Jos. van Arcken Vervolg van pag. 9 bezit van de anderen. Hij is een gewelde naarstype. Zijn forse ledematen wijzen op geweldige kracht. Als afstammeling van de windgod Baju wordt hij getypeerd door de storm, die elke weerstand overwint en al les wat hem in de weg komt, voor zich uit jaagt. Zijn vijanden leggen het als regel tegen hem af. Maar Bima gebruikt zijn kracht nooit ten kwade, maar uitsluitend om het kwaad te bestrijden. Eens overwon hij de reus Hidimba en trouwde daarna met diens zuster, de reuzin, Hidimbi, ook ge naamd Dewi Arimbi. Haar kraton Pringgo- dani ligt hoog in de bergen en is alleen door de lucht te bereiken. Het is dan ook een eigenschap van reuzen en reuzinnen, dat zij zich door de lucht kunnen voort bewegen. Van haar kreeg Bima een zoon, de beroemde Gatutkatja, die van zijn moe der de eigenschap erfde om te kunnen vliegen. Hierbij de beste eigenschappen van zijn vader bezittend, is Gatutkatja een der meest vooraanstaande strijders van de jon gere generatie en evenals zijn vader, ui terst populair. Evenals zijn vader staat ook hij steeds klaar om te helpen en kan hij geen onrecht verdragen. Bima is steeds te herkennen aan zijn grote duimnagel, het symbool van uiterste zelfbeheersing en concentratie van vermogens. Hij gebruikt deze slechts in de hoogste nood en heeft dit o.a. gedaan, toen hij op zijn tocht naar de navel van de oceaan om het levens water te zoeken, werd aangevallen door de vervaarlijke waterslang. Bima heeft bij deze gelegenheid een ontmoeting gehad met god Dewarutji en een mystieke inwijding onder gaan. Als herinnering aan deze inwijding draagt hij een geruite kain, waarvan de vakjes de kleuren wit, geel, rood en zwart behoren te dragen, de drie laatste kleuren als symbolen van de eigenschappen en hartstochten, die hij had te overwinnen, de witte kleur als symbool van het edele en reine, waarin al het andere zich oplost. Hoe anders doet zich Ardjuna aan ons voor. Hij is het beeld van de gentleman, het toppunt van volmaaktheid en goede smaak. Zijn profiel is het ideaal van schoonheid. Het amandelvormige oog wijst op zijn ede le afkomst. Het licht gebogen hoofd ken merkt zijn bescheidenheid, en doet hem zien als een man van beschaving. Terwijl in het algemeen voor een Indische maat schappij geldt, dat kostbare sieraden de na tuurlijke bekoring van beide sexen ver hogen, draagt Ardjuna noch armbanden, noch polsringen, maar slechts een ring aan elke hand. Zijn jeugdige schoonheid vormt zelfs in oosterse ogen reeds een voldoen de sieraad op zich zelf. Het is dus niet te verwonderen, dat deze schoonheid vooral op de oosterse vrouw indruk heeft gemaakt. Ardjuna's liefdesavonturen zijn dan ook zeer talrijk en vele kinderen moeten op later leeftijd van hun moeder of hun groot Ruime sortering Kii GOUDEN RINGEN DIJ. Laan van Meerdervoort 520 Den Haag - Telef. 33 64 41 vader, gewoonlijk een kluizenaar, bij wie Ardjuna eens gelogeerd heeft, vernemen dat het Ardjuna is, de edele ridder uit de stad, die zij hun vader mogen noemen. Van deze vele zoons treedt één meer op de voorgrond dan de andere: het is Abimunja, die in uiterlijk gelijkend op zijn vader, een goed boogschutter en vechter is en gaarne op avontuur uittrekt. Wanneer hetzij Ard juna, hetzij zijn zoon Abimanju er op uit trekt, steeds is hij vergezeld door drie of vier trouwe dienaren: de oude Semar met zijn zoons; de slungelachtige Petruk en de slome Nalagareng. Men noemt ze vaak de "clowns" van de wajang, en voor een deel vervullen zij dan ook dezelfde rol als de hofnarren in het oude Europa. Met allerlei grappen trachten zij hun meester op te vro lijken, wanneer deze teleurstelling onder vindt, maar ook weten zij door op het juiste moment goede raad te geven hem uit de moeilijkheden te helpen. Ondanks zijn potsierlijk uiterlijk is Semar in werkelijkheid een soort van schutspatroon, een geleider, waarbij we, ons herinnerend aan hetgeen we opmerkten over het ontstaan van de wajang, zouden kunnen denken aan de ge leider, die de candidaat bij de initiatie door de beproevingen moet heen helpen. Van de vijf Pandawa's blijven nu nog de tweelingen Nakula en Sadewa over. Als tweelingen lijken zij sprekend op elkaar en zijn zij dan ook niet uit elkaar te houden. Ze treden niet in die mate op de voorgrond als de beide hierboven besproken figuren. Vaak zullen we hen ontmoeten als bood schappers of afgezanten. De verschijning van Batara Kresna is een geheel andere dan die van de Pandawa's. Hij is gekleed als regerend vorst met kroon en rugvleugel. Zijn