mm
CHINESE VERTELLINGEN
DE LEGENDE VAN DE BOUW VAN PEKING
Peking ligt in de Noordelijke hoek van een
vruchtbare vlakte in de tegenwoordige pro
vincie Chihli. Hier komen de karavaanwe
gen samen uit Manchurije door de "Shan
Kai-kuan", de "Poort tussen de Bergen en
de Zee" en uit Mongolië door de vallei
van de Yungting Ho en de Nankow Pas.
In deze vlakte werden de verbitterde oor
logen gevoerd tussen de volkeren van Chi
na, Manchurije en Mongolië. 56 km ten
N.W. van de stad loopt de Grote Chinese
Muur, het "Tienduizend Li Bolwerk", door
Ch'in Shih Huang Ti gebouwd over de kam
men van het woeste bergland, dat de vlakte
in het Noorden begrenst.
In de 12e eeuw vóór Chr. lag hier de stad
Ch'i, de hoofdstad van de staat Yen, de
Noordelijkste van de feudale staten, die
het gezag van de Chou Dynastie (1122-256
v. Chr.) erkenden. Maar Yen was slechts
een bufferstaat, die de aanvallen der Tar-
tarenhorden moest helpen weerstaan en in
die tijden nog een verlaten oord, waarvan
documenten uit de 6e eeuw v. Chr. de aan
wezigheid van grote kudden paarden ver
meldden.
Uit onderzoekingen en opgravingen, ver
richt door de beroemde Keizer-geleerde
Ch'ien Lung (1736 )van de Manchu Dynas
tie (1644-1911) naar de juiste ligging van
Ch'i, bleek, dat deze oude stad iets ten
Noorden van het tegenwoordige Peking
lag.
In 222 v.Chr. werd de staat Yen door Ch'in
Shih Huang Ti van de Ch'in Dynastie ver
overd en de stad Ch'i werd verwoest.
Tijdens de Han Dynastie (206 v.Chr.-220 na
Chr.) verrees een nieuwe stad dicht bij de
ruinen van Ch'i en men noemde die eerst
Yen en later Yu-chow. Zij bleef een Chi
nese stad tot het einde van de Han Dynas
tie; in de volgende periode van opstand en
verdeeldheid kwam zij twee eeuwen lang
onder Tartaarse heerschappij.
Tijdens de Sui Dynastie (590-617) en de
T'ang Dynastie (618-906) werd Yen weer
een Chinese provincie en vormde weer de
verdedigingsgrens in het Noorden. Yu-
chow werd het hoofdkwartier van een mili
taire gouverneur en heette nu Pei-ping Fu.
In het begin van de 10e eeuw kwam Yu-
chow in handen van de K'itans, een der
meest beroemde Tartaren-volkeren, die met
succes de pogingen van de Keizers der
Sung Dynastie (960-1279) om de stad voor
China te behouden, weerstonden.
In 1122 werd Yu-chow veroverd door de
Mongolen van de Gouden Horde uit de
Noordelijke steppen van Mongolië. De stad
werd een van de drie Chinese hoofdsteden
van het uitgestrekte Mongoolse Wereldrijk,
dat reikte van de Stille Oceaan tot in Rus
land, Egypte en Voor-lndië en kreeg de
naam Chung-tu of "Hoofdstad van het Mid
den". De andere Oostelijke hoofdsteden
waren Pien-ching, het tegenwoordige Kai-
feng-fu in Honan en Shen Yang (Mukden)
in het Noorden.
Toen Djenghiz Khan in 1227 stierf, werd
het Wereldrijk onder zijn vier zonen ver
deeld.
De Tempel des Hemels (Peking)
naar een aquarel van Julius Wentscher in
"China" van A. Zimmerman
In 1264 maakte Kublai Khan, de kleinzoon
van Djenghiz Khan, Chung-tu tot de nieuwe
hoofdstad van zijn gebied. Zij werd nu
"Khanbaliq" genoemd, "Stad van de Khan"
In zijn reisbeschrijvingen roemt Marco Polo
"Cambaluc" om zijn schitterend schone ge
bouwen en parken. "Khanbaliq" bleef de
hoofdstad tot het einde van de Mongoolse
of Yüan Dynastie. (1227-1367).
In 1368 slaagde Keizer Hung Wu (Chu
Yuanchang) er in, de Mongolen ten val te
brengen en vestigde de Ming Dynastie
(1368-1643). "Khanbaliq" verloor zijn kei
zerlijke status en zijn naam en werd als
Pei'ping Fu, zoals zij vroeger heette, weer
een vestingstad, ondergeschikt aan Chun-
ling, het tegenwoordige Nanking, waar de
Keizer zijn Hof vestigde.
