HERINNERING
AAN
's LANDS PLANTENTUIN
Vroeger stond bij een verblijf in Buitenzorg, hoe kort dit ook duren mocht, onvermijdelijk
een bezoek aan de Plantentuin op het programma. En terecht. Hoewel een leek oneindig
veel miste van het grote aantal wetenswaardigheden en bijzonderheden van de gewassen
aldaar zou hij alleen al door een wandeling door dit uit tuinarchitectonisch oogpunt scho
ne stukje grond langdurige herinneringen behouden.
Ook ik vond mijn weg daarheen in 1946.
Hoewel verwaarloosd, kon men toch zeg
gen dat de Tuin na de oorlog in nagenoeg
dezelfde toestand verkeerde als daarvoor,
dank zij een Japans econoom wiens invloed
verhinderen kon dat vernielingen plaats
vonden, zoals mij werd verteld. Welk een
indruk maakte de Nieuwe Kanarielaan, be
staande uit fraaie hoge bomen (Canarium
communa). Deze laan werd bijna 80 jaar
geleden geplant ter vervanging van de Ou
de Kanarielaan. Onder deze bomen was het
steeds koel en de meeste waren begroeid
met forse klimplanten, enkele van de dui
zenden verschillende soorten die in de ar
chipel voorkomen, of met de orchideeën
met de kleine, witte, sterk ruikende bloem
pjes, die hier veel voorkomen. Deze laatste
zijn epiphyten, evenals de vele op de bo
men en horizontale takken groeiende Nest
varens (Asplenium nidus). Zij verankeren
zich in de groeven van de schors en put
ten hun voedsel uit de afvalstoffen of het
in de spleten gewaaide stof, zonder even
wel de boom zelf aan te tasten. Van de
Nestvaren, die ten onrechte zo genoemd
wordt, daar nog nooit een vogel er zijn
nest gebouwd heeft, wordt weieens be
weerd, dat soms een grote worm daarin
huist, die de eigenschap bezit geluid te
kunnen voortbrengen. Op de Nestvarens
groeit op dezelfde wijze vaak een tweede
varensoort. Dit zijn epiphyten van de twee
de orde, in tegenstelling tot de eersten, die
epiphyten van de eerste orde genoemd
worden. Wat een prachtig gezicht, als de
zon door de lichtgroene bladeren van deze
vaak zeer grote complexen van Nestvarens
scheen, die tot hoog in de bomen kunnen
zitten.
Zeer veel ficussoorten trof men er aan,
vele met hun eigen bijzonderheden, doch
een algemeen kenmerk was de bloeiwijze,
direct op stam en takken. Deze cauliflorie
treft men o.a. ook aan bij de cacao en in
Holland vindt men ze bij de Prunussoor
ten.
Opvallend waren de reuzen van het oer
woud met hun zware plankwortels, die als
steunberen een eind tegen de stam oprij
zen om de boom bij storm de vereiste ste
vigheid te geven. Het is tussen twee van
die plankwortels, dat de woudloper zijn
tent bouwt, en tussen twee van die plank
wortels stelt het bedreigde wilde zwijn zich
op, zich gedekt wetend aan achter- en zij
kanten. Deze bomen vormen het geraamte
van het oerwoud. De stam is meestal kaars
recht en draagt een hoog aangezette
kroon.
In het nieuwe gedeelte, dat zich door zijn
ruimtelijke aanleg van de overige gedeel
ten van de Plantentuin onderscheidde, viel
de Harsboom of Agathis op (bij de ko
ningin Astridlaan), welke in het wild ge-
isoleerd voorkomt in groepjes van enkele
exemplaren en vaak boven alles uitsteekt.
Aan de voet van de boom verzamelt zich
op de duur een flinke hoeveelheid hars,
die in de grond verzinkt en versteent: de
kopal of grondhars. Door de bevolking der
Molukken, waar de bomen oorspronkelijk
voorkwamen, werd dit verzameld. In later
tijden tapte men de boom bewust af en
dit produkt heette dan gomdamar. Voor de
oorlog was aan weerszijden van de weg
Soekaboemi-Buitenzorg een rij van deze
Agathis aangeplant. Over deze Agatis Aus-
tralis valt een hoop te zeggen. In Nieuw
Zeeland werd deze boom, de Kauri, al heel
lang geleden gevonden. Evenals de Moa en
de Tuatara ('n hagedisachtig reptiel slechts
op enkele eilandjes aan de Noordkust van
het Noorder eiland van Nieuw Zeeland
voorkomend) groeide de Kauri daar mil
joenen jaren geleden. De Moa is uitgestor
ven, de Tuatara is nog wat gebleven; de
eeuwenoude historie van de Agathis kan
afgelezen worden in de kolenlagen. Of
schoon bijna door de blanken uitgeroeid,
heeft hij blijk gegeven nog ontelbare jaren
te kunnen voortbestaan indien hem een re
delijke kans wordt gegeven („The Kauri",
door A. H. Reed, Wellington). Zij konden
een enorme omvang bereiken en hun waar
de als timmerhout was er borg voor dat de
oorspronkelijke wouden thans niet meer
gevonden worden. Van de ruwweg V/2 mil
joen ha. Kauri in Nieuw Zeeland is prac-
tisch niets meer over
Het z.g. nieuwe gedeelte herbergde nog
meer interessante en fraaie soorten.
