VERLOREN: één tijger, omg. Koningsplein tegen bel. terug te bez. Cir. Armstrong aid. Tja, dat gebeurde midden in Batavia, op het Koningsplein, waar het circus Armston zijn tenten had opgeslagen. Een oppasser vergat een schuif te sluiten en een jonge tijger maakte van de gelegenheid tot een wandeling gebruik. Geen mens wist waar het dier gebleven was. In de duisternis was het over de weg langs het plein gelopen en in de tuin van één der grote huizen verdwenen. Natuurlijk ging het nieuws als een lopend vuurtje de omgeving rond. De bedienden van de huizen in de nabijheid vlogen de hoofdgebouwen binnen; deuren en ramen werden gesloten. Honden, poezen, kooivo- gels, alles werd naar binnen gehaald. De heren, die geweren hadden, stopten er ko gels in, en stelden met bleke gezichten de huisgenoten gerust: "Kalm nu maar! Als-ie komt, schiet ik 'm wel dood". En de Jantjes en Pietjes stonden met hun windbuksen gereed en keken door latjes van deuren en ramen de tuin in. Het was een conster natie van jewelste, ledereen zag van alles bewegen in de schaduwen van de tuin. Er werden wel honderd tijgers gezien in de vreemdste uithoeken van het plein. Gang Scott liep uit in één der hoeken van het plein. Het eerste huis was een soort kerk, in het tweede woonde een gezin van vijf; man,vrouw en drie kinderen. Ze za ten gezamenlijk gezellig aan de thee - d.w. z. mevrouw dronk thee, de kinderen limona de en pa-zelf een recht-op-en-neer - toen Darmo over het voorerf kwam aanhollen als of de duivel hem op de hielen zat. Bij het groepje aangekomen, hijgde hij, met van angst vertrokken gezicht: "Er is een tijger ontsnapt uit het circus Armston!" Mijnheer, verdiept in de inhoud van de leestrommel, verstond het niet direct. "Wat zei je van een tijger, Darmo?" "Die is los, toean", zei Darmo, "Hij loopt hier ergens rond". In de stilte die volgde spreidde het kippe- vel zich in alle gemoede en kwistig over de diverse armen uit. Toen veerden allen uit hun luie houding op. Kopjes rinkelden over de vloer. Mevrouw plukte haar drie sprui ten van de vloer, sleurde ze naar binnen, weg van de open galerij. De bedienden werden naar binnen gegild, kokkie met haar sirih-stel waaruit ze zich net een pruim aan het schikken was, de kebon met zijn kapmes en zijn bezem, ba boe met de wasmand onder de arm. Allen dromden zij in de gesloten achtergalerij, de kinderen in de kamer van hun ouders nadat mama de ramen op "tijgerdichtheid" had onderzocht. Men bereidde zich voor op een lange wake. Het bericht, dat de tijger ge vangen was, moest van buiten komen, en voorlopig was het plein stil, de straten leeg. Er was Gode-zij-dank genoeg eten in huis. De tijd verliep. De kinderen, spelend in de slaapkamer, werden moe. Het gelach, het gekwetter, veranderde in gekibbel. Ze moes ten naar bed. Op het punt ze onder te stop pen, hoorde moeder Jantje roepen; "Ma, ma! Er zitten twee grote ogen onder je bed". En de andere kinderen: "Ja ma, echt waar! Wat is dat?" Ma werd zo koud als ijs. Ze dwong haar ijsklomp-voeten de kamer binnen, sleurde de kinderen weg voor het bed - waar ze op een rijtje gehurkt onder de kolong zaten te kijken naar het phenomeen van twee amberkleurige felle punten van licht - terug de kamer in, waar ze de deur achter zich op slot draaide. Mijnheer kwam net op tijd om haar in z'n armen op te vangen. De familie zat dus met een tijger opge scheept. In zijn angst voor het vreemde was het dier natuurlijk zo'n 400 m tuin door geslopen, in Gang Scott terechtgekomen en door het openstaande slaapkamerraam naar binnen gesprongen. Klappertandend zaten de bedienden in een hoek, de kebon met het kapmes vóór zich op de grond voor eventualiteiten. Mijnheer had zijn vrouw op de krossi males uitgespreid en stond op het punt naar de slaapkamer te gaan om wat Eau de Cologne te pakken, toen hij zich de onmogelijkheid daarvan realiseerde. Hij kwam tot actie. "Darmo", zei hij, "Ga jij naar het circus en zeg hun dat de tijger hier is". Darmo keek hem met verschrikte ogen aan. "Wie zegt mij, dat die tijger hier is", zei hij, "Straks kom ik buiten in het donker en eet de tijger me op". "Ga dan kijken, dan geloof je het, raadde mijnheer aan. Darmo weigerde, en ook de kebon voelde weinig voor het idee. Bij de baard van Mohammed, wie was er zeker van dat de tijger er inderdaad zat. De kinderen werden ondervraagd, één keer, en toen wéér, uitentreure. Hun bewe ringen bleven even positief, ze hadden gro te lichtende ogen gezien. "Net lampjes", zei de jongste. "Dan ga ik zelf naar Armston", besliste mijnheer. "Dat iaat je maar", werd er op eens gegild. Het was mevrouw, inmiddels tot bewustzijn teruggekeerd, en natuurlijk had ze helemaal niet gegild. Ze had gewoon geprotesteerd, zo luid als men dat gewoon lijk doet. Maar omdat, uit eerbied voor de tijger, iedereen was gaan fluisteren, had haar stem dubbel zo hard geklonken. "Wil je alsjeblieft niet zo hard gillen", zei mijn heer harteloos, "Straks staat die tijger hier in ons midden. Met één klap van zijn poot slaat hij die gammele kamerdeur aan gruze lementen". Het was een nieuw aspect. Kok kie raakte in paniek. Languit vleide ze zich op de grond. "Ik ben al dood, al helemaal dood", zei ze hees, "Allah vergeve mij mijn zonden". "We moeten weten of de tijger in die kamer zit," zei mijnheer resoluut. Hij liep naar de slaapkamerdeur, haalde de sleutel er voorzichtig uit en loerde door het sleutel gat. Helaas, het sleutelgat zat te hoog om te kunnen zien of er wat onder het bed zat. "Kebon", beval hij, "Maak met de punt van het kapmes een gat in de deur, hier beneden. Dan kan ik onder het bed kijken". De kebon ging aan het werk. Het kraakte, het splinterde, het leek wel of grote woud reuzen werden geveld. Of het niet wat zachter kon, informeerde mijnheer sissend. Kebon probeerde, zwoegde en zweette tot het gat groot genoeg was om de kamer in te kijken. "Kijk dan, "inviteerde mijnheer. "Loh, ik niet", zei de kebon verschrikt, "Straks kijkt de tijger ook en krijg ik het boze oog'. "Idioot", schold mijnheer, terwijl hij de kebon ongeduldig wegdrong. Hij hurk te laag neer, keek door het gat, scheurde het kruis van zijn broek, probeerde toen knielend een blik door het gat te werpen. Onder de kolong van het bed was niets te zien. Had de tijger de ogen gesloten ?Wat nu? "Een zaklantaarn?" stelde Darmo voor. De zaklantaarn, was gelukkig spoedig ge vonden, maar nu bleek het gat te klein om de lichtstraal te dirigeren en langs de zware kop van de lantaarn nog iets te kunnen zien. Weer kwam de kebon er aan te pas. Nog voor het gat de vereiste grootte had, Lees verder pag. 20, kolom 3 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 19