£kk
J voorm^,
cJVeJLxWte-
Hendrick
Brouwer
rjyfo fiet
(1632-1636)
In 1581 geb., kwam
Hendrick Brouwer
op 17-jarige leeftijd
in dienst bij de Am
sterdamse koopman Leonard Raey. In de
zes jaar, dat hij er werkzaam was, bezocht
hij Spanje en Portugal.
In 1610 voer hij naar Indië uit op de Banda,
het admiraalsschip van Paulus van Caerden,
en wel als secretaris van de brede vloot-
raad, bezocht de kusten van Malabar, Ban
tam en de Molukken, en keerde toen naar
Holland terug. Daar vestigde hij de aan
dacht op een kortere route naar de Oost,
waarop men permanent de wind mee had.
De bewindhebbers stuurden Brouwer di
rect met drie schepen naar Indië terug om
de practische uitvoerbaarheid te onderzoe
ken. Brouwer legde de afstand af in 6
maanden, stelde een belangrijk "Discours"
samen, en mocht de vreugde smaken de
nieuwe route voor alle schepen verplicht
te zien gesteld.
Met Both kon Brouwer niet al te goed
opschieten. Tegen zijn zin werd hij aange
wezen om Specx af te lossen in Japan,
waar hij anderhalf jaar verbleef. Bij zijn
terugkeer was Both vervangen door Reynst,
met wie hij het beter kon vinden. Een zen
ding naar de panembahan van Mataram,
hem door Reynst opgedragen, mislukte. In
1615 keerde Brouwer naar Holland terug.
Van 1616 tot 1632 vervulde Brouwer een
bewindhebbersplaats in Amsterdam. Drie
malen vertegenwoordigde bij de compagnie
in Engeland. Toen De Carpentier in 1632
voor een tweede GG-schap bedankte, werd
hij voor die positie aangezocht; een aanbod
dat hij aannam, mits voor niet langer dan
drie jaar. Inderdaad is hij niet veel langer
dan drie jaar GG geweest, want op Nieuw
jaarsdag 1636 legde hij het ambt neer.
Als GG heeft hij de bewindhebbers te
leurgesteld. Ten onrechte werden hem het
weer uitbreken van de oorlog met Bantam
en het mislukken van de vredespolitiek t.o.v.
Mataram verweten. Meer gefundeerd was
hun grief over zijn gebrek aan tact. Hij
heeft vele hoge ambtenaren en medewer
kers verbitterd door zijn achterdochtig ka
rakter en vervolgingslust.
Bij zijn terugkeer in Holland werd zijn
verzoek om wéér een bewindhebbersplaats
niet ingewilligd. Hij ging toen over naar de
Westindische compagnie. Als GG werd hij
in 1642 naar de W-
kust van Zuid-Ame-
rika gezonden, waar
hij de Spanjaarden
zou bestrijden. Veel
werk heeft hij niet
kunnen verrichten.
In juni 1643 werd hij
ernstig ziek, in aug.
d.a.v. overleed hij
op de rede van
"Brouwershaven".
Bron: G. G.'s van Ned. |-|jj werd te Valvidia
Indië, door Dr. F. W.
Stapel. begraven.
Vervolg van pag. 5
keer, zoals dat thans de gehele aarde om
spant.
Daar, onder die kruidnagelbomen, had ik
een vreemdsoortig stenen bouwwerk ont
dekt. Een vierhoekige uit de aarde omhoog-
rijzende zuil, afgedekt door een links en
rechts daarover uitstekend stenen dak. Dit
dak was voorzien van opmerkelijk fijn ge
ciseleerd relief, waaruit - alhoewel geschon
den - toch duidelijk een mannenfiguur te
herkennen viel, gekleed in een tot even
boven de knieën reikende, van onderen
wijd uitstaande jas, versierd met grote
ronde knopen.
Dit bouwsel intrigeerde mij zeer en ik
vroeg de Heer Tangkudung naar betekenis
en herkomst. Maar hij lachte zo'n beetje
en zijn vrouw leidde mijn aandacht af, door
te wijzen op enige hel gekleurde, fraai ge
vormde bloemen.
Later verontschuldigde Mevrouw Tangku
dung zich over haar interruptie door te zeg
gen: "Vraag mijn man alstublieft niet uit
over die Waruga. Want dan zit hij op zijn
stokpaardje over de geschiedenis van Me-
nado. En daar krijgt U hem in de eerste
uren niet weer af!"