Staande op het hoogste punt bij het thee
huisje zag men links voor zich een gele of
geelgroene struik, waarvan het loof gege
ten kan worden. Het was de Molukse Kool
boom of wel Pisonia sylvestris. Deze komt
tegenwoordig nog slechts voor op kalk-
eilandjes aan de Zuidkust van Java en is
verder zeer zeldzaam. Rechts tussen de
bomen op de achtergrond viel de Spuitjes
boom of Spathodea op, bedekt met grote
trossen felrode bloemen, welke boom uit
Afrika afkomstig is.
Andere interessante vormen met een ge
heel ander en eigen karakter waren de
Cambodja en de Asclepias. De eerste
wordt veel op kerkhoven aangeplant en
wordt hierom door sommigen met de dood
geassocieerd en daardoor griezelig gevon
den. Ook op Malakka worden zij steeds op
graven geplant. Het gewas maakt een kale,
stijve indruk, heeft dikke bladeren en heer
lijk geurende bloemen, wit met een geel
hart. Bij verwonding treedt melksap naar
buiten. De voortplanting geschiedt vegeta
tief, daar er practisch geen vruchten aan
komen.
Het domein van de Asclepias bestaat uit
open, droog en zonnig terrein, met kalk
rotsen. De heester heeft een meelachtige
aanslag, die te grote verdamping in het
zonnige klimaat moet voorkomen.
Zo waren er nog veel andere interessante
gewassen, teveel om op te noemen. Men
was in een keer niet uitgekeken. Steeds
zag men weer andere mooie heesters met
vreemde bloeiwijzen en een liefhebber kon
pas na lange studie en door goed rond te
kijken zich iets van de grote rijkdom aan
wetenswaardigheden eigen maken. Veel
bomen waren aan het bladwisselen en
maakte de indruk af te sterven. Van ande
re was dit slechts met enkele takken het
geval: zelfstandige of autonome bladwisse
ling. De tuin was een sprookje en het was
een verademing er in de woelige tijd na de
oorlog doorheen te dwalen om eens alles
te vergeten.
Wanneer men Buitenzorg vanaf Djakarta
binnenkomt, ziet men recht voor zich uit
de Plantentuin met het witte Paleis, waar
onze vroegere GG's plachten te komen, en
de brede oprijlanen, omgeven door de uit
gestrekte gazons. Ik mocht graag over die
weg, langs het oude ,,14e Bataljon" wande
len. In de regentijd zag men vanaf de Gro
te Postweg, waaraan de Plantentuin ligt,
over de vallei van de Tjiliwoeng in de verte
de vage contour van de Gedeh, in een be
wolkte regenfloers gehuld als schreiend
over de rampzalige chaos waarin het Java
na de oorlog verkeerde. Langzamerhand
werd het donkerder en het begon te waai
en. De regen naderde. Langzaam kwam de
bui nader, het grijs van de regen werd
steeds donkerder. Dan vielen de eerste
druppels, steeds sneller, totdat de bui in
al zijn kracht losbarstte. Al spoedig werden
beekjes gevormd, er ontstonden plassen
en bijna niemand was meer op straat te
vinden, of het moest zijn de arme bedelaar,
een van de velen, die, hulpeloos, zich traag
onder een boom terugtrok. Nu en dan werd
het iets lichter en minderde de bui enigs
zins, doch dan kropen de wolken weer aan
om zich opnieuw van hun last te ontdoen.
En na de bui, die tot in de avond voort
duurde, was het koel. En zwijgend, In ge
laten rust, lag de natuur te wachten op de
nieuwe dag.
Jhr. V. V. v. CAMMINGHA.
icp.MiMv
Hu Uit/lt(UMi7/f|]
ll'IHlII/MÏto