Van mensen en menselijkheid
VOOR DE VROUW
Dit stukje schrijf ik in Luluabourg, een
klein plaatsje in de Congo. Soms trek ik
met mijn man mee als hij op inspectie gaat
en nu zitten we hier in Hotel Atlanta. Er is
water! Dat is een evenement, want al jaren
kwam het water niet verder dan de eerste
etage. Het restaurant is dicht omdat de
eigenaar er genoeg van had, maar ergens
in de stad is er wel een plaatsje waar je
patates frites kunt krijgen met iets erbij
en dus leven we rustig verder.
Zo 's morgens, als de boy de kamer doet,
ga ik wat wandelen of lezen. Het wandelen
is een genoegen, want het klimaat valt erg
mee en de belgische koloniale stadjes heb
ben een zekere allure. Een paar grote ge
bouwen, zelfs een korte winkelgalerij. En
iedere europeaan spreekt hier vlaams, want
de Vlamingen trokken vanouds naar het
binnenland. Daar konden ze hun (gedeelte
lijk hollandse) energie van pionier kwijt.
De slager is een vlaming. Hij geeft mij
altijd een best stukje "hesp" en moppert
wat op de walen, die "ondeugend" zijn,
naar zijn mening. Er is ook een "Cercle",
een gezellige oud-koloniale Soos. Wel veel
deftiger dan onze soosjes, maar met dezelf
de geest. Al hebben ze een zwembad en
een paar tennisvelden, er wordt krachtig
geroddeld en iedereen gaat over de hekel.
En van de Congolezen blijft niet veel over.
Dat valt je wel op hier. Er is minder begrip
en minder contact tussen belgen en congo
lezen, dan wij hadden in ons Indië. Maar
het is waar: een congolees is ook geen
"Saïdja en Adinda"
Wie herinnert zich Joyce Koek nog, uit Bandoeng,
die nu in haar huwelijk met de Engelsman Paine
haar Indische afkomst en heerlijke kinderjaren laat
voortleven door deze mooie namen uit de Multatuli,
gegeven aan haar boy en girl. W. ENNEN
Javaan. Hij lacht graag en is een machtig
spreker, maar ik mis hier steeds die sfeer
die mij iets gaf. Na jaren in de Congo ben
je nog alleen, het blijft een vreemd land!
Machtig is de katholieke missie hier, een
staat in de staat die goed werk doet. Als
je zo al die rapporten leest van de Ver.
Naties en van Peace Corpsen over de we
reld, dan blijkt dat alles maar een bleke
copie te zijn, van wat de missie nu al jaren
hier doet.
Onwillekeurig dwalen mijn gedachten tij
dens zo'n wandeling af naar Sumedang, een
stil plaatsje in de Preanger, waar we van
1934 tot 1936 hebben gewoond. Een dro
merig gat. Zoiets van tien europeanen, die
lekker ruzie hadden met alle anderen. Toen
leek het zo belangrijk en nu is het allemaal
zo kinderachtig. We werden door die ver
houdingen teruggedrongen in ons huishou
dentje van twee jonge mensen met hun
twee kindertjes en ik geloof, dat dat een
van de gelukkigste perioden was van ons
leven. Je had alle tijd om je te bezinnen
op vraagstukken waar je nu geen tijd meer
voor hebt. Je verhouding tot je ouders, tot
elkaar, man tot vrouw en ouders tot kinde
ren. Op de aloon-aloon stond toen, ik hoop
dat het er nog staat, een eenvoudig ge
denkteken voor de Pangeran die daar in
dertijd Regent was. Een simpel naaldje met
in het soendanees en hollands op de voet:
"We zijn allemaal kinderen van God".
