MEESTERES EN BEDIENDE VOOR DE VROUW I KOKKIES Rijstwinkels: "In de letterkunde van alle tijden is er een bepaalde, uit wezenlijke verschillende delen samengestelde eenheid die wij zien verschijnen, verdwijnen en weer terugkomen: de eenheid van meester en dienaar Dit citaat is uit "Schaduwen op het gras", één van de twee boeken uit het veelzijdige oeuvre van Karen Blixen, die in Afrika spe len.. De enige jaren geleden overleden ba rones Blixen (ook bekend onder de naam Isak Dinesen) bracht achttien jaar (1913-'31 door op haar koffie-plantage Ngong in Ke nya. Zowel "Schaduwen op het gras" als "Out of Africa" (vertaald als "Op een farm in Afrika') zijn vol heimwee naar die jaren tussen bemind en toegewijd personeel. Vijf en twintig jaren later als Karen Blixen op het oude familielandgoed Rungstedlund bij Kopenhagen woont, herdenkt zij de men sen die zij in haar Afrikaanse jaren dagelijks om zich heen had. Zij schrijft alsof zij op dat moment haar vroegere leven weer ge heel beleeft. Een Engelse kritikus noemde het een "homesick book" - de koffieonder- neming Ngong aan de voet van het ge bergte van dezelfde naam, begrensd in het Zuiden door het wildland dat zich uitstrekte tot de Kilimanjaro, was en blééf haar 'home' Karen Blixen beschrijft de Oost-Afrikaanse neger op een bijzondere, indringende wijze. Merkwaardig is de manier waarop deze Noordelijke aristocratische vrouw zich ge heel assimileert met de donkere bevolking. Haar nieuwe wereld was voor haar een boeiende ontdekking: "de ontdekking van het zwarte ras betekende voor mij een grote verruiming van mijn we reld Bepalend voor haar boeken die in Afrika spelen is de analyse van de "inlander", een begrip dat zij meermalen gebruikt zonder enige denigrerende betekenis, maar in de oorspronkelijke: de inwoner van het land. In haar geval was dat de Oostafrikaanse neger, de Kikoejoe, de Wakamba, Wirondo ijiiitiiiiiiiiiiiiiiiuimitiiiiiHaiiuaHiruiimiitiiiiiiiuiiiiiHiiiiiiiKiiiiiiNiiitiiiimnmHiuumiiiiuiiiiuuiiiiiii AWAS AWAS TOEKANG TJOPET EN MALING 1 Ondanks inbraak in onze toko blijven j wij U onze bekende service geven I I Witte de Withstraat 128 Telefoon 89438 Slotermeerlaan 125 Telefoon 130362 AMSTERDAM - W. 1 i i P.S. Wij verzenden rijsttafel artikelen j over de gehele wereld, niiniiiuiiiiiiiiiiiiminiiiiiiiiiiuiniiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiil of Masai, in tegenstelling tot de Somali van Arabische afkomst. In ken geen boek waarin zo fijnzinnig en gevoelig de "donkere be diende" en zijn verdiensten wordt beschre ven. Zij analyseert niet neerbuigend of ver- goeilijkend met het air dat zij als Europeaan superieur is - zij interesseert zich als mens oprecht voor de wezens om zich heen. Geheel verschillend van bloed, geslacht, milieu verdiept zij zich in de alledaagse problemen van haar personeel; niet als de "njonja besar" die bediend wordt op haar wenken, maar menselijk en beheerst door verantwoordelijkheid voor de mensen die voor haar werken. Toen zij als jonge vrouw haar leven op de eenzame koffieplantage begon schreef zij: "Het was niet gemakkelijk de inlanders te le ren kennen. Zij waren jijnhorend en vluchtig, wanneer men hen verschrikte konden zij zich in een ogenblik teruktrekken in een eigen wereld. Totdat men een Inlander goed kende was het bijna onmogelijk een positief ant woord van hem te krijgen. Op een directe vraag als: hoeveel koeien hij bezat, gaf hij een ontwijkend antwoord. "Net zoveel als ik U gisteren zei". Het stuit de Europeaan tegen de borst op deze wijze te worden geantwoord en waarschijnlijk stuit het de inlander tegen de borst wanneer men hem op deze wijze vragen stelt". Zij schrijft dat de inheemse bevolking op een "voorname wijze argeloos-oprecht was". Een ander citaat mag U misschien een idee geven van haar instelling t.o. van de inheemsen: "Wij, in onze laarzen, altijd haastig, harmo niëren vaak niet met het landschap. De in landers zijn er mee in overeenstemming. In de hooglanden herinnert men zich het woord van de dichter: