Boten Dongengan van Si Klaas Beste sobats De voorplaat van Tong-Tong d.d. 15 sept. trof een van mijn meest gevoelige snaren. Het verzoek van J. G. op pag. 2 liet mij naar de pen grijpen. Van mijn jeugd af heb ik mijn hart aan de zeilsport verpand en hebben de vaartuigen in de Indische archi pel mijn volle aandacht gehad, ook wat bouw en constructie betreft. Ik bouwde vele boten en jachten en dat doe ik nu nog. In Indië voer ik verscheidene keren te Ma kasser met de heer Soppe mee, die zijn zeilprauw zoveel mogelijk trachtte te moder niseren. Met zijn prauw liepen we dikwijls harder dan de havenlaunch, die toch ook 11 knopen haalde. Soppe was dan ook kampioen van de Indo nesische zeilvloot en de Makassaren hiel den jaarlijks geweldige zeilwedstrijden, waaruit de prahu Soppe altijd als eerste te voorschijn trad. Het waren geweldige fees ten en de foto op de voorpagina bracht mij de dagen van toen weer voor de geest. Maar nu om op de zaak waar het om gaat terug te komen het volgende: Inderdaad is zo'n raceprauw beter te vergelijken met een grote vlieger, waaraan een holle boom stam hangt, heel snel en heel leuk in water van om en bij 28° c, doch ik acht zulks in water van nauwelijks 19° maar een koude pret. In mijn jeugd in Indië heb ik na enige uren van nattigheid en harde wind dikwijls ge klappertand van kou. Voorts is zo'n vlerk prauw slechts geschikt voor groot open water, waar men enige uren door kan varen voor men overstag moet. Het vermogen om scherp tegen de wind te zeilen is niet groot, zodat men 2 maal zoveel slagen moet ma ken als met een Europees jacht. Voor een doel dat recht tegen de wind ligt, moet men het afleggen tegen een zgn. scherpjacht. Heeft men de wind wat achterlijk, dan wint men het glansrijk tegen jachten die enige keren langer zijn. Het opkruisen met zo'n prauw gaat dan ook op een speciale ma nier en het overstag gaan is er niet bij. Men houdt de outrigger n.l. altijd aan loef, d.i. de windkant, en brengt nadat de boot stilligt, het zeil over naar wat zoeven de voorkant van de boot was (de mast staat precies in het midden van de boot) en vaart dan weer met de oude achterkant in vooruitgaande richting. Dit kost veel afdrift. In andere streken heeft men aan twee kan ten een vlerk, waaraan een bamboe pen- toeng als drijver. Dit geeft even snellere boten met voordelen ten opzichte van de eenvlerkers. Hieruit hebben de blanken een trimaran ontwikkeld. Volgens mij de meest safe, zeewaardige en supersnelle boot. Een andere vorm van een snelle boot is de in Voor-lndië gebruikte „Kattumaran", be staande uit twee uitgeholde boomstammen door dwarsbamboes aan elkaar verbonden. Hieruit maakten de westerlingen de Katama- ran, die hoewel uiterst snel, wat safety en zeewaardigheid betreft, volgens mij on derdoet voor de Trimaran. De Trimaran komt praktisch niet tot hellende stand en leent zich niet tot stoer stuntzeilen. Zij ge draagt zich in een woelige zee als een op de golven neergestreken grote meeuw. Zij zonder water aan boord te krijgen op de golven op en neer. De Katamaran heeft zich ontwikkeld tot stuntboot. Men kan er stoere kunsten mee vertonen door haar met harde wind zó te laten hellen, dat ze op één boot vaart en de andere hoog in de lucht staat. Adoe seh! Men boet met op één boot varen veel aan snelheid in. De Katamaran heeft door die stunteigenschappen meer aanhangers dan de stabiele trimaran. Aan snelheid hoeft de trimaran niet voor de katamaran onder te doen. Alvorens tot bespreken van tekeningen, maten, bouwen en materiaal over te gaan, geef ik U in overweging aan het voorgaande Nu de Sint Nicolaasdagen voor de deur staan, zweven mijn gedachten naar die tijd van anno 1923 in de suikerindustrie. Wij hadden een zeer goede suikercampagne medegemaakt en nu kwam de Sint Nicolaas- dag in het vooruitzicht. Er werd geredeka veld wie van de ouderen voor de Sint moest fungeren. Eindelijk na veel stemming werd aangewezen een hoofdboekhouder van ene bibitonderneming. Dit gebeuren speelde zich af in het Wlingische en wij hadden daar een zeer prettige sociëteit. De uitverkorene had een stuk of vijf kinde ren, waarvan de oudste een jongen van circa 12 jaar en de vier jongeren. Het waren echte brandals van klein grut. De uitgekozene had een goed postuur om voor de heilige man uit te komen, doch hij had een pracht van een knevel, de z.g. Wilhelm snor. Verplicht was hij dan die pracht mondversiering of te stropen, het welk dan met veel tegenzin gebeurde. Hij dan was het steeds, die in de feesten in de sociëteit flink opgang wist te brengen. Om geen spelbreker te zijn moest hij dan dit mondsieraad afleggen. Wel met veel tegen zin doch eraf werd gelegd. Als zijn knecht fungeerde ondergetekende. Zo kwam dan de vermaarde 5de december en was het in die soos een drukte van be lang, want van heinde en ver kwamen be zoekers met hun klein en groot grut. Van uw aandacht te geven en aan T.T. kenbaar te maken wat voor boot U wenst te gaan bouwen. Misschien wil T.T. wel een plaats voor de rubriek „boten" inruimen. F. WEYRICH Het spijt ons dat door omstandigheden dit stuk van de Heer Weyrich eerst nu opgenomen kon worden. We zouden het inderdaad toejuichen als door onderlinge samenwerking we wat meer te we ten konden komen over boten, prauwen, hun herkomst, geschiedenis, bouw, tuigage en alles wat er zo bij hoort. Als we voldoende kopij binnenkrijgen zouden we in het komende jaar hier een geregelde ru briek van kunnen maken. IKS koffie-, rubber- en van dicht en verre sui kerondernemingen kwamen ze de heilige een groet brengen, naturlijk speciaal voor hun kinderen, want de sociëteit Wlingi was in heel Kediri bekend om de joviale ver houding bij feesten. Zo kwam dan de tijd en zat de heilige man met z'n knecht naast zich op z'n troon. Eén voor één werden de kinders voorgeroepen en kregen zij of vermaningen of prijzens waardige lof. Ten laatste werden al de kin deren van de als Sint verklede boekhouder voorgebracht, allen tegelijk en daar kregen zij (de kinderen) reprimande op reprimande. Het duurde wel tien minuten en die kinders stonden steevast voor de heilige. Wel hoor de de knecht, die naast de Sint stond, een van de kinders zeggen (heel zachtjes) "Wah, itoe toch Pappa!" En toen de Sint uitgepraat was, zei hij: "Zullen jullie het niet meer doen." Eenstemmig en hardop kwam dat dat uit hun kelen: "NEE PAPA!!" Ta bleau!!!! Nadat de kinders antwoord had den gegeven, kreeg de knecht een flinke pats op z,n rug van de Sint en met de woorden: "Djangkrik, mampoes loeh en nooit meer!!!" De uitbundigheid van het publiek was niet te stuiten en er werd dien dag tot laat in de nacht flink gefuifd, zoals men in het goe de Indië feesten kan. Si Klaas. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 17