Brieven van tijd en ruimte
De roep van de alang-alang
Maar vaak beb ik het idee dat de controverse tussen Indischman en thuis-Nederland er, zoals je
het noemt, alleen maar oppervlakkig is, al is het net zo'n oppervlakkigheid als b.v. de huid van
een levend wezen. Dus ook belangrijk, onmisbaar en in grote mate lotsbepalend voor „de inhoud
van de huid"Ik weet niet, waar ik met mijn briej naar toe wil en of hij het beantwoorden
ivaard is (in elk geval liever niet in Tong-Tong, want mijn persoonlijke gevoelens spelen geen
rol voor anderen), maar zeker is dat hoe langer ik hier zit (en er werkelijk wel bij vaar), hoe
onrustiger ik word. Ik heb me er vaak op betrapt dat allerlei bezwaren die ik tegen Europa heb,
eigenlijk geen bezwaren tegen Europa zijn, maar tegen een trant van leven, die beslist elders ook
bestaat. En zeker altijd bestaan heeft.
Hoe meer ik mijn Indischmanschap intensiveer dus hoe meer ik mij verzet tegen Europese
bestaansvormen hoe meer ik mij verlies in „randgevechten" (voel ik), waarbij ik de hoofd
veldslag mis, maar ik heb er geen idee van waar die veldslag zich afspeelt en zelfs of zich
ueberhaupt een veldslag afspeelt! Dat ik geen pappotzitter ben (nooit geweest en nooit kan zijn,
ook nu niet op mijn leeftijd) weet je. In de tien jaren die ik hier nu al doorgebracht heb, heb ik
so wat heel Europa afgeschuimd, maar hoe langer ik ergens zit, hoe meer ik Holland terug vind.
Zelfs in Spanje, waar ik het liefst zit. De facades verschillen, maar de bouwtrant is hetzelfde.
Ik heb zo'n idee dat ik mezelf beduvel en dat ik net zo goed in 't Gooi kan blijven zitten voor
de rest van mijn leven.
Het onverklaarbare is, dat ik in alle opzichten een benijdenswaardig persoon ben, en dat dit het
leven is, dat ik me vroeger altijd gewenst heb. En nu ik het heb, is er ergens iets fout. Zelfs bij
alle variatie en rijkheid lijkt dit leven me toch gezapig toe. je kent me goed genoeg om te weten
dat ik geen romanticus ben of avonturier. Ben ik misschien alleen maar oud „en der dagen zat?"
N. N. (Inzender bekend)
Zoals je ziet, bespreek ik je brief hier toch,
al laat ik je naam weg. Wat je hindert is
namelijk helemaal niet uitzonderlijk of per
soonlijk, maar komt bij veel mannen voor.
Ik geloof daarom dat diep binnenin elke
man eigenlijk behoefte heeft aan periodieke
zwerftochten. En daarmee bedoel ik niet
hotelreisjes, maar primitieve zwerftochten
met opoffering en gevaar, onthouding van
alle luxe en gemak, grote onzekerheid, ont
bering, zelftarting, de test van lichaam en
geest op volslagen nieuwe bestaansvormen.
Het is typisch dat je dit ook „romantisch"
noemt. Voor de verstandige thuiszitter is
dit instinct (want dat is het in de grond)
romantiek, maar een mens is veel meer dan
een verstandig wezen: hij is een bewegende
pion in Tijd en Ruimte. Stabiliteit is het
universum vreemd. Dus is ook stabiliteit de
mens vreemd.
In mijn persoonlijke en correspondentie
contacten met letterlijk duizenden Indisch-
gasten heb ik gemerkt dat de „bewustheid
van het trekken" het sterkst was en vaak
nog steeds is bij ex-jagers en vissers, ex-
militairen, planters en BB-ambtenaren (die
veel in buitendiensten gezeten hebben).
Onder handelaren bij de z.g. „klontongs",
dus de verkopers door heel Indië heen. En
verder (ik zou haast zeggen „natuurlijk") bij
ex-varensgasten.
Nu is ons hele bestaanspatroon gericht op
het „binnen zekere tijd geborgen zijn": in
het algemeen het bereiken van een positie
waarbij „aan het zwerven een eind geko
men is" en men óf in stabiele topposities
aangeland is, óf kan rentenieren. Wat men
dus gemeenlijk ook doet. De onzekerheids
factor die in het voormalige zwerversbe
staan vaak erg hinderlijk kon zijn (voor het
gezin, de opvoeding van de kinderen, enz.)
is eindelijk opgeheven en men zit lekker
vast en safe.
Maar op slag is ook de bestaans-tarting
weg die ik zonet noemde. Het als eenling
staan tegenover de vreemde massa's, tegen
over vreemde of vijandige zeden en ge
woonten, tegenover de uitbanning van
vreemde talen en een vreemd gedachten-
leven, tegenover natuurlijke elementen, te
genover de onwil van de maag en het spijs
verteringsstelsel om zich in te stellen aan
vreemde spijzen en dranken. En niet binnen
de kleine limites van de hotelreisjes (met
toch altijd somehow de „pot van huis", de
overal inwisselbare vette travelers checks,
de geneeskundige garanties, de consulaire
beveiliging, enz. enz.), maar de inzet van de
Man zelf: erop of eronder.
