in mïm
n
wp i iiia
mi
Derde reisbrief van Tjalie
ff MO
if!jm UIL
4JL* mi
DE OUDE „TJINTJAY" IN EEN NIEUWE REVOLUTIE
Dit eerste artikel over Indonesia komt pas „los" nadat ik ruim een maand hier ben. En
nóg weet ik niet of ik al genoeg weet of aanvoel van het leven hier om vrij betrouwbaar
te kunnen getuigen. Ja, VRIJ betrouwbaar. Want wie elf jaren weggeweest is uit een land
IN REVOLUTIE, mist ontzaglijk veel.
Uit het kalme, trage Holland kan je elf ja
ren weg zijn en na terugkomst niet veel
veranderd zien. Maar in een land in revo
lutie kan in luttele jaren enorm veel ver
anderen. Wie gewend is theoretisch te
denken, neme elk willekeurig aantal jaren
na de Grote Franse Revolutie na 1790 en
weet dat het zo is.
Bovendien ben ik zelf veranderd. Ouder
geworden. De taaie, veerkrachtige Tjalie
van de ouwe Piekerans is veteraan gewor
den, ouwe sok, zo gij wilt. Net zo schrijven
als elf jaren geleden kan ik niet meer, zo
als U weet. Het bedrijven van journalistiek
in Tong-Tong is toch wel wat anders dan
het invullen van Staten en formulieren bij
BBI
Dat ik ouder geworden ben, werd ik op
een nogal onthutsende manier gewaar door
de aanspraak van een betja-kerel die me
„Mpèh" noemde. Nou moet U weten dat
men elkaar in de Chinese stad meestal
gemoedelijk met „Ngkoh" aanspreekt, dat
de neutrale vorm is van „broeder". Tech
nisch onderscheidt de Chinees twee soor
ten broeders: de oudere en jongere. De
jongere worden „Ntjèk" genoemd en de
oudere „Mpèh". Mpèh noemt men elke
„eerbiedwaardige grijze oudeheer", het is
eigenlijk meer een vorm van respect en
goede manieren dan een vorm van broeder
schap. Hoe dan ook, als je eerst je halve
leven Ngkoh bent geweest en dan opeens
Mpèh wordt genoemd, pak je toch wel even
naar je grijze kuif!
Hier komt en passant nog iets anders om
een hoekje kijken: lijk ik op een Chinees?
Ikzelf vindt van niet, hoewel er zelfs nog
een scheut Chinees bloed door m'n ade
ren stroomt. Maar het is een bekend feit
dat vele Indo's bij het ouder worden in de
ogen van anderen iets Chinees beginnen
te krijgen, hoewel ze geen druppel Mon
gools bloed in de aderen hebben. Maar ja,
dat is zelfs het geval met vele oude Euro
peanen, zoals U weet. Heel merkwaardig
eigenlijk.
Is er een verklaring voor?
En nog iets anders bijzonders komt er om
de hoek kijken: niemand herkende blijkbaar
de vreemdeling in me. Op Glodok b.v. wor
den Fransen of Russen (vaak de enige Eu
ropeanen die er nog rondlopen; Nederlan
ders of Amerikanen zijn uit het straatbeeld
weggevaagd) nog steeds „toean" genoemd.
Maar in mij zag men nog steeds de man
die erbij hoorde. Ik ben ouder geworden,
maar géén vreemdeling!
Het duidelijkst merkte ik dit wel als ik sa
men op stap was met Pak Wongso (bij wie
ik het vaakst logeerde). Deze kon niet na
laten te vertellen hoe lang ik weggeweest
was, maar dat maakte niet de minste in
druk en de meeste luisteraars keken me
aan alsof ze dachten: „Je kan me wel meer
vertellen, maar deze toean is beslist nóóit
weggeweestl"
Dat kwam eigenlijk ook door het sterkste
verschijnsel van bliksemsnelle assimilatie,
dat me ooit overkomen is. In andere tropi
sche landen heb ik me ook vaak op m'n
gemak gevoeld, maar hier in Djakarta
„overviel" m'n oude Ik me onverhoeds van
achteren en verslond me met huid en haar
voor ik er erg in had. En nog vóór ik een
stap of tien op de oude bodem gedaan had.
