M
R.
Herinneringen
aan Sinjo Klaas
door JACQ VRÉKE
Ja, Sinterklaas heeft nooit opgezien tegen
verre reizen. En hij doet het nóg niet. Ook
het voormalige Indië genoot zijn volle be
langstelling, zoals we destijds meermalen
in Medan, Deli, hebben kunnen constateren.
En niet alleen de hartjes van Europese,
maar ook van Inheemse en Chinese kinder
tjes klopten op 5 december altijd vol ver
wachting.
Tot onze grote verrassing en vreugde hoor
den we eens in een kampong Maleise kin
dertjes een bekend liedje, aan Sinjo Klaas
gewijd, zingen, waarbij de Hollandse tekst
hen begrijpelijkerwijze enigzins in de steek
liet. Het luidde ongeveer als volgt:
Siel, daar kom die kapal van Spanje, hij al.
Si-Niklaas hetoel wil hij stap an die wal.
Oeaah sèh, ister koeda, sado isterniet.
Hij djalan sendiri, alleen met si-Piet,
Die knèk, oeaah, so soewart die,
Hij roep ons al toe:
Wie manis, krijg manis,
Wie nakal, die roe. .(enz.).
Helaas ging de rest van deze originele pa-
frase op het bekende Sinterklaaslied voor
ons verloren, doch niettemin bleek, dat de
goede Sint ook de sympathie van onze
bruine medemensjes had gewonnen.
De Europese kindertjes maakten elk jaar
hun opwachting bij de Sint in de witte Socië
teit, al fungeerde niet steeds dezelfde
kindervriend als goedheiligman. Geen won
der, want tabberd, baard en mijter zijn nu
niet bepaald attributen, waarin men zich in
een tropisch klimaat behagelijk pleegt te
voelen. Zekere keer was men er in ge
slaagd toch nog iemand bereid te vinden
als Sinterklaas in de Soos te fungeren.
Maar welk een mislukking! Immers, deze
Sint vertelde de kinderen met een ernstig
gezicht, dat hij. uit de hemel kwam! Wel
nu, dat geloofde natuurlijk geen enkele kleu
ter. „Dat is vast de echte niet", merkten
vele kindertjes tegenover hun ouders op.
„Want de echte Sinterklaas komt niet uit de
hemel, maar uit Spanje. Met het gevolg,
dat het Soosbestuur deze onechte Sint op
non-actief stelde.
Neen, dan de Sint, die een weeklang de
jeugd toesprak in het Medan's Warenhuis.
De directeuren van dit grote magazijn, Boe-
mi Cornfield en Spetter, waren er met veel
moeite in geslaagd een minimaal gepensio
neerde fuselier bereid te vinden, om de
hele dag voor goedheiligman te spelen.
Deze had echter als voorwaarden gesteld,
dat het hem aan niets zou ontbreken om
zijn legendarische dorst, door zijn uitdos
sing nog aanmerkelijk verhoogd, ruim
schoots te lessen. Aan deze voorwaarde
werd voldaan met grote hoeveelheden
Koentji-bier en pahit.
Nu wilde het geval, dat een inwoner van Me
dan een zoontje had, dat op onverklaarbare
wijze rauwe taal bezigde, waaraan het ou
derlijk gezag op geen enkele wijze paal en
perk wist te stellen. Maar toen kwam vader
op het lumineuze idee de Sint in het Me
dan's Warenhuis in te schakelen. Hij maak-
te 's morgens de nog vrij nuchtere Sint
deelgenoot van zijn opvoedkundige moei
lijkheden, drukte hem een tientje in de hand
en verzocht hem zijn zoontje, waarmee hij
's middags terug zou komen, eens flink
onder handen te nemen. „Meneer"', aldus
verzekerde de Sint, „laat u dat maar aan
mij over. Dat komt in orde".
Hoopvol verliet de vader het Medan's Wa
renhuis, zeer met zichzelf ingenomen nu
hij een afdoend middel had gevonden om
Als bestonden er geen tijd en geen ouder
dom, blijft onvermoeid, onvervaard en
ononderbroken M.R. strijdbaar voor zijn
overtuiging dat "de koloniale tijd" meer ze
geningen heeft gebracht aan het Indone
sische volk, meer zegeningen aan Neder
land en de hele wereld, dan zelfs de ge
leerdste professor kan opzamelen in dui
zend boeken. Dat de vele toestanden moed
willig of door achterlijkheid nooit werkelijk
zijn begrepen en dat vele "algemeen er
kende gebreken" in een beter daglicht be
zien, billijker en eerlijker beoordeeld zou
den worden.
