SCHIMMENSPEL Ons leven in Irid ië voorbij Ned. Indië was groot, maak het niet klein Raadsel van Betawie Laten we het oproepen en doen stilstaan voor het te ver terugwijkt in die onbewe gelijke wereld van dode dingen en daden waar wij nog niet toe behoren. Waartegen wij ons bewegen en onze rollen uitspreken. Meestal onbelangrijk en luid, om snel tot rust te komen in die dragende, starre, ruimte die de achtergrond en de coulisse vormt voor het spel van de dalang. Gij allen ziet verleden als achtergrond van uw rol en toekomst als onbekende toe schouwer. Weinigen beseffen dat ze de gave hebben het verleden te bezweren en op te roepen in het flakkerend licht van fantasie en her herinnering. om goud te winnen Dat ze de gave hebben zich direct te rich ten tot die onbekende toeschouwer die nu nog in duisternis en stilte zwijgt tot het doek straks leeg zal zijn. om goud door te geven Stil dit mag niet luid gezegd worden. Dit is besloten in het geheim van dalang, dichter en alchemist. Een geheim dat steeds weer uitgezegd, uit gezongen en uitgefluisterd wordt en nooit verstaan buiten die kleine binnenste cirkel die elke magiër opnieuw trekt om zijn be zwering. Laat mij zinken in de zee die ons omringt en bindt - Laat mij indringen tot waar verleden en toekomst door elkaar glijden en samenvloe ien. Leg de goenoengan terzijde, luister naar het ritme van de kendang. Ik roep op de zon, de vulkanen, de bergen, de gouden rijstvelden, het ritme van het padi-stam- pen... de straten waar „regent is regent is regent, -licht" de schaduwbomen, de bruine men sen, het werk... Schoonheid veiligheid geluk Niet denken aan wat er nog over is daar verweg in de zon waar wij niet komen kun nen dit ons schaduwland kunnen we binnengaan. Weet je nog? toen en daar? Zie Sarangan, waar de hemelen zo wijd zijn en de bergen zo statig en hoog. Het smalle pad ver boven het meer, links de glooiende helling met bloeiende mimosa en passiebloesem struiken en rechts de dennewouden. Perzisch blauw water en don kere cypressen. Sarangan waar de rozen zo uitbundig bloeien. Waar de scherpe bocht de weg zo vele auto's doet stokken onder hoon gelach en goedmoedige spot. Sarangan, helder als de bonang, dromerig als de rebab. Kijk de sawahs van de Preanger. Is er rijker weelde? Daar: Bali en de ommuurde bergsawahs schuiven door en naast deze grootse wereld. Met een or chidee van Bali dwaal ik door de troosteloze doodsvelden van de Papandajan en onder me zie ik het huiverend dreigen van neve len in de Idjenkrater. De lekkende golfslag en de kleuren van wit-rose tot paars, rood en zwart met de gele hellebloemen van de solfataren. Tot de nevelen alle kleuren uit wissen en de maanheks tegen de berg klimt en haar betovering werpt over dit woeste waterdal. Strakker trek ik de cirkel, ènders wordt het ritme; mijn macht overheerst. Luister naar het monotone gezang: over en om al dit leven ruist de regen. De alles overheersende tropenregen die het levende gordijn is waarachter al deze paradijs- pracht wegzinkt. Zoals de bergen wegzonken voor de kamp wereld de bergen, de koelte. Schoonheid, Veiligheid, Geluk. Dèt is ons land dat is, in onze dromen, nog ons land omsloten en veilig in regen. Dat alles is glorieus en blijvend, al week 't terug zoals de dessaslamatan met gamelan en wajang en zoals zelfs 't maleis en 't contact met al die volkeren die lachten, werkten en leefden zorgeloos in de veiligheid van ons denken en ons organi seren. Fout? Stil ik wil niet een groei-proces analyseren ik zie alleen de bloemen en die waren mooi. De misten zijn zwaar deze dagen De bloemen zijn fel en rood En over de bomen neigen De wolken, onwezenlijk en groot. vaarwel Soerabaja vuil en pittoresk zelfs na jaren van bezetting en armoe, verwaarlozing en