Begon ik in Holland en in Amerika op het
laatst veel Indonesische woorden te ver
geten - zelfs de eenvoudigste - en was ik
zelfs zó bang dat ik het Indonesisch ge
heel ontleerd zou zijn dat ik een woorden
boek mee op reis nam, op het vliegveld
Kemajoran kwam de taal in mijn hoofd te
rug zonder dat ik er een vinger naar hoef
de uit te steken; bij het opvangen van de
Bij een verkoopster van allerlei soorten pap stond
dit bord. Als U er goed op kijkt ziet U ook staan:
„havermout", maar in werkelijkheid Is het „bulgur"
een Amerikaanse graansoort, die in een steunactie
gratis werd verstrekt aan Indonesia.
eerste woorden die de kruiers uitspraken
die de trap naar het vliegtuig rolden, van
met elkaar pratende Indonesiërs, bij het
eerste Indonesische gesprek met de doua
ne-ambtenaar. Tongval, intonatie, idioom en
woordenschat lagen als bij toverslag weer
klaar. Dat werd nog sterker toen ik in de
Chinese Kota terug was, waar dat wonder
lijke drie-kwart Betawies (nu: Djakartaans)
en éénkwart Hokkian Chinees gesproken
wordt met een hele ris ondefinieerbare
aanstellerijen en code-woorden er tussen
door. Alles kwam gewoon mijn mond weer
uitrollen zonder dat ik een tiende secon
de hoefde te piekeren. En ik zei weer:
„Atoe adjè, Pak" (waarbij dus de begin
s-en van satoe sadja gewoon zijn ingeslikt)
alsof het feilloos bahasa istimewa was. En
ik weet nog steeds niet waar ik mij meer
over verwonderen moet, over mijn straat
slijpersgeheugen of over het feit dat in elf
jaren de taal niet veranderd is. Overigens
bleek me later wel dat ook het standaard-
Indonesisch gemakkelijk te overmeesteren
bleek. Ik las b.v. vlot de krant en kon me
met pegawais (ambtenaren) van diverse
kantoren vlot verstaan.
In het algemeen gesproken is althans de
Djakartanse levensstijl me direct weer eigen
geworden. Later merkte ik overigens ook
wel dat het leven in Bandoeng, Bogor of
Tjipanas me al heel gauw weer goed lag
en ik heb de overtuiging dat elke Indisch
man, die vroeger Indonesië wat beter ken
de dan alleen van de Europese wijk en de
Club, zich in Indonesië weer gauw kan
aanpassen ook als andere voors en
tegens kunnen worden opgelost. Waarover
later. Mij althans is Indonesië een nieuw
„Pangabetah" gebleken, wat Soendanees
is voor „daar waar men zich thuis voelt".
En als we nu toch een vreemd woord ge
vonden hebben om onze oriëntering te for
muleren, hier is er nog één: veel Indische
mensen die Chinese contacten gehad heb
ben (maar het woord is ook algemeen goed
bekend), kennen het woord „tjintjay", een
moeilijk te vertalen woord voor een moei
lijk te vertalen begrip:
niet veel poespas maken,
de dingen nemen zoals ze zijn.
Amerikanen zeggen „okay" of „suit your
self".
Trek gerust geen schoenen aan en kom
gewoon op je sloffen;
nou ja, als het een beetje later wordt, mop
per ik niet;
ik heb geen fijne logeerkamer, maar een
goed veldbed in de garage en een volle
etenskast
Weet U wat ik bedoel? Tjintjay.
Worry ook niet te veel. Naar de koekkoek
met de voorstellingen van het vergaan van
de wereld; neem nog een pisang goreng
Ik was die levensstijl haast weer ontwend
in Europa en in het begin had ik nogal wat
last van m'n, in Europa gekweekte, forma
listische gewoonten, maar later leefde ik
me er niet alleen vlot in, maar merkte ik
ook dat de hele Indonesische levensstijl,
levensfilosofie, economie en politiek er min
of meer van doortrokken zijn en daardoor
Lees verder pag. 9
8