Ook al zou men de geschiedenis van Ned.
Indië niet kennen, alleen al de integriteit
van deze persoon en de integriteit van zijn
streven zouden bewijs genoeg zijn voor de
integriteit van het Nederlandse Gezag in
Indië, de volmaakt eerlijke bedoelingen on
der zelfs pijnlijke mistastingen, en de posi
tieve liefde die de beste Nederlanders in
Indië voor het Indonesische volk hebben
gekoesterd. En hoe meer en hoe dieper
men de Indische geschiedenis bestudeert,
ook van het Indonesische standpunt, hoe
meer men weet dat M.R. gelijk heeft. Voor
het begrijpen en op juiste waarde schatten
van alles wat op de wereld gebeurt, zijn
twee elementen nodig: oprechtheid en ken
nis.
Alles weten is alles vergeven. Zij die geen
vergiffenis willen geven, weten niet genoeg,
ook al zijn zij oprecht. Zij die veel weten,
via de Sint zijn spruit van het bezigen van
rauwe taal en heiligschennende uitdruk
kingen te genezen.
In de namiddag ging hij, met zijn angstig
tegenstribbelend zoontje, naar het waren
huis terug, in de vaste overtuiging, dat de
Sint het joch een lesje zou lezen, dat hem
heugen zou. En het heeft het jongetje inder
daad geheugd!
Voor de Sint staande sprak de vader:
„Sinterklaas, hier is m'n zoontje, dat, zoals
u zeker meermalen gehoord hebt, van die
rauwe taal uitslaat".
„Ja, ja, precies", zei de Sint, die min of meer
onzeker op zijn zetel zat, met een batterij
lege bier- en jeneverflessen naast zich.
„U was toch die meneer, die me vanmorgen
een tientje heeft gegeven? Ja, ja, nou her
inner ik het me. Zo, kom jij eens hier, bran-
dal. Als je weer es, g.v.d." enz. enz.
Neen, de krasse termen, die de Sint bezig
de, om het joch van zijn slechte gewoonte
te genezen, kunnen we hier fatsoenshalve
niet worden weergeven. De vader ver
bleekte en trok zoonlief schielijk uit de na
bijheid van de goedheiligman weg, om zich
buiten het Medan's Warenhuis, in de Hüt-
tenbachstraat, rekenschap te geven van
zijn misrekening op psychologisch gebied.
Het geschrokken zoontje klemde zich angs
tig aan de hand van vader vast en zei ein
delijk: „Paps. Paps. Sinterklaas kan
nog beter vloeken dan ik. Heeft-ie dat in
Spanje geleerd.
Paps deed er maar, vol zelfverwijt, het
zwijgen toe.
zijn niet oprecht, daarom vergeven zij niet.
Wat mij in deze moderne beschaafde huma
ne wereld zo teleurstelt is het onvermogen
om dankbaar te zijn; het onvermogen om te
zoeken naar "het goud in de modder", het
verbazingwekkend harteloos neersabelen
en na-trappen van wat men niet lust, de
lynch-mentaliteit, waardoor zoveel essen
tieel goeds in de wereld voorgoed verloren
ging.
Ja ja, misschien was "de tijd toch eenmaal
gekomen" en daarom moeten we maar lie
ver niet te lang zanikken en op nieuwe pa
den verder te gaan. Maar te deksel, als wij
geen onderscheid leren maken tussen
wat goed en niet goed is, dan kunnen we
alleen maar stom en primitief verder gaan
en eeuwig blijven vertrappen wat goed is!
Het is goed om Furnival en Preger en Op-
heffer te lezen en herlezen en nogeens te
herlezen. Beter dan die kinderachtige re
portages van vliegtuigen vol journalisten,
die gisteren "Kruisigt hem!" riepen en nu
"Hosanna!" en morgen ongetwijfeld weer
"Kruisigt hem!", respectievelijk aan de N.Z.
Voorburgwal, in Hotel Indonesia en weer
aan de N.Z. Voorburgwal, maar de mens
niet kennen, noch de desa, noch sterren
beeld Orion na duizend ommegangen. En
die kende M.R. nog voor hij geboren was
en zullen wij blijven kennen door zijn woor
den ook lang na hem. Wie is M.R.? Wie het
nog niet weet, ga op zoek. Wie het weet,
zoek weer! T.R-
7