TONG TONG BOEKENCLUB
RELAAS VAN EEN WERKELIJKHEID
C. van Heekeren: "De Atjeh-party".
Zonder enige fanfare, in een simpel bandje, ja zelfs zonder vermelding van enige uit
gever, zonder biografie van de schrijver, zonder indrukwekkende inleiding, gedrukt in een
volslagen onpretentieuze typemachineletter, is geheel onverwachts en bijkans twintig jaren
"te laat" HET EERSTE BETROUWBARE, EERLIJKE EN RESPECTABELE boek verschenen
over een episode van onze Japanse krijgsgevangenschap.
Het is niet zozeer droevig, het is onbe
grijpelijk dat in deze twintig jaren de door
duizenden meegemaakte krijgsgevangen
schap practisch alleen eindeloze "koffie-
praat" gebleven is, wemelend van onwaar
heden, overdrijvingen, valse generalisaties,
valse beschuldigingen, valse heldenverha
len en zwijmelend nostalgische herinnering
en "sadja", met hier en daar een veel te
vroeg geschreven, veel te oppervlakkig en
in menige passage "op hoge toon" gestemd
boek.
Bij Tong Tong zelf op menig terrein vruch
teloos zoekend naar betrouwbare histori
sche gegevens over 'ons Indisch verleden',
kunnen wij er ons een idee van vormen
hoeveel naarstig detective-werk en hoeveel
studie dit de schrijver, C. van Heekeren,
heeft gekost. Voor deze arbeid alleen al,
waarvoor hij naar "party-genoten" heeft
moeten schrijven over de hele wereld, heb
ben wij het grootste respect voor hem.
Maar meer nog voor zijn kalme, evenwich
tige, hoogstaande oordeel, waardoor dit
boek eindelijk uitkomt boven de doorsnee
jammerende of "op het stoepje roepende"
getuigenis.
Want ontdaan van alle privé sentimenten
is de krijgsgevangenschap voor ons volk -
of zeker voor de besten van ons volk - een
karakter-beproeving geweest van ongeken
de diepte, en van historisch eerste orde. In
de nood leert men zijn vrienden kennen,
maar nog meer dan dat: in de nood leert
men De Mens kennen, zijn maatschappij en
zijn beschaving. Dit met grote zelfbeheer
sing en eindeloze feitencontrole geschreven
"relaas" is veel meer dan een relaas: een
document, dat een plaats verdient in alle
Nederlandse studie-bibliotheken en in de
bibliotheek van elk achtbaar Indischman
"as well". Te lang hebben wij het met "kof-
fiepraatrelazen" moeten doen. Want in al
zijn beperktheid (tot de "Atjeh-party" sadja)
is dit boek een maatstaf, die voor alle
krijgsgevangenschap-ervaringen in mindere
of meerdere mate kan gelden. Links erger,
rechts minder erg, maar in het totale 'scala'
van mogelijke en/aringen, inclusief "het ab
surde, het paradoxale en het tragische"
(zoals de schrijver in zijn motto Prof. Bou-
man citeert) gelijk.
Dit is het eerste boek wat wij kennen,
waarin getuigenis na getuigenis is gepre
senteerd met volle en openlijke vermelding
van herkomst, met nauwkeurige vermelding
van cijfers en data, en zelfs met eerlijke
nevenstelling van tegengestelde opinies
over hetzelfde feit. Dit is het eerste boek
dat wij kennen over krijgsgevangenschap,
waarin niemand en niets "verdacht" is ge
maakt, waarin koel en onvervaard feiten
zijn genoemd, maar bovenal (nogmaals) be
heerst is geschreven, zonder een zweem
van martelaarschap, sensatiezucht of ver
langen naar heldenverering.
Hiermede wedervaart dus ook uiteindelijk
recht aan hen, die in krijgsgevangenschap
als gemeenschapsmens en als karakter
werkelijk grote achting en bewondering ver
dienen, want tot nog toe zat er aan elke
verering, elke neerhaling, een "luchtje".
Niet zozeer omdat diverse "relazen" er be
wust op uit waren om de realiteit te ver
troebelen, maar doodgewoon door "gebrek
aan bewijs".
Dit is een wel wat uitvoerige inleiding om
dit boek "te plaatsen in zijn tijd en omstan
digheden", maar de hemel weet dat het
nodig is: te lang hebben wij zitten zanik-
ken met privé getuigenissen en te lang heb
ben wij moeten ontberen een compilatie
van feiten Te lang ook hebben wij naar
overdreven gemoraliseer bij eenvoudige fei
ten moeten luisteren. We kunnen niet na
laten onze verbazing nogeens uit te spre
ken over het feit dat de schrijver keer op
keer de verleiding heeft kunnen weerstaan
om bredere beschouwingen te spuien bij
het getuigen van gebeurtenissen, die in ho
ge mate karakteristieke zijn voor mens en
maatschappij in deze tijd.
