Kerstmis van een gevangenbewaarder
door TJALIE ROBINSON
Mijn eerste Kerstmis na de oorlog vierde ik in de gevangenis.
Na vier Kerstmissen als krijgsgevangene had ik echter toch wel enige vooruitgang ge
boekt: ik zat niet meer ACHTER de tralies, maar ERVOOR. Als gevangenbewaarder.
Ons peleton van het eerste KNIL-bataljon in Indië na de oorlog, het roemrijke IVde of
Prins Bernhard Bataljon, schertsend maar realistisch bijgenaamd het beri-beri-bataljon,
was namelijk aangewezen voor een wachtbeurt aan de "hoofdwacht", de militaire ge
vangenis aan de Vrijmetselaarsweg te Batavia. Naast de Prins Hendrik School, waar ik
mijn onbezorgde jeugd als scholier had doorgemaakt. Niet zo'n brave en veelbelovende
leerling overigens, want nooit heeft een leraar mij een eerbaar schrijversschap voor
speld, maar wel dat ik nog eens "hiernaasf'terecht zou komen.
Een voorspelling was uitgekomen. Ik zét
ernaast. En al maakte ik er grapjes over,
ik voelde me verre van gelukkig. Na alle
heerlijke dromen van het eerste vrije kerst
feest thuis in de vrije wereld, was dit niet
zo'n beste realiteit. In gevangenissen staan
broeders van één samenleving als rechter
over elkaar. Hier is het einde van zulke
dromen als liefde, vriendschap, genade;
hier is straf. De gevangenis is de tuin van
Kain en Abel. En nochtans is de gevange
nis de broeder van het Recht.
De gevangenis was stampvol. Letterlijk
stampvol. Extremisten. Na de Japanners wa
ren opeens de Indonesiërs aartsvijanden
geworden. Daar was natuurlijk geen enkele
gevangenis op berekend. In elke cel zaten
niet zes gestraften maar soms wel dertig.
Onmenselijk! Zo waren ook onze gevange
nissen voor Duitsers, NSB-ers en Japan
ners bij het uitbreken van de oorlog.
Zo zat de Singaporese gevangenis Chan-
gi vol met Europeanen. Zo zaten de Kenpe-
tai-gevangenissen vol met Europeanen en
Indonesiërs Zo zaten de Indonesische ge
vangenissen vol met Europeanen en Indo
nesiërs. Zo zaten de Indonesische gevang
nissen achter de demarcatielijn vol met on
ze broeders. Zo zaten Dachau, Bergen-Bel-
sen en Buchenwald stampvol.
De beschaving gaat voort met kleine
schokken, peristaltische bewegingen van de
spijsvertering der maatschappelijke cultuur
(mooi gezegd, wat?) en bekommeren zich
weinig om "feesten der liefde" als Kerst
missen. "Fiat justitia et pereat mundus":
het recht neme zijn beloop, al vergaat de
wereld.
Mijn militaire laarzen wandelden over de
grote rode plavuizen met een fatale echo in
de dikke stenen muren ,de getraliede hok
ken, de naakte gangen, als ik mijn rondje
deed. Mijn oren namen alle geluiden op met
een scherpte die voor mijn hele leven die
pe groeven maakten in mijn herinnering. Ik
hoorde alles, behalve de stem der mensen.
Want deze mensen hadden Europese vrou
wen en kinderen vermoord. Dus was het lo
gisch dat wij hun broeders straften. En wij
hadden hun vrouwen en kinderen vermoord,
dus was het logisch dat men elders onze
broeders strafte. Er bestaat geen onverbid
delijker en genadelozer logica dan de ge
vangenis.
Op een onverklaarbare wijze verlamde
deze logica me en leidde mijn handelingen
in een gedrag dat mijn geest vreemd was.
Ik was niet opstandig tegen mijn inpassing
in het cipierschap. Ik maakte mij niet schul
dig aan excessen, maar mijn hart klaagde
voortdurend mijn verstand aan. Maar nooit
sterk genoeg om mijn gedrag te doorbreken
ik was een goed militair, een betrouwbaar
cipier en een goed vaderlander. Het Recht
was in mijn handen. Fiat justitia
Soms begon in de een of andere cel een
licht geneurie, dat door andere celgenoten
werd overgenomen en langzamerhand ster
ker en sterker werd. Onze wachtcomman
dant spitste de oren. "Ze zitten zich weer
op te jutten!" zei hij, "ze worden steeds fa
natieker. Voor je er erg in hebt, heb je
een gevangenisoproer waar je van om don
dert!" Hij had gelijk. Hij moest het recht
handhaven. Hij stapte naar buiten op het
gevangenisplein en brulde: "Diamü!" Het
gezang brak abrupt af. "Djilarang keras nja-
nji lagi!" Opeens kwam een stem uit een
verre cel: "Maaf Toean! Kita berdoa!" 3)
En de wachtcommandant, woedend: "Djila
rang keras berdoa lagi! Kalau moelai lagi,
kita tembak! Mengerti?!" 4) Er werd niet
meer gebeden. Met Kerstmis bidden alleen
goede Christenen. Ja toch? Sputterend en
vloekend verdween onze commandant weer
in de wachtkamer. Ergens, voelde ik, haat
te hij zichzelf en de hele wereld. Maar fiat
justitia
Als het mijn beurt was, maakte ik mijn
rondje door de gangen. Soms stilstaand om
in cellen te kijken. Waarom? Ze waren soli
de afgesloten, er kon geen uitbraak moge
lijk zijn. Een soort sadisme voor menselijk
lijden? Op zoek naar iets of iemand?
