MAGELHAES en het RIJK MAESA DE WARUGA (1) De waruga, een stenen urn, is een van de weinige overblijfselen uit de tijden van vóór de V.O.C., welke men in de Mina- hassa nog kan terugvinden. Omtrent de betekenis van de naam "Wa ruga" zijn onder de huidige bevolking ver schillende meningen in omloop. Sommigen verklaren, dat "waruga" een afkorting zou zijn van "wawaruga" hetgeen dan zou be tekenen de plaats waar "een lichaam ge heel tot ontbinding overgaat". "Wawa" is namelijk 'volkomen', 'terdege' en "ruga" wil zeggen 'versleten van kleren', 'ontbon den van lichaam'. Anderen zeggen, dat het woord "waruga" afgeleid zou zijn van "Baruga", hetgeen 'logeergebouw', 'pasangrahan' betekent en in sommige streken van Sulawesi de be naming is voor 'huis'. Beide verklaringen laten mogelijkheden open. Somtijds hoort men beweren, dat een andere benaming van "waruga" zou zijn "Tiwukar". Maar dit wordt door oude Mina- hassers sterk bestreden. De "Tiwukar" - zo zeggen zij - was oudtijds een lijkkist speciaal bestemd voor vrouwen. In deze tiwukar werd het lijk in gestrekte houding bijgezet en de (stenen) Tiwukar werd dan in een daartoe gegraven kuil begraven. De kuil werd met aarde opgevuld. De "Waruga" echter is uitsluitend be stemd voor het bewaren van het stoffelijk overschot van overleden mannen (dit is echter waarschijnlijk niet geheel juist, om dat - zoals men verderop in deze beschrij ving zal zien - in sommige Waruga's ook wel degelijk - althans zeer vermoedelijk - vrouwen werden begraven), terwijl de (e- veneens van steen vervaardigde urn) slechts zeer gedeeltelijk in de grond werd begraven. De uiterlijke vorm van de "Waruga" is als volgt: een rechthoekige, vijf of zeven voet hoge stenen doodkist of lijkpot, af gedekt door een van graniet vervaardigd deksel (meestal in de vorm van een dak) dat aan beide uiteinden over de urn uit steekt. De urn zelf is uit een soort zachte tuf steen gemaakt, die eerst hard wordt, zodra ze aan de buitenlucht blootgesteld is. De afmetingen van deze urn zijn zeer ver schillend. Bertling geeft in zijn manus cript "De Minahassische Waruga" en "Hoc- kerbestattung" omtrekken op van ongeveer 40 x 40 tot 90 bij 90 c.M. Maar dit is niet geheel juist. Er bestaan ook urnen met een omtrek van ruim 1.50 x 1.50 M. Inwendig is de urn cylindrisch uitgehold. In de uitholling werd het lijk in zittende houding, met de knieën tegen de borst gebonden, bijgezet. De z.g. "Hockerbestat- tung", die eertijds op vele plaatsen der wereld algemeen in zwang was. Ook in Europa (in de prae-historische tijd, bij het ras van Cro-Magnon). Alvorens verder op deze merkwaardige wijze van lijkbezorging nader in te gaan, loont het de moeite om de "Waruga" uit wendig onder de loupe te nemen. Het valt dan op, dat terwijl de urn zelf over het algemeen glad en onbewerkt is, het gra nieten deksel meestal rijk voorzien is van relief en beeldhouwwerk. De rand van het doorgaans in de vorm van een dak vervaardigde deksel vertoont bijna steeds het slangen-motief. Dikwijls zeer kunstig gestyleerd; kennelijk door beeldhouwers, die hun vak uitstekend ver stonden. Dit slangenmotief, een van de meest ver breide in die landen waar een zeker ge loof bestond in een voortbestaan na de dood (een eeuwig leven) werpt een m.i. bepaald licht op het religieuse leven der (volgens de officiële geschiedenis destijds "heidense") oude Minahassers. Maar daar over later. De slang, die meermalen van huid ver wisselt en dus - naar de primitieven geloof den - voortdurend een nieuw leven aanving (nooit stierf), is bij uitstek het symbool geworden van het "eeuwige leven", "ge zondheid" (ons tegenwoordig symbool voor het medisch beroep). Het slangenlichaam, met zijn kronkels, leende zich uitnemend voor het al dan niet in gestyleerde vorm, versieren van randen. Het deksel zelf vertoont - zoals wij reeds zagen - meestal de vorm van een dak. De door sommigen hieraan verbonden gedach te, dat deze dakvorm een relatie zou aan duiden met elders in Indonesië gevolgde begrafenisvormen (omdat ook daar boven de graven een overdekking in de vorm van een dak wordt aangebracht) acht ik niet te onderschrijven. Het aanbrengen van een dakvormige overdekking van graven is bij na overal ter wereld in zwang en m.i. terug te brengen tot een zekere vorm van pië- teitsgevoelens ten opzichte van de doden. Die men een "dak boven het hoofd" wil geven, een huis, een woning dus. Een te Ma-Umbi gevonden Waruga-deksel (thans te bezichtigen in het museum te Djakarta). De gebeeldhouwde mannen-figuur draagt een Eu ropese jas uit de 15e en 16e eeuw, slobkousen en schoenen. Aan de andere zijde van het deksel bevindt zich de figuur met musket en zwaard, die men op de foto van de Waruga's in het museum te Djakarta (met Kapt. Mantiri op de voorgrond) duidelijk zien kan. De Waruga van Turangwalelaki, de eerste Kolano (Regeerhoofd) van het Rijk der Ma-Essa. De urn met deksel werden gevonden te Minawa- nua (Malompaoy) in het onderdistrict Langkepang (thans Likupang) van het district Tonsea. Het li chaam was uit de urn verdwenen. De gebeeldhouwde figuur op het deksel draagt een rijkelijk met passement afgezette Europese jas en heeft een baret op het hoofd. Men vergelijke deze baret met die, door Magel- haes gedragen op de in dit werk van hem gegeven afbeelding. Links en rechts van de mannen-figuur ziet men een bloedhond afgebeeld, met grimmig gelaat en wuivende staart. De manskoppen op de onderste rand van het deksel, waar dit op de urn rust, hebben Europese gelaatstrekken. Zij hebben waarschijnlijk een ring baard gedragen. Hun hoofd is gedekt door een baret. De rechtse kop heeft een ringkraag rond de hals. Turangwalelaki kwam volgens de Overlevering in 1525 aan de regering van het door hem gestichte rijk der Minahassa (Ma-Essa). Hij stierf in 1560 Zijn zoon, de tweede kolano, droeg de naam van Lensum. Een andere zoon werd Radja van Bola. Het "dak" van de Waruga eindigt aan weerskanten meestal in een - somstijds wel, maar niet altijd gestyleerde - slangen kop. Ook treft men instede van de slangen kop een soort trossen aan. De slangenkop zal wel een logische voortzetting van het randmotief zijn ge weest en eveneens - al dan niet bewust - het "eeuwige leven na de dood" hebben gesymboliseerd. Mogelijk zijn de trossen niet anders dan een overgestyleerde soort slangenkoppen. Men heeft in deze figuur wel eens gesty leerde doodskoppen willen zien, daarbij verwijzend naar het feit, dat men hier en daar rondom Waruga's de doodshoofden van gesnelde tegenstanders heeft opgegra ven. Maar m.i. is er niets, dat deze theorie ondersteunt. Vooral niet, omdat rondom de oudste Waruga's, de oorspronkelijke dus, geen doodshoofden werden aangetroffen. Het begraven van gesnelde hoofden is dus eerst later in gebruik gekomen en kan geen uitleg geven voor de tros-figuur. De heer Mogot, oud-districtshoofd van Langoan gaf als oorsprong van het tros- symbool op - althans volgens Bertling - de "Tombaloi-bloem". Deze bloem zou na melijk door aanvoerders in de strijd gedra gen zijn. Men kent dit gebruik ook elders in Indonesia. De krissen van de krijgers van de Sultan van Djocja voerden op hoog tijdagen eveneens een versiering van bloe men (melatti-bloemen), als behorende tot de attributen van de krijgsman. Is de latere gewoonte, ook in Europa gevolgd, om bloe men te steken in de lopen der ten strijde gaande soldaten, aan dezelfde gedachte toe te schrijven? Ik zelf denk in deze ook aan de trossen of pluimen welke bij Euro pese begrafenissen de lijkkoets versieren. Hier en daar treft men op het deksel van Lees verder volg. pag., kolom 1 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 5