M Indische herinneringen van een journalist Ik ging chinees leren DE „DROOM" VAN KH'OENG FOE TSZ' Ui Tüi]i Tutti; s §f|j IN MEDAN destijds nog aan de "Deli Courant" verbonden zijnde ontmoette ik eens in Hotel de Boer de heer A. D. A. de Kat Angelino, ambtenaar voor Chinese Zaken, op inspectiereis. En aangezien ik van nature belangstelling heb voor vreemde talen klinkt het niet zo verwonderlijk, dat de bekende sinoloog mij warm wist te ma ken voor het Chinees, vooral omdat de Oostkust van Sumatra hoofdzakelijk sin keh's (nieuw-gasten) en minder peranakan Chinezen herbergde. Bovendien had men er rickshaw-koelies, die hongkong-trekkers genoemd plachten te worden. De heer de Kat Angelino legde mij uit, hoe de Chinese ideografen in de loop van vele eeuwen ontstaan zijn uit tekenschrift, zoals onderstaande voorbeelden kunnen aantonen. juüh yué tsz' shan móe vroeger: thansf-| zon maan kind .berg boom Hij voegde eraan toe, dat met de ideo- grafen de Chinezen niet alleen concrete, maar ook abstracte begrippen kunnen uit beelden en zelfs moderne technische arti kelen kunnen neerpenselen. Het gevolg van dit leerzame onderhoud was, dat ik mij hoe langer hoe meer voor de Chinezen ging interesseren, al wist ik inmiddels dat er in het Hemelse Rijk onge veer 40 verschillende dialecten werden ge sproken en een Chinees uit Nanking b.v. een landgenoot uit Peking niet kan ver staan. Alleen, wanneer zij geletterd waren, omdat hun beeldschrift uniform was. Sinds jaren was voor de jongere generatie echter het z.g. Kwo Yuh ingevoerd, de al gemeen verstaanbare "landstaal", om te be werkstelligen, dat alle Chinezen zich met tertijd via het gesproken woord met elkaar zouden kunnen onderhouden. Enkele jaren later nam ik een kloek be sluit. Ik legde namelijk beslag op een Chi nese leraar, die rekeningloper was van de firma Dhers, op de Kesawan in Medan. Hij sprak vrij behoorlijk Hollands, verschafte me leerboeken - nog steeds in mijn bezit-, doch liet na drie, vier lessen onverwacht verstek gaan. Zodat ik mij na enig gedul dig wachten naar de heer Alain Kerkhof van de Firma Dhers begaf, om te vragen waar m'n leermeester bleef. "Je leermeester?" vroeg de heer Kerk hof mij verbaasd. "Wat leert hij je dan?" "Wel, Chinees natuurlijk", antwoordde ik. "O", aldus de heer Kerkhof met een be grijpelijke oogopslag. "Dan zul je je les sen moeten vervolgen op de Soekamoelis... in de toetoepan... Hij heeft namelijk voor mij geinde gelden achterover gedrukt Ik stond perplex. Neen, er rustte kenne lijk geen zegen op m'n Chinese studie, zo- 13 dat ik die liet varen, maar toch mijn inten se belangstelling voor het Hemelse Rijk niet verloor. Al moest ik die bevredigen aan de hand van boeken en geschriften die vervat waren in een voor mij begrij pelijk taal. Wat mij zodoende steeds is bijgebleven zijn uitspraken van de beroemde Chinese wijsgeer Kh'oeng Foe Tsz' - die men, ver- latiniseerd, Confucius pleegt te noemen - en in 552 of 551 jaar v. Chr. geboren werd. In zijn geschiedkundig-wijsgerig werk "Ts' oen Ts'oe" heeft hij drie ontwikkelingssta dia van het mensdom voorzien. Volgens de sinoloog Henri Borel omschrijft hij de drie stadia als volgt: In het eerste, het wanordelijke stadium is de primitieve beschaving juist uit de cha os ontstaan en is de sociale geest nog zeer ruw. Er bestaat een scherpe