Uit mijn foto album Frederik Hendrik "Djongos, kassi satoe sherry dingiri boeat toean moeda! En nou moet ie die sherry eens in je eeuwige aer djeroek gooien en even roeren. Je zult zien: er is geen betere drank op zo'n warme avond. Althans zo lang je geen borrel lust!" Zo sprak Frederik Hendrik Karei Zaalberg mij toe op een avond in de eerste helft van 1918, op het piatje van Stam en Weyns, op Noordwijk te Batavia. Het was er altijd ge zellig. En als ik nachtdienst had bij het Batavaasch Nieuwsblad, vluchtte ik weieens uit de broeihete redactiekamer, in een paviljoen van de drukkerij van G. Kolff en Co, daar vlak bij, om een luchtje te scheppen op het genoemde platje. Zaalberg was toen al enige maanden werk loos. Hij had de hoofdredactie van het B.N. neergelegd, toen de krant door Kolff en Co was verkocht aan "een liberale kongsie", waarvan P. Regnier, directeur van de Javase Boekhandel en Drukkerijen, en Mr. Ir. H. J. Kiewiet de Jonge de leidende krachten wa ren. Kiewiet de Jonge was ambtenaar ter Algemene Secretarie te Buitenzorg. De nieuwe eigenares had Zaalberg, uit eerbied voor zijn algemeen erkende bekwaamheden als journalist en zijn rijpe ervaring, aange boden als hoofdredacteur aan te blijven, naast Kiewiet de Jonge. Zaalberg gaf er de voorkeur aan zijn eigen weg te gaan en voorlopig een afwachtende houding aan te nemen. Toen, een paar maanden later, kreeg Ned.-lndië z'n 1ste centrale politieke vertegenwoordigend college: de Volksraad. Daarmee kwam Zaalberg weer aan de slag, als overzichtschrijver van de Volksverga deringen, in het voormalige paleis van de legercommandant, voor de Locomotief, te Semarang. Voor zijn intimi was hij Karei Zaalberg. Zijn collega en (meestal) tegenstander Wy- brands, hoofdredacteur van het Nieuws van de Dag voor Ned. Indië, een van de ijve rigste beoefenaren avan de beruchte "tro- penstijl", noemde hem in zijn polemieken denigrerend Karei Depok, in een kwalijke maar immer vruchtloze poging hem naar be neden te halen wegens zijn Indische af komst. Zaalberg ging op dergelijke minder waardigheden van zijn opponent nooit in. Daarvoor had hij te veel eerbied voor de Koningin der Aarde en te veel zelfrespect Tussen hem en mij groeide een vriendschap, die met de jaren steeds hechter werd. Nim mer heb ik echter de grens overschreden, die er tussen ons lag wat betreft leeftijd, kennis en ervaring. Voor mij bleef hij tot aan zijn einde "meneer" Zaalberg. En dan dacht ik daarbij meer aan zijn eerste twee voornamen, Frederik Hendrik, dan aan de laatste, Karei. Omdat hij me in bepaalde opzichten deed denken aan de luisterrijke figuur van stadhouder Frederik Hendrik, zoon van Willem van Oranje en Louise de Coligny. Door zijn fiere zelfbewustheid, zijn doorzettingsvermogen en zijn wilskracht. En door zijn zwakheden als pronkzucht, nei ging tot verkwisting e.d. Zaalberg was een self-made man, in materi ële en in geestelijke zin. Zijn schoolse op leiding eindigde, toen hij de lagere school had afgelopen. Hoe hij zich daarna al de wetenschap en kennis heeft eigen gemaakt, die hem voortdroegen tot de hoogste top van de journalistiek, is voor mij een geslo ten boek gebleven. Ik heb er hem ook nooit over gesproken. Het was mij voldoende in hem, die in Indië geboren en getogen was en nooit een voet over de grenzen van de archipel gezet had, een "meester" te vin den, wiens encyclopaedische kennis om trent Indië, Nederland, Europa en de wereld schier spreekwoordelijk was. Zó leerde ik hem echter eerst kennen, toen ik - na vele wederwaardigheden - eindelijk onder zijn leiding voor de tweede maal bij het Bataviaanse Nieuwsblad in dienst getre den was en er uiteindelijk belast werd met de functie van eerste redacteur. Genoemde functie hield o.m. in, dat ik hem weieens vervangen moest, als hij wegens ziekte of anderszins de journalistieke leiding van de krant voor enige tijd niet kon voeren. In de term "of anderszins" lag intussen een wereld van mogelijkheden besloten Het kon betekenen, dat hij een