Ik lees nog steeds graag verhalen van
„rare zwervers", vaak miljonairs die geheel
vrijwillig alle sociale zekerheden opofferen
en met de inzet van hun leven in wrakke
vaartuigen de Pacific en Aziatische en Ara
bische kusten af „schuimen", terwijl ze alle
heerlijkheden van de massa: Parijs, het
Holland Festival, de „villa op Oud Wasse
naar", enz. enz. kortom alle heerlijkheden
die de massa wenst (en die zijzelf eertijds
wensten!) over boord zetten, slapen met
muskieten en wandluizen, kamelenvet en
droge vis eten, dorst lijden en honger, aller
lei ziekten en ontberingen doorstaan en
ervan houden.
Het is jammer dat wij deze mensen excen
triek noemen op zijn best en meestal „sta
pelgek". Zij vertegenwoordigen een nor
maal facet van elke levende samenleving
door alle tijden heen. Hieruit groeiden de
expeditionaire machten, de organisatoren
van safari's en ontdekkingsreizen, de com
mando-troepen en jazeker ook de zeerovers
en „raiders", maar als wij alleen maar
nuchter realiseren dat deze mensen voort
durend de geschiedenis hebben „gekruid",
dat zij altijd de wegwijzers waren naar nieu
we beschavingen en vaak degenererende
beschavingen weer „gered" hebben, zien
wij wel in dat zij een normaal soort mensen
zijn, onmisbaar en (naar mijn mening) van
een heel goed soort.
Voor dit soort mensen is het leven van de
ideale burger doodgewoon een bezoeking.
„Veel te lekker en veel te slap". Zonder
werkelijke bekoring. Ze takelen er echt van
af (terwijl de normale burger er vet en oud
bij wordt), hun spijsvertering raakt in de
war, ze gaan allerlei kwaaltjes vertonen, en
geen dokter die hen helpen kan. Heel Euro
pa is „te lekker". Indië was wat anders.
Daar waren altijd doorbraken mogelijk,
waarin de mens geheel afgesloten raakte
van alle comfort en zekerheid. Ga maar
eens op jacht in de Djampangs of de Lam-
pongs, een beetje ver natuurlijk, en je weet
wat ik bedoel. Ik heb gouverneurs en super
intendenten gekend, die genoten van in
spectiereizen heel diep naar het binnenland.
En daar waren ze met de armste pasang-
grahans nog niet tevreden: vaak moest de
tent eraan te pas komen, ver voorbij de
laatste pasanggrahan! En een superinten
dent scharrelde in zijn eentje langs de ver
ste djoerangs (met kans op cobra's, tijgers,
enz.) en ging met hartzeer weer naar de
stad terug.
Ook Kleine Boeng had zo zijn uitstapjes
met uren lang sjouwen door de koesoet-
koesoet of de rawa. Beroerde „nasi kam-
poeng" eten, putwater drinken, posteren of
slapen tussen patjets, muskieten en kala
djengkings. Ik heb intussen ook wel onder
vonden dat je hierover met de doorsnee
stedeling niet praten kan. Onmogelijk pra
ten. Ze zien je direct of als een halve gek
of een soort volwassen padvinder, ze sma
len op je „gevaarzoekerij" en toch zal elke
zwerver ogenblikkelijk met mij vaststellen
dat dit soort het gevaar bewust niet zoekt.
Het is de geest van Camoens; „zoeken wij
het gevaar niet, maar wenden ons naar de
ontdekte kusten", de geest die 180 graden
dwars op de geest van de urbane mens
staat. Zulke mensen worden vaak ook door
de burgerman met ontzag „woudloper" ge
noemd en zij haten deze betiteling, want zij
weten hoe ver zij tenslotte nog achter
staan bij de échte wouloper, de orang oeloe
in Sumatra en Kalimantan, die leeft van
geboorte tot dood toe met „de gevaren en
onzekerheden der wildernis".
Mijn beste N N„ je bent doodgewoon de
sigaar. Deze moderne wereld die zo netjes
in „eigen kastjes" verdeeld is met pas
poorten en gesloten grenzen, maakt het
vrije bestaan van mensen zoals jij onmo
gelijk. Net zoals je in Amsterdam niet op
het trottoir kan zitten en „alles laat ver
rekken" (want de politie of het hospitaal
„ontfermen" zich over je), zo kan je ner
gens in de wereld nog je eigen gang gaan.
Voor jou is alleen nog weggelegd de zoete
nostalgie van elke echte trekker, die in de
luxe en verfijndheid van Dikker en Thijs toch
tegen z'n vriend kan zeggen: ik geef dit
alles graag en direct voor nasi kampoeng
met gereh achter Poetoesibau.
Hier in Amerika heb je ze nog erg veel, de
„hikers", die alle genietingen van Holly
wood, de luxe auto, de hamburgers en
heavenly apartments, opgeven voor een
zwerftocht door de goenoeng of de woes
tijn. Alleen al in California komen er zo elk
jaar een stuk of tien om het leven, terwijl
toch telkens kolossale speurtochten worden
lees verder pag. 9
8