VAN HIER EN GUNDER
tong tong op de band
Vervolg van pag. 3
NAMEN NOEMEN
In Uw blad van 3 maart 1965, 9e jaargang
No. 16, staat in de rubriek "Van hier en gun-
der" een brief van een zekere ERNIE, wiens
identiteit bij de redactie bekend is.
Aangezien ik ook Ernie heet en de jaar
gangen van Tong Tong ook bewaar, zou ik het
zeer op prijs stellen indien U in het volgende
nummer van Uw blad duidelijk zoudt willen
vermelden, dat bovengenoemde brief NIET
VAN ERNIE SMITS afkomstig is.
S. Smits
Leiden
Dit is de eerste en ook de enige keer
dat wij een verzoek als dit in Tong Tong
behandelen, omdat het een typisch facet
van de Indische samenleving belicht, zoals
ik maar al te vaak heb ondervonden. Na
melijk de verwarring van naams- en per
soonsidentiteit.
Sinds mijn verhalenbundels "Tjies" en
"Tjoek" verschenen, ben ik ontelbare malen
aangeschreven of aangesproken door per
sonen, die dezelfde naam droegen als figu
ren in mijn verhalen. Men wilde weten of
het verre of nabije familieleden betrof. In
één geval dreigde de naamdrager van één
van de "ongunstige" karakters in mijn ver
halen mij zelfs met een proces, omdat naar
zijn overtuiging in zijn familie zo'n snoodaard
niet voorkwam. Dus achtte hij "zijn naam
besmet" en beweerde zelfs dat hij "met
de vinger nagewezen werd" door kennissen
die mijn boek ook gelezen hadden.
Een schrijver die eveneens onder pseu
doniem schrijft (zo'n pseudoniem heet "nom
de plüme" en betekent "pen-naam", wat
heel wat anders is dan "alias" kreeg van
een Indischman een gevaarlijke brief:
Waar haalde hij de brutaliteit vandaan om
zijn naam te gebruiken!
Tong Tong denkt er over om het
tijdschrift op de band op te ne
men, zodat ook slecht zienden
en blinden Tjalies woorden kun
nen horen.
Wie denkt hieraan behoefte te
hebben of weet iemand in zijn
omgeving die er behoefte aan
heeft?
Stuur ons dan even een kaartje
met naam en verdere gegevens,
want pas bij voldoende belang
stelling heeft het nut hieraan te
beginnen.
Het vreemde is dat Indische lezers bij
het lezen van niet-lndische boeken er geen
seconde over piekeren om de schrijver om
rekenschap te vragen over het kiezen van
namen. Ik weet nog steeds niet of men dat
doet omdat a. toch nooit Indische mensen
bedoeld zijn, b. boekennamen zoals John
son, Goulart, Ortega, Papini, enz. toch nooit
in Indië voorkomen, c. men denkt dat de ro
manfiguren onder die naam 'echt bestaan",
maar gelukkig niet wij. In elk geval hebben
Europese schrijvers of redacteuren geen
last van zulke brieven.
Nu weet men waarschijnlijk niet dat ro
manschrijvers bij het geven van verzonnen
namen aan verzonnen figuren toch altijd
wel namen kiezen, die bij het soort en het
milieu passen. Ook in boeken die authen
tieke gebeurtenissen beschrijven, maar
waarin men de echte namen om welke re
den ook niet noemen wil, geeft men de
personen namen die bij hun milieu passen.
Een Hollandse bakkersknecht heet dus b.v.
Jan Last en niet Edmond de Lussanet de
Brétancourt, want dat zou complete non
sens zijn.
Maar in Indië hoeft dat geen nonsens te
zijn, want daar worden zulke namen inder
daad gedragen door soms heel eenvoudige
ambtenaren. Als dus een Indische schrijver
in zijn boek een eenvoudige commies zo'n
naam geeft, tekent hij daarmee een uitzon
derlijke karakteristiek van de Indische maat
schappij. Maar het zou natuurlijk dwaasheid
zijn als alle dragers van die naam protest
brieven gingen schrijven aan de auteur.
Ook moet men werkelijk niet hopen met
een proces zijn zaak te winnen, want namen
zijn (helaas of gelukkig) geen uitdrukkelijk
eigendom van naamdragers. Alleen dragers
van titels kunnen daarop een uitzondering
maken (niet altijd).
Indische mensen weten dat zo niet. Om
dat in Indië vaak werkelijk namen uitslui
tend behoren tot een "stam-groep" met
zelfs een duidelijke localisering. Zo komen
b.v. de Theuvenets uit Padang, de Claproths
uit Makassar, de Herculessen uit Tegal,
enz. enz. Dat is zelfs zó sterk dat als je
in Alaska of Moskou een meneer Theuvenet
tegenkomt, je tanggoeng weet dat hij uit
Padang komt. En als je dus zegt: "Hallo
Padang!" hij zowat in snikken uitbarst om
dat eindelijk iemand zijn identiteit kent.