vrije dag nam, Het kon ook inhouden, dat hij onverwachts de stad uit moest. In dat laatste geval belde hij me dan persoonlijk de bood schap door: "Zie maar, dat jij je vandaag zelf redt. Ik kom vandaag niet. Als je het nodig vindt, schrijf dan zelf maar een hoofd artikel of een "bintang". Een hoofdartikel schreef ik in zo'n geval weieens. Een "bin tang" nooit. Dat beschouwde ik als zo ka rakteristiek zijn eigen terrein, dat ik mij er wel voor wachtte het te betreden. Zaalbergs "bintangs" (korte, kernachtige commenta ren, gekenmerkt door een driestar) waren in journalistieke en politieke kringen befaamd om de helderheid van inzicht, die zij weer gaven en om hun trefzekerheid. Als Zaalberg telefoneerde: "Ik kom van daag niet", dan zag ik hem in mijn geest voor zijn ruime woning te Meester-Cornelis in zijn auto stappen, naar Buitenzorg rijden, zijn opwachting maken bij de Gouverneur- Generaal De Jonge en uitvoerig met hem praten over aangelegenheden, waarover de G.G. het oordeel van mijn chef wenste te vernemen. Zo oefende Zaalberg in en buiten de krant en in en buiten de Volksraad, waarvan hij lid was voor het Indo-Europees Verbond, dat hij mede had helpen oprichten en waar van hij tot aan zijn dood hoofdbestuurslid was, zijn niet-geringe invloed uit. Rustig, goed overwogen, weldoordacht. Soms stormde ik 's morgens vroeg zijn werkkamer op de krant binnen, zwaaiend met een papier, waarop ik een primeur ge tikt had - zo meende ik. Triomfantelijk liet ik het hem lezen. Zijn reactie was rechtaf deprimerend. "Wat wou je hiermee?" vroeg hij niet onvriendelijk, maar op een toon, die ik maar al te goed verstond. In zo'n geval vond ik het beter maar niet te antwoorden. "Kijk eens, jongen" - ging hij dan voort - "heb je er wel aan gedacht wat voor ge volgen het zou hebben, als dit bericht nu, op dit moment, zou worden gepubliceerd?" "Het is toch een primeur!" - merkte ik op. "Onthoud dit goed, waarde heer" - hernam hij, nu met een gezag, dat geen tegenspraak duldde - "dat je de journalistiek nooit als doel, maar altijd als een middel moet be schouwen. Dit bericht kan nuttig zijn en veel goeds teweeg brengen, als het op het juiste ogenblik gepubliceerd wordt". Ik weer "Maar hoe kun je weten, wat het juiste ogen blik is?" Hij: "Ha, dat is de kunst, die een goed journalist moet kennen". Ik, nog steeds niet overtuigd: "Als een ander er mee komt, zijn wij onze primeur kwijt". Hij: "Ik zou er geen traan om laten. Ook voor ons vak geldt het gulden devies: Beid uw tijd!" Mijn album doorbladerend, zie ik als een der hoogtepunten in Zaalbergs merkwaar dige carrière de officiële viering van de dag, waarop hij 35 jaar journalist was. Te gen een achtergrond van torenhoge bloem stukken in de spiegelzaal van Versteeg stond Zaalberg, in rokkostuum, eenzaam als altijd; hij was sedert vele jaren weduwnaar. Als opperceremoniemeester geleidde ik de talrijke gasten binnen, die hem kwamen feliciteren. De Algemene Secretaris namens de Regering, de consuls-generaal van de vreemde mogendheden, de leden van de Raad van Ned. Indië, leden van de Volks raad, hoge B B.-ambtenaren en officieren e.a. Hem viel op die dag ook een konink lijke onderscheiding ten deel. Op een avond in februari 1926 kwam ik laat in de avond thuis, na afloop van een verga dering van het hoofdbestuur van het I.E.V. Als redacteur van "Onze Stem" woonde ik ex officio deze vergaderingen bij. Zaal berg had die avond verstek laten gaan. Plot seling rinkelde de telefoon. Collega Frans de Wit (correspondent van De Indische Courant, te Soerabaja) wilde biografische bijzonderheden van Zaalberg weten. Ik: "Waar wil je het voor gebruiken?" Hij, na een ijzige stilte van enige seconden: "Maar mijn God, Ostreig, weet je het dan niet? Nog geen drie kwartier geleden is je baas gestorven!" Zo stierf Frederik Hendrik Karei Zaalberg, journalist, in het harnas. Hij liet een diep spoor achter "in the sands of time". E. W. Ostreig. KAREL ZAALBERG 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 6