Plotseling kwam er een gezicht voor de
tralies. "Mijnheer! Bent U het mijnheer?! Ja
U bent het!" In uitstekend Nederlands.
"Herkent U mij, meneer? Ik ben Sajoeti.
Sajoeti!" Opeens herinnerde ik mij hem, al
waren wij allebei tien jaren ouder geworden
Hij was één van mijn beste leerlingen op
de H.I.S. "U gaf mij soms een 12 voor re
kenen, mijnheer! Weet U nog?" Ja, die
1) Diam zweig
2) Dilarang keras njanji lagi het ten strenste
verboden nog te zingen
3) Maaf toean, kita berdoa vergeef ons meneer,
wij bidden
4) Dilarang keras berdoa lagi. Kalau moelai lagi.
kita tembak. Mengerti - het is ten strengste
verboden alsnog te bidden. Als je weer begint,
schieten wij. Begrepen?
jongen was werkelijk ongelooflijk pienter.
Bij elk proefwerk met vijf sommen (voor el
ke goede som 2 punten; hoogste cijfer dus
10) was hij altijd het vlugst klaar. En wou
nog meer. Dus gaf ik hem soms een som
achter uit het boekje erbij met de uitdaging
als je die ook oplost, krijg je een 12. En
hij dééd het! En ik gaf hem een 12 (ik
deugde niet als onderwijzer!). "Sajoeti!"
Ik gaf hem een hand. "Ik ben geen moor
denaar, mijnheer. Ik ben alleen maar natio
nalist!" "Ik ben geen soldaat, Sajoeti. En
toch ben ik soldaat!" "Laat mij eruit mijn
heer, ik ga hier dood!" "Ik ben maar sol
daat, Sajoeti..." Ik wandelde weer verder.
Zie niet om. Zie niet om. Fiat justitia
In die gevangenis was ook een jonge
vrouw of meisje. Naar schatting achttien
jaar oud. Ze was waanzinnig. Ze liep altijd
naakt rond. We hadden allemaal een soort
meelij met haar en lieten haar soms los.
Uit de cel. Gek dat hier geen spoortje van
onzedelijke belangstelling bestond. Ook de
grofsten onder ons vermeden het naar haar
te kijken. Ze was zo volmaakt physiek ar
geloos. Ik heb haar no^oit één geluid horen
maken. Geen klacht, geen snik. Wie of wat
had haar zo vernield? Op de grote donkere
binnenplaats zag je haar schim soms op
eens dwalen als een vaag lichteffect tussen
de schaduwen, als een spook.
Waarom zeg je niets? Ik doe je geen
kwaad. Haar ogen zagen me niet. Haar ge
zichtsveld hield een handbreedte voor mijn
ogen op. "Life is but a walking shadow -
a tale told by an idiot - full of sound and
fury - signifying nothing
Het krankzinnigengesticht Grogol was
verwoest. Daarom zat ze maar hier. Wie
waren haar ouders? Wat was haar wereld?
Ik rolde een shagje en wandelde verder:
doeng - doeng - doeng.
In de vooravond kwam een carrier bin
nengereden. Er stapten een Engels officier
en een paar Punjabi soldaten uit. Er kwa
men vijf gevangen extremisten uit de wa
gen. Geboeid. Ze waren gepakt toen ze
probeerden een lading wapens de stad bin
nen te smokkelen. Nu werden ze onder
vraagd. Ze zaten op de grond. Een stelletje
verfomfaaide inlanders. We keken toe. On
ze wachtcommandant keek scherper toe.
Opeens herkende hij een van de gearres
teerden. Hij schreeuwde zijn naam. X, een
bekende Indische naam. "Jij! Vuile Bangsat!
Verrajer! Doe je ook mee onze vrouwen en
kinderen te vermoorden!" Hij begon opeens
de betrokkene te trappen, uitzinnig van
woede. De man deed niets terug. Hij kromp
alleen ineen van de pijn bij elke trap. En
hij kromp ook ineen onder de veroordelen
de blikken van onze wachtploeg. Een mo
ment van chaos naderde. De Engelse offi
cier sprong overeind van zijn tafel. "Ser
geant!" riep hij, "sergeant!" Onze comman
dant sprong in de houding. Zijn soldaat
schap redde hem. De Brit was verstandig.
Hij laadde zijn arrestanten weer in en ver-
Lees verder pag. 5
4