SPROOKJE EN WERKELIJKHEID
VOOR DE VROUW
KOKKIES Rijstwinkels:
g
\U/^Og '^7
"Weet gij, dat er sprookjes zijn, die nooit zijn opgeschreven?"
In Djocja is er een plaats, die Tjandi Sewoe heet, d.i. de plaats van de duizend
beelden. In die tijd dat er een familielid van mij woonde, stonden op de rand van dat
terrein een paar ruimgebouwde opzichterswoningen. De Indische regering was toen maar
net begonnen deze door elkaar gegooide beelden uit een hindoe-tijdperk op Java te
restaureren.
Ook met het uitgraven en herstellen van
het beroemde bouwwerk dat Boroboedoer
heet, werd omstreeks 1903 een begin ge
maakt.
Als kind van tien jaar was ik toen bij
mijn tante Agaat van der Linden in de kost.
Ik heb het daar erg prettig gehad, want
tante Agaat was een lieve, moederlijke
vrouw. De kinderen van de Javaanse huis
bedienden, die op het ruime erf woonden,
waren mijn speelmakkertjes. Met nog een
neefje Adee zwierven wij overal tussen de
stenen beelden rond, en mochten wij ook
in het ondiepe heldere riviertje, dat langs
het terrein stroomde, pootje baden. Wij
konden er geen kwaad en waren de ganse
dag buiten.
Van de beelden waren verschillende
volkslegenden in omloop, die ons door on
ze ouders werden verteld, en waar wij heel
graag naar luisterden. Welk kind van tien
jaar luistert niet graag naar de dongengans
van de oudjes? Het vertellen van verhalen
was in die tijd nog een speciaal privilege
van de grootmoeders, die er de kinderen
zoet mee hielden. Was er één stout ge
weest dan werd er die avond vóór het
slapen gaan om acht uur geen verhaal ver
teld. Tjang was dan plotseling haar ge
heugen kwijt, en je moest dan maar gauw
en zonder morren achter de klamboe krui
pen, wilde je tenminste niet dat de mom-
moh aan je benen kwam trekken. Na een
hele dag in de vrije natuur te hebben ge
speeld, sliepen wij binnen enkele minuten
als rozen. Voor zover ik mij kan herinne
ren, waren wij daar nooit ziek.
Onze geliefde Tjang, door de bedienden
njonja besar genoemd, was oud. Haar ge
zicht zat vol rimpeltjes. Haar nog weelderig
haar was bijna wit, en werd in een kondeh
gedragen. Als zij niet in een warme kimono
liep, droeg Tjang sarong en kebaja, en
geborduurde slofjes. Haar kabajas waren
wit afgezet met prachtig borduursel of
klossekant. Zij was een eerste-klasse krui
denspecialiste en wist er alles van af. Zo
bekend was zij dat er soms afgezanten van
de kraton kwamen om namens de prinses
sen raad te vragen over een of andere
kwaal. Had zij de kruiden gedroogd en wel
in huis, dan werd er meteen een keurig
pakje gemaakt, en de afgezant, soms ook
van adel, werd precies uitgelegd hoe de
kruiden moesten worden gebruikt, want de
prinsessen konden in die tijd nog niet alle
maal lezen. Wij waren er zo aan gewend
dat Tjang door iedereen werd vereerd, dat
het ons niet verwonderde dat bijna elke
Javaan haar met een sembah begroette.
Op een dag nu werd deze weldoenster
ziek. Kokki noemde het een kwade dag,
hari apes. Eerst dacht men aan malaria,
maar Tjang werd steeds zwakker en zieker
door het aanhouden van de koortsen. Twee
bedienden verzorgden haar om beurten dag
en nacht, en aan toewijding ontbrak het
haar niet, want ze was zeer bemind. In
huis legde haar ziekte de domper op de
kindervreugde. We konden thuis niets be
ter doen dan stil te zijn als muisjes. Wij
mochten nog langer buiten spelen en soms
ook buiten onder een boom eten, als de
kokkie trek had om ons te bedienen, want
zij had de handen al vol met zo'n groot
gezin. In die jaren aten wij nog drie war
me maaltijden per dag.
Het was toen net de tijd, dat de tan-
djoengbomen bloeiden en ook de kemoening
stond in bloei. De uitvallende witte bloem-
uiiuiiuuiiHUHttiiHuuiiiiuuiLiiniiUNUinimnRKHUHUiiHiiitiiiiriiiiiiiiiuniiiiininuuiiHirBHRiiiuiuiiiii
AWAS AWAS
TOEKANG TJOPET EN MALING
Ondanks inbraak in onze toko blijven
wij U onze bekende service geven I
Witte de Withstraat 128
Telefoon 89438
Slotermeerlaan 125
Telefoon 130362
AMSTERDAM - W.
P.S. Wij verzenden rijsttafel artikelen
over de gehele wereld.
IiiniuunnuuiimiiuiuuiiaiiuiuiKuiiiHiHmwmnHiJiiiWiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiirjiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiï
IONZE KEMBANG SEPATOE-BOR- t
DUURWEDSTRIJD HEEFT AL HEEL I
WAT MOOIE WERKSTUKKEN OP- t
GELEVERD. LEEST OP PAGINA 15, t
WANNEER DE PRIJSUITREIKING t
PLAATS VINDT. RED.
blaadjes maakten een sneeuwwit tapijt op
de grond, en de geur woei naar alle wind
streken. Wij zochten de uitgevallen tan-
djoengbloemen bij elkaar en regen er geu
rige halskettingen van, en de witte ke-
moeningblaadjes werden in schuitjes van
pisangblad geschept. Een enkele witte
tjempakkaboom stond op het erf, en wij
zorgden er altijd voor een paar van deze
bloemen te bemachtigen voor de kokkie en
de wasmeid, die ze 's ochtends bij binnen
komst in de haarwrong plachten te stop
pen. Wij speelden djoewalan en onze kin
derbeslommeringen namen al onze aan
dacht in beslag.
Na een poosje kregen wij het in ons
hoofd om de beelden die ons aanstonden
namen te geven en tandjoengslingers om
de hals te doen. Van sommige beelden
werd het hoofd met witte blaadjes be
strooid, en een ander kreeg oorbellen van
tjempakka, die met een draadje aan elk
oor werden bevestigd. De zittende Boed
dha-beeldjes kregen ook bloemen in de
handen. Dat ging allemaal onder gelach en
gepraat en gejuich als iets bijzonder mooi
werd gevonden. Het was net een kinder
voorstelling, een natuurlijk blijspel. Als de
ukjes van vier jaar een mooie hoed van
pisangblad hadden gemaakt en die punt
hoed op een beeld hadden gezet, zodat
het er potsierlijk kwam uit te zien, kwamen
de op- en aanmerkingen los en lachten wij
ons tranen. De arbeiders op het terrein
kwamen wel eens langs, zagen het kinder
gedoe en hadden er plezier in.
Op een dag stond er echter een vreem
de tentwagen voor de deur en hoorden wij
dat de dokter uit de stad er was om naar
Tjang te kijken. Toen hij weg was moesten
wij in de keuken ons avondeten naar bin
nen werken, en werden wij vroeger dan
anders in bed gestopt. En stil, pas op!
De volgende dag zagen wij dat de nach
telijke regen de bloemen van de beelden
had weggespoeld. We konden dus opnieuw
beginnen, doch hadden er niet veel zin
in omdat onze gedachten bij Tjang waren.
Opeens zei één der gendohs: "Weet je
wat, non. Wij zullen een mooi, ongeschon-
Lees verder pag. 24