Daarop repliceerde de oude heer al dade
lijk, door de opmerking dat men niet moest
spreken over "Menado" of "Menadonezen",
Indien men het land "Minahassa" en "Mina-
hassers" bedoelde. Want, zo verklaarde hij,
"Menado" zo heet de hoofdstad van 't land
"Minahassa" en alleen de hoofdstad kan met
die naam worden aangeduid. "Menadone
zen" zijn de bewoners van die hoofdstad,
die daar geboren en getogen zijn. Indien
men over het volk van de Minahassa als
geheel spreekt, dan behoort men te spreken
van "Minahassers". Men noemt de bewo
ners van Java toch ook geen "Djakartanen"?
zo vroeg hij verwijtend. Daar allen dit met
hem eens waren, werd over dit onderwerp
niet meer gesproken.
Maar in de middaguren, zo samen met
mijn gastheer op de koele varanda zittende,
achtte ik de tijd gekomen, om mijn nieuws
gierigheid naar het bouwwerk van die och
tend nader te bevredigen.
Na nog eens bedachtzaam aan zijn sigaar
te hebben getrokken, begon de oude heer
dan te vertellen.
Wat ik te horen kreeg was merkwaardig
en ik stond er in den beginne vrij sceptisch
tegenover. Maar al naar het verhaal vorder
de en bepaalde détails naar voren kwamen,
nam dat scepticisme af, groeide mijn be
langstelling. Feiten kwamen naar voren, die
mij deden gevoelen: er kon iets van waar
zijn, van dit verhaal.
Oude geschriften - geërfd van vader op
zoon kwamen voor de dag. Een wonderlijke,
vreemde geschiedenis ontrolde zich voor
mijn geestesoog.
De geschiedenis van het volk der Mina
hassa.
Zoals de overlevering die vertelt en waar
in de ouden van dagen in de Minahassa
vast geloven.
De volgende liederen vinden hun oor
sprong in de Minahassa. Het eerste is oor
spronkelijk een afscheidslied (een soort A-
LOHA), vaak gezongen door Minahassers
die naar den vreemde vertrekken (of de
strijd ingaan). Het is tenslotte een Volks
lied geworden.
Het tweede is een lied, dat vaak door
Minahassische scholieren en studenten
wordt gezongen.
PATOKAAN
Sajang sajang si patokaan
Matigo tigo gorokan sajang.
Sajang sajang si patokaan;
Matigo tigo gorokan sajang.
Sako mangemo ti tanah rou;
Mangemo mile ilek lako sajang.
Sako mangemo ti tanah rou;
Mangemo mile ilek lako sajang.
Vrij vertaald is de tekst ongeveer als volgt:
"De vele zoete herinneringen aan de tijd,
dat gij nog in ons midden waart, moge U
vergezellen op Uw verdere levensweg in
den vreemde en op Uwe reizen ver van
ons."
HET LIED VAN DE MINAHASSA
Waar trots en vermetel
De Lokon zijn top
Hoog hejt hoven bossen
En heuvelen op;
Waar sierlijk de Klabat
Zijn kegel verheft,
Wier schoonheid en rankheid
De vreemdeling treft,
Dat is het land dat ik liefheb
En eer.
Daar is de plaats.
Waar ik het liefste verkeer.
En wat ik ook later
Te zien krijgen zal,
Toch kies ik en min ik
Mijn Land boven al.
(wordt vervolgd)
Ali:
Oemar:
Ali:
"Salam aleikoem"
Aieikoem salami
Sech Oemar kemana?
Ke Fasar Malam.
Fasar Malam?! é*a 'toe?
Sech Ali tidah taoe?
Fasar Malam? Fasar Besar!
Ramé-ramé boekan main!
Makan-makan terlaloe enak!
Makan afa Sech Oemar??
Martabak!
Martabak? Mana bisa?!
Soenggoeh mati! Saja tidah bohongl
Ini martabak toelèn! Boekan mar
tabak Erofa, boekan fafier, boekan
ferkamèn! Martabak faling enak!!
Ma'af Sech Oemar, ma'af!
Minta amfoen, saja dafat lafar!
Kalau begitoe, ikoetlah!
Tentoe! Aio! Lekas! Makan!
Jaaaa I I I Voor de allereerste keer
ook een martabak-stand op de enige
echte
PASAR MALAM TONG TONG
22 t/m 25 juni
Houtrust Den Haag
6