In 1403 echter verplaatste de derde keizer
van de Ming Dynastie, Yung Lo, het keizer
lijk Hof naar Pei'Ping Fu en gaf haar de
naam Pei-ching, (Peking of Noordelijke
Hoofdstad).
De aanvallen van de horden uit Manchurije
en Mongolië bleven voortduren en ver
zwakt door conflicten binnen het Rijk, was
de overwinning der Manchu's in 1644 ver
zekerd en China kwam weer onder vreem
de heerschappij. De Keizers van de Man
chu of Ch'ing Dynastie (1644-1911) ver
plaatsten het Hof van Mukden naar Peking,
van waaruit zij het Rijk konden regeren en
toch in nauw contact konden blijven met
het eigen gebied. Ook na 1911 bleef Peking
de hoofdstad van het Chinese Rijk.
Gedurende zijn regering liet Keizer Yung
Lo de reusachtige, geheel symmetrische
Noord-Zuid aangelegde Keizersstad bou
wen volgens de tekeningen van de hem
zeer toegewijde sterrenwichelaar Liu Po-
wen, die de aanwijzingen had gevolgd,
vastgelegd in de "Chou Li", het "Rituaal
uit de Chou Dynastie", waarin de "Vijf
Elementen", de "Vijf Gemoedsaandoenin
gen" en de "Feng-Shui" een grote rol
speelden.
Sprookjesachtig schone gebouwen verre
zen er, zoals de Tempel des Hemels, het
Hof der Vijf Marmeren Bruggen, de Klok-
ketoren, de Hal der Klassieken. Prachtige
tuinen werden aangelegd met vijvers en
schilderachtige bruggen. De muren, om de
stad heen gebouwd, hadden een omtrek
van 38,5 km. Zij waren 18 m hoog met een
bovenbreedte van 5 m.
In Nanking bouwde Keizer Yung Lo ter na
gedachtenis van zijn Moeder de beroemde
porceleinen Pagode, die echter 450 jaren
later, in 1856 door de Tai-ping rebellen
werd verwoest.
Aan deze kunstzinnige, geliefde Keizer is
de legende gewijd, waarin met weglating
van enkele historische gegevens, verteld
wordt, hoe hij Peking tot de schoonste stad
van China maakte...
Toen de Mongoolse Yüan Dynastie te gron
de was gegaan en Keizer Hung Wu de Ming
Dynastie vestigde, maakte hij Chun-ling tot
hoofdstad en hield daar hof met grote
pracht en praal. De Keizer had vele zonen
en dochters bij zijn verschillende Gemalin
nen. Ofschoon de Keizerin een zoon had,
die de troonopvolger was, was zij toch
naijverig op de andere prinsen. Zij wend
de al haar invloed aan, om hen, zodra zij
oud genoeg waren, naar veraf gelegen pro
vinciën te doen zenden.
Dit gelukte haar ook met Prins Chu-ti, de
vierde zoon van de Keizer. De jongen was
zeer knap, innemend en beminnelijk van
aard en zijn optreden maakte hem de lie
veling van zijn Vader en van het hele Hof.
Dit was de Keizerin een doorn in het oog
en zo gauw het mogelijk was, overreedde
zij de Keizer, de jonge Prins te benoemen
tot Gouverneur van de Provincie Yen, ver
in het Noorden van het Land.
Vóór hij zijn lange, verre reis zou aanvaar
den, gaf een oude priester, die veel van
hem hield, hem een verzegeld pakje. 'Neem
dit, mijn zoon", zei hij, "maar verbreek het
zegel niet, tot gij u in moeilijkheden be
vindt. Als gij uw weg niet duidelijk meer
ziet, open dan het pakje en gij zult de op
lossing vinden".
De Prins bedankte de oude priester harte
lijk en ging met zijn gevolg op weg naar
het onbekende oord. De provincie Yen was
nog een barre wildernis. Er waren geen
grote steden en de bewoners van de
streek hadden te lijden van de plundertoch
ten der Barbaren uit het Noorden. Toen
Prins Chu-ti zag, naar welk een verlaten
land hij gezonden was, werd het hem zwaar
te moede en het gelukte zijn gevolg niet,
hem op te beuren.
Toen dacht Chu-ti plotseling aan het ver
zegelde pakje. Hij brak het open en op
het gevouwen papier, dat hij er uit haalde,
las hij: "Wanneer gij Yen bereikt hebt,
moet gij een stad bouwen .Aan de achter
zijde van dit papier vindt gij een platte
grond. Zorg er nauwlettend voor, naar de
erbij gevoegde aanwijzingen te handelen.
De voorname families uit uw gevolg zullen
u bij uw plannen helpen".
De Prins las zorgvuldig de toelichtingen
en vond zelfs de kleinste bijzonderheden
Lees verder pag. 23
12