VAN CASTOROLIE TOT SUIKER In elke suikerfabriek, klein of groot, is het laboratorium een centraal punt. Er wor den niet alleen honderden sap- en andere analyses verricht door tal van laboranten, maar ook heeft de fabricagechef er zijn kantoor. Hij zit er als een spin in een net van honderden fijne draden die hem een overzicht geven van het hele bedrijf. Op de fabriek Pasir Manis was het labo ratorium tevens een soort polikliniek waar verwondingen en kleine ziekten werden be handeld. Ernstige gevallen werden naar het fabrieks-hospitaal verwezen, waar twee art sen werkzaam waren. Voor de verlening van eerste hulp werden verschillende ge neesmiddelen engros ingekocht. Aspirine bijv. was een groot artikel, en ook kinine pillen werden bij duizenden in grote blikken aangevoerd. De pillen moesten wel ter plaatse worden ingenomen. Dat was een voorschrift ten bate van de patiënt, want zonder toezicht zou deze allicht geneigd zijn de pil mee naar buiten te nemen om hem aldaar voor vijf losse centen te ver kopen. Zo'n pil werd gezogen tot de gla- zuurlaag weg was en de bittere smaak naar boven kwam, en eerst dan ingeslikt. Een ander groot, welhaast "groots" ar tikel, was de castorolie. Ach, wie zou dit universeel geneesmiddel uit de Tropen niet kennen?! Ik ril nóg als ik denk aan dit goedje met z'n walgelijke reuk, dat wij in Indië regelmatig in moesten nemen, simpel weg omdat het "gezond" was. Buikpijn of geen buikpijn, eens in de week een lepel castorolie voor de reiniging van het sys teem was het motto. Op tafel stonden of lagen dan het flesje olie met een soep lepel ernaast, een glas lauwe melk, dan een vrucht en tenslotte een stukje choco lade of een zuurtje. In dezelfde volgorde werd alles ingenomen - de melk om de nare smaak weg te nemen, de vrucht en het zuurtje als beloning - sprongsgewijze, even moeizaam als de herovering van de eilan den in de Pacific door de Amerikanen. De Javaantjes waren machtige casterolie- drinkers. Ze slikten het goedje met een ongelooflijk gemak. Alsof een medicijn zon der nare smaak geen medicijn zou zijn! Zo gortig als Amat het maakte, heb ik het echter nog nooit gezien. Amat diende zich op een middag bij mij aan. Na beleefd gegroet te hebben en naar mijn vrouw en kinderen te hebben geinfor- meerd, vertelde hij mij wat hij alzo gege ten had. Het was veel. De opsomming duurde zó lang, dat ik, gezien het vele werk dat op me lag te wachten, hem naar een laborant verwees. Ik zat alweer enige tijd over mijn cijfers gebogen, toen de laborant mij kwam mel den dat Amat vier porties castorolie (d.w.z. 100 cc) wenste. "Waarom zo veel?" vroeg ik. "Omdat hij zoveel gegeten heeft"., zei de laborant. "Als je weinig eet, helpt één portie cas torolie wel', verklaarde Amat zich nader, "Maar als je zoveel gegeten hebt als ik, dan helpen alleen nog maar vier porties". "Nou, geef hem dan maar 100 cc", zei ik tot de laborant. Mijn stem zal niet erg vast geklonken hebben, denk ik, want onder tussen speelden mijn eigen persoonlijke ervaringen met castorolie, de melk, het zuurtje, me door het hoofd. 100 cc! Het leek me een haast onmogelijke prestatie. "Ik wil zelf zien dat je het opdrinkt", zei ik tegen Amat. Tenslotte was een derge lijke toer bijkans "einmalig". Vol spanning keek ik toe hoe de labo rant het walgelijk dikke vloeistofje, waarvan in mijn verbeelding de penetrante nare smaak in een dikke walm afkwam, in een kopje goot, bijna tot aan de rand. Ik rilde! Toen de laborant het kopje jolig aan Amat presenteerde moest ik zelfs even een ge voel onderdrukken alsof mijn hele binnen ste over mijn lippen naar buiten zou komen. Met afgrijzen zag ik hoe Amat het kopje aanpakte, de inhoud smakelijk naar binnen goot, en zijn lippen aflikte op de koop toe. Toen hij onder dankzegging verdwenen was, terug naar zijn machine, ben ik buiten even een luchtje gaan scheppen. Ruim een uur later - ik stond toen in de machinekamer met onze factotum Ben