afschei ding tussen het eigen land en alle andere landen. Daarom wordt meer gelet op de toestanden in eigen land dan in den vreem de en, behalve machtige rijken, die worden gevreesd, worden kleine landjes verwaar loosd en over het hoofd gezien. In het tweede, het z.g. vooruitgaande vredesstadium, is er enkel onderscheid be schaafde landen en de onbeschaafde, de barbarenvolken. De grens der beschaving is breder en de vriendschap der naties nau wer. Door gelijke rechten kunnen kleine landen bij grote hun vertegenwoordiger hebben. In het derde stadium, dat van de uiter ste vrede, T'a T'oeng genaamd - de Grote Gelijkheid - is er in 't geheel geen onder scheid meer. De barbaren zijn beschaafde volken geworden en hebben gelijke rech ten als andere volken. Al zijn de naties ver van elkaar of dichtbij, de hele wereld is een Eenheid, en het karakter der mens heid is tot zijn hoogste ontwikkeling geko men. Kh'oeng Foe Tsz. Filosofen van onze tijd, dus ongeveer 2500 jaar na Confucius, hebben de door hem aangegeven drie stadia van ontwikke ling wel eens aangeduid als de ontwikkeling van natuur- tot cultuurvolken, en van cul tuur- tot creatuurvolken, volgens de heer sende natuurwet, die een kind via de pu bertijdsjaren tot volwassenheid doet rijpen. In zijn werk "Lente en Herfst" geeft Con fucius een verbluffend bewijs van vooruit ziendheid (dus geen helderziendheid!) ten aanzien van de ontwikkeling van het mens dom. Hij zegt in genoemd boek (weder om volgens Henri Borel): Men kiest dan (nl. in het derde stadium) mensen van talent, deugd en kunde; dezen spreken over ernstige overeenkomst en sa menwerking en bevorderen algemene we reldvrede. De mensen beschouwen hun ou ders niet enkel meer als hun eigen ouders of kinderen als hun kinderen. Er wordt een praktische voorziening ge troffen voor ouden van dagen tot aan hun dood, werkverschaffing voor de middelbare leeftijd en opvoeding van de jeugd. De weduwnaars, weduwen en wezen en kinderloze oude mensen, en zij, die door ziekte niet meer in staat zijn te werken, worden allen behoorlijk onderhouden. Iedere man heeft zijn rechten in de individualiteit van iedere vrouw is gewaar borgd. Welnu; de door de Chinese wijsgeer on geveer 2500 jaar geleden voorziene maat regelen zijn nu reeds in de z.g. beschaafde landen verwezenlijkt! Niet geheel ten on rechte schreef Henri Borel in 1916 in zijn werkje "De Geest van China", dat de denk beelden van Confucius nog eens tot Eu ropa zouden doordringen en onze ganse wereldbeschouwing zouden wijzigen. Niet, omdat de geest van China dan tot ons zou zijn doorgedrongen, doch wel de bewust wording van de natuur- en zedewetten der Alomvattende Intelligentie- hoe men deze eventueel anders moge noemen of belijden -, waarvan ook reeds Confucius zovele eeuwen geleden een drager en verkondiger was! JACQ. VREKE guitaarr irucagei »<m iiip wiiivmsen Tllll!: Toili] EERSTE GRAMMOFOONPLAAT met aan de ene zijde een knappe guitaar- trucage van het bekende Indische lied TE- RANG BOELAN in een modern arrangement gespeeld door Flip Willemsen; en aan de andere zijde het sprookje DOORNROOS JE op z'n Indisch verteld door Huug Sachs, reeds bij velen bekend door de Pasar Ma- lam en Tong Tong avonden. Code: TT 0001 Prijs: f 3.50 4. 0.30 Porti ƒ3.80 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1965 | | pagina 13