neusprofiel vertoont de edele lijn, maar uit zijn meer omhoog ge heven hoofd blijkt de zekerheid van op treden en eigenwaarde. We zagen reeds, dat hij gaarne door de Pandawa's wordt geraadpleegd, wanneer er moeilijkheden zijn en zo zien we hem dan ook in deze functie bij het begin van de lakon TUGU WASESA, of Raden Werku- dara als koning, die moge dienen om de hier besproken figuren of eventuele andere tot een levende werkelijkheid te doen wor den, zoals ze dat ook zijn voor de bewo ners van Java. Elke wajangvoorstelling pleegt te begin nen met een audiëntie, waarop het welzijn van de staat wordt besproken. Wanneer Vorst Kresna in zijn kraton Dwarawati deze audiëntie houdt, verschijnen afgezan ten van Ngamarta, Raden Nakula en Raden Sadewa als afgezanten van het rijk Nga marta om hem uit te nodigen voor een be zoek aan Judhistira in verband met daar gerezen moeilijkheden. Werkudara is name lijk spoorloos verdwenen en blijkt na alle zoeken onvindbaar. Terwijl Batara Kresna en de beide gezan ten van Ngamarta op reis gaan naar Nga marta, verplaatst het toneel ons naar het rijk Astinapura, het rijk van Koning Suju- dana, de oudste der Kurawa's. Sujudana, ook wel Durjodana genaamd is iemand, die zich door zijn lagere instincten laat leiden. De neus en het ronde oog wijzen op grof heid en onbeschaafdheid, zo ook de haar groei aan kin en keel. Hij is gekleed als onafhankelijk regerend vorst. Hij verleent juist audiëntie en in zijn tegenwoordigheid merken we op Pandita Durna, Adipati Kar na en Patih Sangkuni. Pandito Durna of Drona is een brahmaan en als zodanig de leermeester in alle kun sten en wetenschappen van de Kurawa's en de Pandawa's die tesamen werden op gevoed. Hij is echter niet onbevooroordeeld en staat bij verschillende gelegenheden dui delijk aan de zijde van Sujudana en de zijnen. Adipati Karna is een bastaardzoon van koning Pandu, maar nadat hij in een wagenwedstrijd eens door Ardjuna was be ledigd, heeft hij de kant van Sujudana ge kozen, en vertoeft hij aan het hof van Astinapura. Patih Sangkuni is de geslepen rijksbestuurder van Astinapura. Hij wordt wel beschouwd als de auctor intellectualis van alle gemeenheden, door de Kurawa's bedreven. Men zegt wel, dat vorst Sujuda na, wanneer hij deze Sangkuni niet als rijksbestuurder zou hebben gehad, niet half zo slecht zou zijn geweest. Maar men zou ook kunnen zeggen, dat Sangkuni's zin voor intrigue en stokerij nooit zo'n succes zou hebben gehad, indien hij niet toevallig had kunnen samenwerken met iemand als ko ning Sujudana. Het ene karakter vulde het andere op fatale wijze aan. Sangkuni heeft de vrijpostige blik, die met zijn karakter in overeenstemming is, echter met opzet iets getemperd door een officiële grijns. De knotsneus, het zichtbare tandvlees en de keelbaard zijn alle aanduidingen van een laag moreel karakter. Nog merken we op, dat hij zijn bovenlijf iets meer pleegt te ontbloten dan normaal, om vooral voor zijn heer te verschijnen als de nederigste aller onderdanen, hoewel hij, zoals we zagen, als rijksbestuurder zijn vorst geheel naar zijn hand pleegt te zetten. Juist is de koning bezig mede te delen, dat hij in de afgelopen nacht een merk waardige droom heeft gehad, waarbij ge heel Astinapura door een bandjir werd ge teisterd, of buiten op de alun-alun weer klinkt een luid rumoer en is het volk in verwarring gebracht. De oorzaak blijkt te zijn de verschijning van een Reuzen-Oli fant, waarop een machtig ridder is gezeten, die met zijn volgelingen, allen onweerstaan bare krijgers, een niet te stuiten aanval doet. Reeds dadelijk worden de meesten der Kurawa's in de verwarring gevangen genomen. Ook Adipati Karna moet de strijd opgeven en wordt in de gevangenis gezet. Koning Sujudana tracht zich met zijn ge malinnen door een snelle vlucht te redden, maar wordt daarbij in zijn been geschoten en buiten bewustzijn door zijn dienaren meegedragen. Wanneer de rust is hersteld, kondigt de vreemdeling, die Raden Ananta- wasesa blijkt te heten, de order af, dat alle bossen in de omtrek bewaakt moeten wor den en bij de bewoners geen schade mag worden aangericht. Het volgend toneel verplaatst ons naar de kraton Pringgodani, waar we Dewi Arim- ba aantreffen, die bezoek ontvangt van haar zoon Raden Gatutkatja. De aanleiding tot dit bezoek is weer het onderwerp, dat allen bezighoudt, de verdwijning van Raden Werkudara. Raden Gatutkatja vraagt zijn moeder toestemming zijn vader te gaan zoeken. (wordt vervolgd) 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 10