te praten - rende iemand in vliegende haast voorbij. Dat had hij natuurlijk niet moeten doen, want onmiddellijk rende de hele ma chinekamer achter hem aan. Het was de toekangs nl. toegestaan de machines in de steek te laten als er ergens een ongeluk was gebeurd, zodat het aan hulp niet zou ontbreken. Toen Amat er met zo'n uitzon derlijke haast tussenuit ging - want het was Amat! - volgden tal van collega's, een onge luk vermoedende, hem dus op de hielen, kris-kras tussen de machines door, op weg naar buiten. Alie, de Kliling, kwam langs hollen; Timo, de derde machinist sloot aan; factotum Ben zette het eveneens op een lopen. Ik had de lach van mijn leven! Door de grote fabriekspoort rende de stoet naar buiten, uit gewoonte domweg achter de voorste man aan, en alleen Amat wist wat het einddoel zou zijn. Een boom, een hele grote dikke boom, met bosjes rondom, dat was wat hij in zijn toestand nodig had. Niemand kan de gezichten beschrijven, waarmee de toekangs in de fabriek terug kwamen. Het is moeilijk om onder derge lijke omstandigheden nog een decorum te bewaren. "Damn!" zei factotum Ben, toen hij weer bij me stond, "De man moest een grote boodschap doen!" "Allicht", zei ik, "Hij heeft zoëven 100 cc castorolie gedronken". "Damn", zei Ben weer. Ben kwam nl. uit India. Eigenlijk heette hij Benu Hassiu, maar bij ons was het doodgewoon Ben geworden. Hij was onze fabriekswaker. Met zijn lengte van 1.90 m en de tulband op het hoofd was hij iemand die de kleine Javaantjes respect afdwong. Aangezien hij met de Engelse taal was opgegroeid, betekende zijn Javaans - on danks zijn huwelijk met een Javaanse vrouw - niet al te veel, zodat hij nogal eens eigen aardig uit de hoek kwam. Onder meer diende Ben ervoor te zorgen dat er uit de fabriek geen suiker werd ge stolen. Daartoe stond hij, als de werkploe gen - zo'n kleine 200 man - naar huis gingen, met een gummiknuppel in de hand bij de hoofdingang. Suikerdiefstallen kwa men gelukkig sporadisch voor, en als ze zich eens voordeden waren het meestal vrouwen, die zich eraan schuldig maakten, omdat zij bij de centrifuges werkten en daar de meeste suiker aanwezig was. Zij deden de suiker dan in hun sluier, wikkelden deze zo om het lijf dat ze zwanger leken, of ge bruikten andere minder toegankelijke plaat sen. Ben was echter een man van de wereld. Het was kostelijk om hem aan te horen als hij een vrouwtje had ontdekt dat slank de fabriek binnengekomen was en er hoogst zwanger weer uitging. Met zijn gummiknup pel tikte hij zachtjes op de "buik" en zei: "Oei-oei, jij hebt suikerbuikje, geen kindje buikje". Het is slechts één keer voorge vallen, dat hij zich vergiste, en het vrouw tje werkelijk zwanger was. Er volgde na tuurlijk een hels kabaal, maar het was voor Ben niet al te erg omdat hij meestal de lachers op de hand had. Maar van dat moment af leerde onze bewaker precies uit het hoofd, welke vrouwen inderdaad zwan ger waren. Hij had trouwens ook op andere onderdelen der vrouwelijke anatomie te let ten. Hoe vaak heb ik hem niet horen zeg gen: "Oei-oei, jij hebt suikerborstjes, geen melkborstjes". En 't mooiste (tot een vrouw met onwaarschijnlijk zware heupen): "Oei- oei, jij daar suikerbiMen Ben had het recht om een suikerdiefstal bij de veldpolitie aan te geven. Hij maakte er nooit gebruik van omdat de tocht naar het Landgerecht hem eenvoudig te veel was. "Als ik ze maar ontdek, doen ze het nooit meer", was zijn overtuiging. Op een middag had Ben een man be trapt. Deze had een theeketel bij zich, het geen op zichzelf niet ongewoon was. On derin de ketel zat echter een dikke laag suiker, die onder de bruine vloeistof na tuurlijk niet direct te zien was. Ben vond dit "gemeen stelen", oneerlijk spel. Hij kon immers onmogelijk alle keteltjes con troleren! Ben was zo woest, dat hij de dief bij de politie wilde aangeven. Een idee, dat bij Lees verder pag. 21 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 19