Indo s in Amerika en "Hall of Fame" Het paviljoen van "De Soos" met "Hall ot Fame" op de International Fair in Los Angeles. In historisch costuum van links naar rechts: Eugenie Wintersberger, Frans Wintersberger en Norma Winter. Op de achtergrond portretten van Louis Couperus, Tlalie Pesch, Dick de Hoog en Karei Zaalberg. Er bestaat in Californië een actieve Indi sche vereniging: "Indo Community Center 'De Soos' onder voorzitterschap van René Creutzburg. Zij hebben het plan om een goede Amerikaanse gewoonte na te volgen en een zg. "Hall of Fame" samen te stellen van Indo's en personen, die zich voor de Indo gemeenschap verdienstelijk hebben gemaakt. Zo'n Hall of Fame heeft bijv. ook het "In ternational College of Surgeons". Deze Amerikaanse associatie van chirurgen heeft over de gehele wereld leden wonen, waar onder vele vooraanstaande en beroemde doktoren. Een Hall of Fame is een soort galerij van portretten of afbeeldingen van beroemde mannen en vrouwen. De verzameling is aan gevuld met de voorwerpen en boeken die deze personen beroemd hebben gemaakt. Ook vele biografische bijzonderheden zijn in zo'n collectie te vinden. Zulk een Hall of Fame is een schatkamer van culturele waarden voor latere generaties want voorname tradities, levenswaarden en edele doeleinden weerspiegelen zich erin. In de Californische Hall of Fame van de Indo zullen zeker een Pa van der Steur en een Dick de Hoog een ereplaats krijgen. Wanneer ik nu aan de laatste denk gaan mijn gedachten als vanzelf naar Tjalie Ro binson toe. Het uiterlijk van deze twee In do's lijkt mij geheel tegengesteld: Dick ziet er op foto's uit als een man met een breed gezicht, nogal gezet en klein van postuur (persoonlijk heb ik hem nooit gekend). Tja lie daarentegen heeft een smal gezicht is lang en mager. Maar hoe identiek was hun beider streven! Ik geloof, dat geen enkel Indo, die goed bij zijn positieven is het levenswerk van Dick de Hoog zal durven kleineren. Dat zeggen we nu, achteraf! Maar hoeveel Indo's heb ben daadwerkelijk het mooie werk van het Indo-Europeesverbond, het I.E.V., gesteund? Het ledenaantal van het I.E.V. was in de glorietijd (zie Herdenkingsuitgave van het I.E.V. 1964, uitgave Tong Tong): 15.000. Hoe groot is dit getal uitgedrukt in percen tages van het totale aantal bestaande Indo's in die tijd? Wanneer we de schatting van prof. Van der Kroef aanhouden dan is het aantal I.E.V. leden 5% geweest van de totale groep der Indo's. Een bedroevend percentage! Voor een opgave der grootte van de Indo bevol king van 1854 tot 1951 zie de 'box', elders afgedrukt. De Betekenis van het werk van Dick de Hoog moeten we zien tegen de achtergrond van een koloniale samenleving. De Indo- groep omstreeks de eeuwwisseling was in aantal toegenomen, maar ook in geestelijke ontwikkeling; de groep eiste medezeggen schap. In 1919 werd het Indo Europees Verbond opgericht. De volgende twintig ja ren heeft het I.E.V. gestreden voor de be langen van deze minderheidsgroep. Dick de Hoog was de meest prominente woordvoer der. Altijd paraat, altijd onversaagd en steeds weer opnieuw heeft hij gewerkt voor het aanzien van de Indo, zowel op sociaal als economisch gebied. De staatkundige status van deze minderheidsgroep heeft hij helpen hooghouden en verstevigen. Dat was zijn toegewijde taak in een koloniale maat schappij. Vele lezers zullen zich kunnen herinneren, dat het paspoort van elke in Indië geboren Indo het stempel "Nederlands Onderdaan" droeg. Nu was elke Nederlander, Neder lands Onderdaan, maar niet elke Neder lands Onderdaan een Nederlander. Voelt men deze subtiele afspiegeling van een koloniale, staatkundige gedachtegang? Indien wij nu, de latere generaties, terug kijken op het werk van deze Indo leider, dan zeggen we: Dick, je werk was grandi oos! 95% van ons hebben er geen snipper aan gedaan. Jij en jouw kleine dappere groep hebben de kastanjes voor ons uit het vuur gesleept. We zullen je altijd in ere houden! Na 1950 werd alles grondig gewijzigd. We mogen gerust aannemen dat driekwart van de totale Indo groep in Nederland woont. We zijn thans leden van een samenleving, die niet meer op koloniale leest is ge schoeid. We zijn wel een minderheidsgroep gebleven maar voor ons staatkundig aan zien hoeven wij niet meer te vechten: op het paspoort prijkt duidelijk het stempel: Nederlander. We zijn volwaardig burger. Het aanzien van de Indo wordt nu bepaald, als elke andere Nederlander, door hetgeen we presteren in ons werk en in onze om geving. Maar we zullen ook worden beoor deeld naar onze bijdragen aan de Neder landse samenleving, naar onze geschenken aan de cultuur van het land waarin wij wonen. Het is het ernstige streven van Tjalie Ro binson om de culturele status van de Indo vorm te geven. Steeds weer heeft hij ge wezen op het feit dat de Indo een defini tieve cultuur bezit, dat de Indo een traditie bezit, dat er studie nodig is om die te her ontdekken, en dat het waard is om deze dingen te behouden. Zoals Dick de Hoog vocht voor het sociale aanzien van de Indo, zo vecht Tjalie, nu het sociale aanzien geen strijdpunt meer is, voor het culturele aanzien van de Indo. Zo weinig steun als De Hoog kreeg, 5%, zo weinig krijgt Robinson die thans. Ik schat het aantal Indo's thans woonachtig in Nederland op ca. y2 millioen, hiervan zijn 81/2 duizend betalend abonnee van Tong Tong. Nog geen 2%! Een Indo cultuur be staat (anders zou er toch nooit zoveel te doen zijn over assimilatie of geen assimi latie); een Indo traditie bestaat. Maar weer is het één man en een kleine, hechte groep die het pionierswerk doen. De anderen zul len er later weer van profiteren. En de Indo's die zich moedwillig buiten de Tong Tong gemeenschap houden? De Soedah-laat-maars, de Super-geassimileer- den, de O-zo-gauw-gegriefden, kortom de Indo van hoog tot laag met die korte, korte blik, die niet verder reikt dan een neusleng te: zij zullen het voordeel oogsten als Tjalie en die kleine groep zijn verdwenen. Zullen ze eindelijk wakker worden? Zullen ze eenmaal uit dat smalle wereldje van hun ik kunnen stappen om vrijer adem te halen in een atmosfeer van een eigen Indo cultuur? Lees verder volgende pagina 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 7