beren droog te worden. Op voorstel van de
Dodo(!) (U weet wel de vogel die voorgoed
uitgestorven is door moordende mensen
handen) besluiten ze dan allemaal hard te
lopen in de Caucus-race. Wat is dat voor
een race? Wat zijn de spelregels? En wat is
het doel? Ja, dat weet zelfs Dodo niet,
maar, zegt hij: „De beste manier om het
uit te leggen is het te doen!" waarop alle
maal kris en kras door elkaar beginnen te
draven, allemaal hopend nummer een te
zijn natuurlijk. Dat gaat zo een tijdje door
en iedereen begint zich af te vragen of de
race nu opschiet of niet. Op dat moment
roept de Dodo: „Ho! De race is over!" (ziet
U al de mensenrassen op de wereld draven
om nummer één te zijn?).
Goed, maar nu de vraag: „Wie IS nummer
één?" Daarop zegt de Dodo: „ledereen
heeft gewonnen en allemaal moeten prijzen
hebben!" Ah, en wie fourneert de prijzen?
Alice natuurlijk, die al haar suikertjes moet
afspelen, al heeft ze nergens aan mee ge
daan. En dat is toch zielig, dat ze zelf niets
gewonnen heeft. „Heb je nog wat?" vraagt
de Dodo. Alice tast in al haar zakken en
vindt een vingerhoed, die ze aan de Dodo
afdraagt. Waarop de Dodo de vingerhoed
als prijs plechtig aan Alice afdraagt.
„Alice thought the whole thing very absurd",
zo eindigt het verhaal en inderdaad is de
hele menselijke wedloop om zichzelf supe
rieur te verklaren de grootste dwaasheid
die men zich kan indenken. Want alle „zui
vere" rassen en volken sterven eens net
zo hard uit als de Dodo en iedere mens
soort is in zijn soort superieur, zodat racen
wel het zotste is wat je doen kunt.
En wij maar racen hierin Europa en in Hol
land! Het is allemaal eigenlijk zo triest als
we beseffen dat het leven eindig is en dat
we dit kostbare leven verknoeien met ein
deloos elkander te beoordelen en te ver
oordelen, zoals ook het tweede deel van het
verhaal (de „long tale") vertelt: de mens is
„veroordeeld" om uiteindelijk te sterven,
zonder jury en zonder rechtbank; zijn leven
is een „razernij".
„Alice" werd een eeuw geleden geschreven
en in die eeuw hadden we met beter
t
TELEFOON TONG TONG I
f
Directie f
Administratie 0 70 - 54 25 42
Advertenties
Redactie 55 07 49 I
t
begrip voor „Alice" met ons veelgepre
zen onderwijs en onze hooggeroemde alge
mene ontwikkeling een heel stuk verder
kunnen zijn met ons begrip van de mens
heid. Het tegendeel schijnt waar te zijn. In
deze eeuw hebben kolonialisme en impe
rialisme superioriteitsgevoelens aangewak-
keerd en Europa heeft er zelfs (in de figuur
van Hitier) een wereldoorlog mee ontketend.
En in het Nederland van vandaag struikel je
over de hoogleraren, politici, journalisten
en culturelen in het algemeen, die volslagen
blind zijn voor de Indischman in Nederland.
U ook, ja? Wat kan je er soms moe van
worden. Van die Caucus-Race. In wezen
zo'n kinderlijk jonge wedijver; je kan ook
zeggen: kinderachtig. Zich kleiner voelen
dan Piet en groter zijn dan Jaap... en alle
maal zijn kinderen in de grote bewaar
school die „Moderne Beschaving" heet. En
in de verte klinkt de kalmerende stem van
Tjang: „Djangan adoe, Njootje, djangan
adoe... "(twist niet, mijn jongen, twist niet).
T. R.
Het is velen die Tong-Tong de laatste maan
den aandachtig lezen en die in hun eigen
kring het oor te luisteren leggen duide
lijk dat ik de laatste tijden vele malen heb
moeten aanhoren: „Tjalie, vervloek Soekar-
no of je kan doodvallen met je krant!" Dat
liedje (met andere namen of toestanden
gesubstitueerd) heb ik sinds het bestaan
van Tong-Tong eigenlijk doorlopend moeten
aanhoren en daarom zal de regelmatige
lezer van Tong-Tong mijn constante „Neen"
al vaker hebben genoteerd. Ik verlang niet
dat men mij daarvoor acht, ik verwacht niet
dat men mij ervoor eert, en men mag mij
naar believen voorzichtig, laf of berekenend
noemen, enz. enz. En als mij dat lezers ge
kost heeft en nog kosten zal, is dat het
normale risico van elke redacteur die res
pect heeft voor zijn blad.
Want veel bladen bestaan met het devies:
„Rui op en laat U opruien!" en wie zijn
huik maar handig naar de wind hangt, ver
dient goed. En stelt alle lezers om de beurt
tevreden. U weet, dat ik er andere begin
selen op na houd. En moet houden. Voor U!
Eerlijk gezegd begrijp ik niet hoe die „abon-
nementsdreigers" zo durven handelen. Het
is het soort werken van „zeven-stuivers-
lieden", die dus met kleine geldsommetjes
grote moorden willen kopen. Men wappert
met een briefje van tien en vraagt mij om
in het openbaar iemand te batjokken, die
men alleen in eigen kring en in het geheim
durft te bajokken. Voor tien pop! Een paar
maanden terug waren er twee, die mij vroe
gen om H.K.H. Prinses Irene te batjokken,
want dat deden toch ook alle kranten (met
van nobelheid trillende stem)?
In Tong-Tong wordt niemand gebatjokt, al
zal naamloos menige mentaliteit zijn beurt
krijgen, waar het nodig is.
Het is duidelijk dat al deze „batjok-inviteer-
ders" zelf geen moed of geen organisatie
talent of geen offervaardigheid of gaven
van geest genoeg hebben om zelf de bijl te
hanteren. En we vinden hier de mentaliteit
van de man die hoog-humaan het stieren-
vechten en het jagen veroordeelt maar zelf
smult van het tongetje van het kalf dat dan
maar door de slager vermoord moet wor
den (en liefst niet te duur). Zelf slachten?
Tida brani.
Als wij zelf zo braaf en nobel zijn, dan on
derschrijven wij natuurlijk wat in de Bijbel
staat: „Wie zonder zonden is, werpe de
eerste steen." All right! Gooi stenen. Maar
vraag niet aan een krant om anderen met
stenen te laten gooien en in hemelsnaam:
wapper er niet bij met de briefjes van het
abonnementsgeld. Adoehl Ndah baik!
Tong-Tong houdt zich niet bezig met het
uitkleden, afrossen en afslachten van per
sonen. Nu niet en nooit niet. T. R.
3