leed Soerabaja, met de magere, af gebeulde paarden en de ontelbare bede laars, de zweren, de hitteboel! Ruik! Zie! Pamfletten: „War is over" een leugen onder leugens. Dan komt de belegering en de beschieting uit zee. De verwoesting, de platgebrande kampongs, het leed, leed, leed. Soerabaja met z'n brede ritme, breed als de Kali Mas. De gong zwijgt nu en de kendang leidt langzamer. Kinderherinneringen? De harmonieuze droomsfeer van sprookje en weelde van een kleine prinses in 1905 of de nachtmerrie van het mata-moesoeh kind van 1945? Ademloos - als een stil eiland ligt daar de herinnering in de sfeer van het oude Indische huis... Op het koele marmer van de binnengalerij staakt het kind haar spel en kijkt naar de grote figuur die het licht tegenhoudt en de wereld verandert. De vader bukt zich over de grenzeloze ver bazing in de kinderogen en tilt haar hoog op zijn schouder waar in de blijde triomf van „zoooo hoog" de vraag „waarover piekert m'n dochter?" verloren gaat. Altijd zal ze zich dit herinneren: de helle voorgalerij met het aan de zon overgeleverde erf en de dominerende figuur die haar hoogtilde en droeg. De sfeer van het oude Indische huis, de witte koelte met de palmen in de scheme rige hoeken en de geluiden die sfeer hecht zich voorgoed aan dit jonge ieven. Een sprookjes-sfeer, levend in de stille ge stalten die hurken en glijden en alle pri mitieve noden van een kinderleven dragen en stillen. Schoonheid, veiligheid, geluk daar waar een kind thuis is. Vergeten, voorbij. Daar doemt het op het inferno van vuil, angst en honger: Soera baja 1945. Zie het magere meisje dat haar vingertje tersluiks laat glijden langs de bajonet van een Indonesisch soldaat die de huizen op blanke mannen doorzoekt. De vreemde daad van dit kind redde haar vader, maar die daad was de bron van menige wanhopige angstdroom later veel later. Indië, zelfs in herinnering ben je niet meer het Paradijs. De rebab en zelfs de bonang zwijgt, het lied dempt weg. Het zwaard sneed te diep, de kloof is vol kwade gees ten en angst. „Geluk is een woord zonder klank." Een enkele herinnering flitst soms als een glimlach door ons Hollands leven: de se rene schoonheid van de Boeroeboedoer is plotseling reëel. Dat is een gave zoals ik niet kan afdwingen. Misschien dat later dichters het goud van de zon kunnen grijpen zoals eens Pruis en Maria Dermoüt het, vóór het grote ster ven, deden. Nu is het verleden nog niet voldoende gekristalliseerd en tot rust geko men. Het gif is nog te machtig. Niet de quintessence roept de ban van demonen van haat en pijn, eenzaamheid en leed op die nog niet bezonken en aanvaard zijn. Vergeef me: deze bewering is mislukt. De cirkel was niet zuiver, de afstand niet groot genoeg. Demonen die binnengleden uit nacht en nevel hebben de blijvende waarheid vertroebeld. Er is geen goud ontstaan. Laat mij alleen om de ban te verbreken en te strijden met dat wat kon binnendringen omdat het nog niet overwonnen was. Vergeet nooit het goud waarin wij allen leefden en werkten. Dichter, dalang en alchemist zullen het eens oproepen en ver lossen uit de macht van leed en kwaad. Eens, als er weer Schoonheid, Veiligheid en Geluk zal zijn, ver achter de horizon van nu. MEVR. G. BOREL Pih: „Hij loop op rail en rook kom druit." Peh: „Loc." Pih: „Tjoes!" Peh: „Loc van trem." Pih: „Tjoes!" Peh: „Ik heeft op." Pih: „Toekang sodok trem, jang rook kre- tek." (In het oude Batavia bestond het beroep van railschoonhouder, waarbij een man met een schuif aan een steel de rails van de Bataviase stoomtrem schoon schoof van paardemest en vuil. Een beroep dat even spreekwoordelijk was voor gebrek aan car rière als het Hollandse putjesschepper.) 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1964 | | pagina 8