ik
VOOR DE VROUW
Hebt U een Sumba-doek in huis?
Mensen die lang in Indonesië hebben gewoond, of familieleden hebben die daar zijn
geweest; of mensen die zelfs "alleen maar" oog hebben voor kunst, zijn vaak niet
onbekend met de geikatte doeken van het eiland Sumba. De kleden die zo lang en
breed zijn, dat ze heel goed als divankleed of als gordijn voor een flink raam zijn te ge
bruiken, waren in de 20-er en 30-er jaren van deze eeuw met hun voorliefde voor het
exotische in de kunst, zeer in de mode. In Holland kon je er ook aan komen: als je veel
geld had, ging je naar de deftige Liberty-zaak in Amsterdam; als je beurs platter was,
kon je op de markt ook goed terecht.
De kleden, meestal rechthoekig, en om
streeks 2 m. bij 11/2 m. van afmeting, ver
tonen naast veelsoortige geometrische mo
tieven vrij naturalistische afbeeldingen van
mensen, dieren en planten, regelmatig over
het doek gerangschikt. De kleuren blauw,
rood en naturel komen in vele vartiaties
voor: diep zwartblauw, donker- en licht
blauw; bruinrood, oranje, diverse tinten
rood en rose; en vele schakeringen van
naturel, tot wit toe. De doek zelf voelt in
vele gevallen wat ruw aan. De gebruikelijke
franje aan de beide korte uiteinden is vaak
verkregen door de stof eenvoudigweg uit te
rafelen. Door het harmonische kleurenspel
verleent zo'n weefsel als geheel een zekere
warmte aan de kamer.
Wij als kinderen vonden het fijn om op
een sofa te zitten waar zo'n kleed overheen
lag, meestal nog ingebed in talloze kleurige
kussens van allerlei formaat. In die tijd
vroeg je je nog niet bewust af, waar deze
kleden vandaan kwamen, wie ze gemaakt
hadden, en wat voor mensen dat dan wel
waren. Pas later kwamen dergelijke vragen
op en juist bij deze doeken omdat zij door
hun karakter, bij vergelijking met weefsels
afkomstig uit andere streken, werkelijk in
het oog springen.
Wat de Sumba-kleden getreft, hebben de
samenstellers van de tentoonstelling "LE
VEN EN DOOD OP SUMBA" 1) gemeend
in een breder kader antwoord te geven op
de vragen als: "vanwaar, door wie, wie zijn
ze". Hiervoor moest wofden nageplozen,
waarvóór deze weefsels in het land zelf
dienen en wat de betekenis ervan is.
Een van de meest interessante aspecten,
die voorop gesteld moeten worden is, dat
weefsels in het traditionele Sumbase maat
schappelijke verkeer dezelfde belangrijke
rol spelen als bij ons het geld, in die zin
Een nog niet lang ge
leden gemaakte "hing-
gi" uit het district
Kambera, Oost-Sumba
De Sumbanezen zelf on
derscheiden onder de
motieven o.m. zeevo
gels, garnalen, sterfi
guren en naga-slangen.
De kleuren zijn roest
bruin, naturel en indigo.
no. 45275 R.M.L.V.
Foto Mus. voor Land
en Volkenkunde te Rot
terdam.
dat ze middel zijn tot het verwerven van
prestige, tot het aankopen en bestendigen
van relaties en dat ze als ruilmiddel worden
gebruikt.
Het eiland van herkomst Sumba, is ge
legen in Oost-lndonesië. Hoewel het deel
uitmaakt van de zeer vruchtbare gordel van
smaragd, is het eiland zelf overwegend dor
en droog. In de kustgebieden van Oost-
Sumba noemt men de maanden voorafgaand
aan de pluk van de jonge mais, vóór de
regenmoesson, "de hongertijd". Het eiland
bestaat uit grote kalkplateaux, overdekt met
alang-alang, en doorsneden door plotselinge
valleien en onregelmatige heuvels. Op de
hoogvlakten van Oost-Sumba zwerven dui
zenden wilde paarden, de pittige Sandal
woods, die afstammen van de steppepaard-
jes, waarop Dzengis Khan en zijn krijgers
eens de Aziatische woestijngrond deden
beven - en van fiere Arabische hengsten.
De paarden vormen het bezit van de oos
telijke families, die hun oorsprong traceren
tot het Java van de tijd van Madjapahit.
De Sandalwoods zijn een bron van rijkdom
dank zij de export ervan, die vooral sedert
het midden van de vorige eeuw een hoge
vlucht nam.
Sumbanezen zijn geboren ruiters. Zij rij
den zonder zadel. Wanneer de tijd aan
breekt om weer een aantal wilde paarden
te vangen, davert de aarde onder het ge
trappel van de vele hoeven, weergalmt de
lucht van de schrille kreten der mannen
en van het opgewonden hinniken der paar
den, zoeven lasso's, en heerst er een zelfde
spanning als bij ons zo bekende "Wild
West" scènes. Op feesten wedijveren rui
ters in het vertonen van sterke staaltjes van
dressuur. Rechtop en onwrikbaar gezeten,
laten de mannen de paarden dansen onder
de bewonderende en critische blikken van
de omstanders. Paarden horen bij de man
nen, zoals spinnen en weven bij de vrou
wen.
Het zijn vrouwenhanden, die de doeken
vervaardigen. Vrouwen verbouwen de ka
toen en spinnen er garens van, die zij ver
ven en vervolgens weven. Ook machinaal
gesponnen garens worden gebruikt. Aange
zien in het traditionele levenspatroon der
vrouwen het vervaardigen van kleding
slechts een onderdeel vormde van haar
veelsoorige werkzaamheden, duurde het he
le proces van het maken van een doek on
geveer een heel jaar. Het versieren van een
doek is vooral in Oost-Sumba een ingewik
kelde bezigheid. Daar kent men het geheim
van de bereiding van "kombu", een roest
rode verfstof, waarvan de kleur meer in trek
is dan het blauw van indigo. Hoewel slechts
kombu en indigo gebruikt worden, maken
de doeken de indruk veelkleurig te zijn. Dit
effect wordt bereikt door herhaald verven
in baden van deze beide kleuren. De mo
tieven verschijnen grotendeels in de natuur
lijke kleur op het doek. Zij worden vóór
het verven op de scheringdraden aange
bracht. Deze methode heet: 'ikat', het In
donesische woord voor 'binden', dat inmid
dels voor dit procédé een internationaal
aanvaarde term is geworden. Eerst binden
de vrouwen het patroon op de schering af
1) van 6 oct. 1965 t/m 30 juni 1966 in het
Museum voor Land- en Volkenkunde te
Rotterdam.
16