In deze dagen denk ik daar vaak aan,
want als literatuur heb ik de laatste editie
van de N.R.C. Overzee met de reportage
van het huwelijk van Beatrix en Claus. Een
aardig stel jonge mensen om zo te zien, en
ze kijken eerlijk de wereld in. Ze wilden
trouwen en nu blijkt ineens, dat "men" er
tegen is. Ik begrijp niets van politiek, en als
je in een japans kamp gezeten hebt, dan
kun je moeilijk oordelen, hoe het in Holland
was, toen, in de oorlog. Maar als je zelf
veel verdriet hebt gehad en veel ellende
hebt meegemaakt, dan heb je eigenlijk voor
je hele leven maar één wens: Laat een
mens nu eens gelukig zijn. Ik heb dat eigen
lijk NOOIT begrepen. Na de grote ellende
van die oorlog was er vaak een drang, om
"je haar terug te halen", om nu eens een
ander "de das om te doen". Bijltjesdag en
N.S.B.-jacht. Het zal allemaal wel een reden
en rechtvaardiging hebben, maar voor mij
is het niet te begrijpen. In dit land, waar
tribalisme een oorzaak is van eindeloze
wrijving en physiek leed, denk ik steeds
weer aan die lange jaren waarin wij het zo
moeilijk hadden. Weet U het nog, herinnert
U het zich nog, hoe we tegen elkaar zei
den: "Maar als DIT afgelopen is, dan gaan
we ECHT proberen gelukkig te zijn. Niet het
uuiiuiiiiiiuiMiuiiiniiimiuuHHNinNUuiiiininiiiiiiiiiiiiiiuinfiiiiiiiiuwNHiiiiiuiwuiiHiiitmiiiiiiiiiiiiiNi
AWAS AWAS
TOEKANG TJOPET EN MALING j
Ondanks inbraak in onze toko blijven J
wij U onze bekende service geven I I
j KOKKIES Rijstwinkels:
Witte de Withstraat 128 j
Telefoon 89438
Slotermeerlaan 125
Telefoon 130362
AMSTERDAM - W.
P.S. Wij verzenden rijsttafel artikelen j
over de gehele wereld.
'!IJlllllll!!i:illlll»IUllllllllllllllUII!l!,:i!l!lllllllllllll!llllllltlllllllll!lllllll!lllllllllllllirjlllli:illlllllll!ll!lllllI
materiele geluk, het vele geld en de goede
baan, maar het stille geluk van bij elkaar
zijn en je kleine kringetje dienen en geluk
kig maken".
We zijn immers, voor God, allemaal maar
kinderen. Van mij mogen die twee trouwen,
als ze dat gelukkig maakt. Ik vind het nu
eenmaal leuk, aan die jonge vrouw en die
jonge man te denken als aan twee MEN
SEN. Misschien maakt zij het menu op van
die dag en denkt aan hem, en zet er iets op,
wat HIJ lekker vindt. Misschien is hij ergens
heen geweest, "op staatsbezoek", en heeft
in een winkeltje iets voor haar gekocht, wat
ze allebei leuk vinden. Een sjaal of een
schilderijtje, of een beeldje. Al is het dan
een Prinses en een Prins, ze zullen toch
OOK wel eens samen over hun toekomst
praten. Hun ECHTE toekomst. Niet van
agenda's en eerste steen leggen en brug
gen openen met linten door knippen, maar
van hun huis en hun kamer en welk behang
en welke bekleding voor de stoelen.
Bent U weieens op Ambon geweest? Wij
waren er. En overal hing een plaat van de
Koninginl Dat was haast een altaar, dat was
iets heiligs, iets gewijds. Later in Holland
hebben wij eenmaal een "kamp" bezocht
van Ambonezen. Eenmaal, want een tweede
keer was ons onmogelijk. Te veel pijn en
te veel schaamte.
Ons land blijft ons land, maar toch...Zon
dags gaat de meerderheid naar de kerk,
maar zou Onze Lieve Heer alleen zondags
thuis zijn? In de dessa deed de kleine man
vijf maal daags zijn gebedje. Hij moest,
volgens zijn godsdienst, een veertigste van
zijn inkomen aan aalmoezen afstaan. En er
was altijd een bordje rijst voor de boeng,
die er naast had gegrepen. Hebt U in Indië
wel eens gehoord van onverdraagzaamheid?
Okay, de javaan dacht het zijne van de
soendanees en die had weer een bepaald
idee van de madoerees, maar als twee
mensen trouwden was er een slametan en
ieder was welkom.
Wij zitten nu hier in Luluabourg. Er zijn
twee standbeelden, een van Leo I die in de
wandeling "De Lange Platte" wordt ge
noemd in verband met het postuur, en dan
nog een getrouwe copie van Manneke Pis,
dat de cultuur vertegenwoordigt. Maar als
ik denk aan Sumedang, dan zou ik overal
dat ene gedenknaaldje willen zetten: "We
zijn allemaal Kinderen van God".
F. G. P. BAIJENS-REINDERS
14