Du Perron heeft geloof ik eens gezegd,
dat de eerste zin van een boek het boek
maakt. Is die eerste zin goed; de rest is
goed. Slecht, het boek is slecht. De waar
de van dit boek wordt inderdaad gekarak
teriseerd door de titel van het eerste hoofd
stuk: "Aantreden!" Geen geintjes, geen
smoesjes! Disciplinair en met plichtsgevoel
aantreden! Het boek "stort" zich dan als
het ware hals overkop in die krankzinnige
mars van Koeta Tjané naar Blang Kedjerèn
van 120 kilometer. Zonder uitroeptekens,
zonder vet-kapitale passages, met een mi
nimum aan adjectieven, hier en daar zelfs
"tongue in cheeck" en met een indrukwek
kend aantal zorgvuldig vastgestelde feiten.
Duidelijk wordt daar al (en verder het
hele boek door) dat de Nederlandse groep
(althans het totok-gedeelte) door omstan
digheden voor een belangrijk deel bestond
uit intelligentia (academici), met ongetwij
feld ook de zwakheden van deze groep (o.
a. de physieke),maar zeker ook met zijn
bijzonder sterke eigenschappen. Dit boek
is kennelijk voortgebracht door deze groep
(op het omslag wordt ook getuigd: door C.
van Heekeren met 100 anderen). Het ge
tuigt van een verantwoordelijkheidsgevoel
van hoger niveau dat uiteindelijk dit boek
geschreven is kunnen worden!
Maar hierover zegt het boek zelf niets.
Het munt uit door gebrek aan enige dis
criminatie, sociaal of radicaal. Het "signa
leert" geen zwakke figuren met naam en
toenaam (zoals helaas in zoveel privé ge
tuigenissen zelfs met grote gretigheid ge
beurt). Als vastgesteld wordt dat op deze
mars de Engelsen elke étappe weer het
snelst liepen, wordt rustig vastgesteld dat
dit ook de jongere en getrainde groep was;
geen sneer "omlaag", geen overdreven eer
bewijs "omhoog", In de beschrijving van de
Nederlandse groep valt op het getuigenis
over mensen en niet over rangen of soor
ten. De groep der "Indische jongens" wordt
meerdere malen genoemd, zonder een
zweem van verlangen om aan de hand van
mooie voorbeelden de groep te ver om
hoog te steken, noch ook om aan de hand
van zwakke voorbeelden de groep omlaag
te halen. Slechts eenmaal vervalt de schrij
ver in een algemeen bestaande sociale in-
criminatie, door een "Indische jongen" die
breekt onder een Japanse mishandeling en
om genade huilt "Indo" te noemen. Maar
doen ook de meeste Indo's dat zelf niet?
Bijzonder appreciëren wij van Heekeren's
standpunt dat de man die zichzelf respec
teert, niets weten wil van het "oog om oog,
tand om tand". De medicus dus, die later
weigert om een delegatie vrouwen haar zin
te geven die eisen dat zieke Japanners niet
per vrachtauto worden vervoerd omdat "wij
het ook niet werden", heeft gelijk. Zelfs in
tijden van oorlog geldt het "noblesse obli
ge" in zijn volle waardigheid. Onder dit
motto schijnt het hele boek geschreven:
een verlangen om met terugwijzing van alle
sentimenten aan te tonen dat ook onder de
ondenkbaarste omstandigheden de sterke
mens "nimmer despereert" en bij het voor
deel van het reciprociteit niet "lekker met
gelijke munt betaalt".
Excessen en grenzen worden haast ma
thematisch rustig vastgelegd. Inderdaad eet
men "alles": muizen, slangen, honden.
Maar ook kan een hongerlijder een apen-
handje niet door zijn keel krijgen omdat het
te veel aan een mensenhand herinnert.
Hiermee zijn zinspelingen in de richting van
kannibalisme in sommige sterke verhalen
rustig afgewezen als onbestaanbaar.
We beginnen niet aan de boekbespreking
zelf. We hebben dit allemaal zelf meege
maakt, immers? Maar we raden U graag
aan, dit boek te kopen om aan de hand
van een betrouwbaar kompas orde te stel
len op onze eigen herinneringen en oriën
teringen. U zult er zeker vaker dan eens in
Lees verder pag. 19
16