Maar dat betekent niet dat als je in een
roman met een figuur kennismaakt die
Theuvenet heet, dit tanggoeng iemand is
van Padang. De schrijver heeft alleen deze
naam gekozen omdat hij een persoon in
het leven geroepen heeft, die typisch in
Padang thuishoort.
Dat is één. Nu barang nummer twee.
Bij het inzenden van artikelen en brieven
naar tijdschriften speelt de naam maar zel
den een belangrijke rol. Dat gaat alleen
maar op voor mensen met een bijzondere,
algemene identiteit, b.v. een minister, be
roemde specialist, autoriteit op een bepaald
gebied. Voor alle andere brieven zegt de
naam niets, maar gaat het om de gedachte
in dat stuk of die brief. Denk maar aan
rubrieken van ingezonden stukken in Time.
Life, Newsweek, Telegraaf, enz. Al die in
zenders zeggen tot ons niets met hun na
men en zelden wat met hun kwaliteit. Wat
kan het mij schelen of een brief ingezonden
wordt door mr. Harry Brown of Charley
Robinson. Ik ken de man niet en zal hem
nooit kennen, maar zijn idee is mij uit het
hart gegrepen. Of hij is een soort kerel
die in ons midden leeft en waar je voor
moet uitkijken. Punt. En Tjaiie Robinson
schrijft geen correctie-brief!
Indische lezers weten dat vaak niet.
Zó benauwd zijn ze vaak "met naam en toe
naam in de krant gezet te worden", dat
massa's brieven of ingezonden stukken ons
bereiken onder halve namen, schuilnamen
of met X of N.N. sadja. Dat respecteren wij
(al begrijpen wij soms de overdreven voor
zichtigheid niet).
Maar nu zijn er b.v. vele inzenders die
Ernie of Nes heten (van de voornaam Er-
nest). Eén schrijft een brief en ondertekent
zo. Nu denken andere Ernesten te ge
makkelijk dat zij ervan "verdacht" zouden
kunnen worden dat zij die brief geschre
ven zouden kunnen hebben. Maar wie van
de duizenden lezers kent Ernie ook? Of
gaat het wat aan dat het een Ernie was die
die brief geschreven zou kunnen hebben?
Alleen een kleine kring van sobats, toch?
Wel, zeg het aan die kring en de kous is
af. Maar vertel niet aan duizenden mensen,
die er geen spat interesse voor hebben,
dat niet speciaal die en die Ernie bedoeld
is. Dat is net zo nutteloos als het vertellen
aan heel Nederland dat met "volgens Bart-
jes" niet bedoeld wordt meneer P. R. Bart-
jes, Medemblikstraat 34, Hoorn (en als er
toevallig zo'n meneer op dit adres in Hoorn
woont, vragen wij excuus; hij wordt er niet
mee bedoeld...).
Wij zijn Ernie Smits dankbaar dat hij
ons in de gelgenheid heeft gesteld deze
uiteenzetting te geven. Al weet U nu nog
steeds niet wie hij is... U weet in elk geval
wat hij in een bepaald geval niet is geweest
tenzij alsnog vermeld wordt het juiste
adres, de geboorteplaats en het paspoort
nummer. En wij verzoeken de lezer dus ver
der ook niet te denken aan de naam Ernie
Smits. De brief had net zo goed geschre
ven kunnen worden door Tjoh Lapré, Ven-
tie Pieters of Nono Mulder.
Intussen wordt ook duidelijk waarom zo'n
"titulatuur" in Indië kon ontstaan als "Jan
sen Betoel". Want er zijn millioenen Jansens
en maar één is de Jansen die voor U staat
- niet van Padang, niet van Ambon, niet
van Soerabaja, maar Jansen Betoel, d.i.
gewoon die vent die voor U staat "sec".
Merkwaardig is intussen dat men niet
protesteert als de naam gebruikt is voor
een heldenfiguur in een boek of een mooi
artikel in een blad. "Zeg, heb jij dat ge
schreven? Tsk-tsk-tsk! Djempol!"
Ik ken een persoon die de naam draagt van
een min of meer glorieuze figuur uit één
van mijn korte verhalen, er ook voor wordt
aangezien en met een bescheiden maar on
miskenbaar trotse glimlach die (valse) re
putatie draagt!
Maar laat ons voortaan bij het lezen
van namen, schuilnamen en overeenkomst
namen voorzichtiger zijn met het te snel
veronderstellen van de identiteit. T.R.