Noble I found ever the Native and insipid (geestloos) the Immigrant..." ledereen die uit de tropen komt zal ge nieten van de verhalen over de 6000 acres land dat zij beheerde, het oerwoud, de jacht op leeuw en olifant, de safari's, het leven van de Kikoejoes die hun vee hoed den op haar weide. Haar relaas is ook his torisch van betekenis want na de 18 jaar die zij in Kenya doorbracht, hebben zich in dat gebied wel grote veranderingen voltrok ken. "Want onze beschaving werd hun stukje bij beetje aangeboden, zoiets als onsamenhangende delen van een mechaniek dat zij nooit in werking hadden gezien en waarvan ze zich de werking ook niet uit eigen verbeeldings kracht konden voorstellen" schrijft zij zelf in 1958, en verderop consta teert zij: "Wij blanken, zo bepeinsde ik, waren er hele maal naast als wij bij onze omgang met het volk van dit oude werelddeel hun verleden vergaten of negeerden, of zelfs weigerden te erkennen dat ze ooit hadden bestaan voordat ze ons hadden ontmoet en onze foutieve blik had diepe, droevige misverstanden tussen ons en hen verwekt..." Kamante, "haar goede trouwe dienaar" is in de jaren na haar vertrek overgelopen naar de Mau Mau maar hij vertelt een jour nalist dat hij, ondanks de Mau Mau-eed, trouw blijft aan "Leeuwin Blixen" (de bij naam die zij van haar pachters had gekre gen nadat zij, slechts met een zweep ge wapend, een leeuw had weggejaagd die haar stieren wilde aanvallen). Wat het meest echter in haar verhalen treft is de wijze waarop zij over haar Somalibe- diende Farah spreekt. Het hoofdstuk over Farah, "Portret van een Heer" is een klein epos over trouw en aanhankelijkheid. On willekeurig maken wij misschien een verge lijking met een van onze vroegere bedien den waaraan wij veel verschuldigd zijn. Aachttien jaar lang heeft Farah haar huis houding en kas beheerd (in 1921 scheidde Karin Blixen van haar man en neef baron Bror Blixen Finecke en bleef alleen op Ngong achter), ging mee op leeuwenjacht, stond haar met raad en daad bij, raadpleeg de met haar 't handboek van de Mohamme daanse wet, de Minhaj etTalibin, volgde haar als een trouwe schaduw overal. Hij berispte haar als zij volgens hem de eer van het huis niet hoog hield omdat haar rijlaarzen te oud waren, hij zorgde dat tijdens het bezoek van de Prins van Wales aan de farm duizend Kikoejoes dansten, hij interrum peerde toen volgens hem de opperhoofden veel te lange complimenten maakten over de baljapon die de "Msaboe" (mevrouw) droeg (die complimenten waren begrijpelijk want zij hadden haar nooit anders gezien dan in een oude rijbroek en zagen haar nu uitdijen tot een omvangrijke verschijning in een wijde baljapon). En Farah bracht haar in 1931 naar het schip in Mombasa toen zij Afrika tegen wil en dank verlaten moest Zij schrijft dat toen zij Farah op de kade zag verdwijnen zij het gevoel had alsof haar rechterhand werd afgezet, zodat zij in het vervolg nooit meer zou kunnen paardrijden of jagen. Na haar Afrikaanse tijd heeft zij inderdaad nooit meer gereden noch gejaagd. Farah bleef haar tot het einde trouw. "Geen van allen (een vriend, broeder of min naar, een nabob die ineens zou zijn komen aandragen met de som gelds, nodig om de plantage te behouden, had voor mij kunnen doen wat mijn bediende Farah toen deed. Zelfs als er niets was, waarvoor ik dankbaar zou kunnen zijn, dan zou ik terwille van deze maanden bij hem in de schuld staan, vandaag dertig jaar later, mijn hele leven lang" Haar filosofische en dikwijls zo poëtisch beschouwingen over de "primitieve" neger hebben haar een aparte plaats in de lite ratuur bezorgd; Hemingway o.a. heeft eens gezegd dat de Nobelprijs niet hem, maar haar toekwam. Wie deze boeken leest van een begaafd schrijfster en een hoogstaande vrouw, zal het met deze mening eens zijn. Zelf dacht ik bij herlezing even aan Maria Dermout, niet door de stijl of inhoud, maar door het heimwee naar het "Lost Paradise" waarmee deze boeken doortrokken zijn. CC 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 12