MAGELHAES en het RIJK MAESA
DE STICHTING VAN HET RIJK MINAHASSA (I)
Het verhaal van de oude Heer Tangkudung
begint eigenlijk bij de overwintering van
Magelhaes' vloot te St. Julian. Volgens de
overlevering namelijk, zou de muiterij onder
het scheepsvolk van zijn eskader te St.
Julian zijn uitgebroken, als gevolg van zijn
aldaar gedane bekendmaking, dat hij "niet
van zins was om nog naar het vaderland
terug te keren".
Deze mededeling werd uiteraard niet door
de gehele bemanning met onverdeelde
vreugde ontvangen. Vandaar ontevreden
heid en muiterij. De rebellie werd niet al
leen door harde middelen onderdrukt. Ma
gelhaes deed een concessie in die vorm,
dat hij toezegde (na in gloedvolle bewoor
dingen de Specerij-eilanden beschreven te
hebben), dat degenen, die - na het beloof
de land aanschouwd te hebben - nog naar
het vaderland wensten terug te keren, door
hem daartoe in staat zouden worden ge
steld. Hij zou hun dan schepen en de no
dige middelen ter beschikking stellen.
Men scheen met deze belofte genoegen te
nemen. Weliswaar vermeldt de officiële ge
schiedenis van Magelhaes' reis, dat, toen
men de doorgang ten Zuiden van Amerika
binnenvoer (thans Straat van Magelhaes
geheten), een der schepen toch nog deser
teerde, hetgeen er dan op zou wijzen, dat
een deel der bemanning toch niet zo heel
veel vertrouwen in Magelhaes' belofte had.
Maar van dit schip werd nooit meer iets
vernomen. Elders leest men, dat dit schip
verging.
Het verhaal van de Heer Tangkudung maakt
van deze desertie geen melding. Mogelijk is
het schip door ondeskundigheid van de -
waarschijnlijk revolterende - bemanning
(verstoken van de leiding van hun offi
cieren) vergaan. Maar ook heel wel moge
lijk, is deze desertie slechts verzonnen
(zo menen de ouden van dagen in de Mina-
hassa althans), om het aannemelijk te ma
ken, dat Magelhaes' strijdmacht zodanig
verzwakt was, dat hij - zoals de officiële
historie vertelt - te Mactan slechts met 65
man in het veld kwam.
Magelhaes heeft bij zijn exploraties van de
kusten van Zuid-Amerika zijn tijd niet ver
beuzeld. Hij leerde er de cultuur der be
volking, de flora en de fauna van het land
ter dege kennen. Enige der specima van
die flora en fauna nam hij op zijn verdere
reis mede.
De Anoang (het wilde rund), dat behalve
in Zuid-Amerika nog slechts op het noorde
lijk schiereiland van Celebes voorkomt, zou
als voorvader een der soortgenoten heb
ben, door Magelhaes vanuit Zuid-Amerika
medegenomen op zijn tocht naar de Spe
cerij-eilanden.
Niet alleen echter nam Magelhaes Zuid-
Amerikaanse planten en dieren aan boord.
De overlevering wil, dat hij ook enige men
selijke bewoners van het land op zijn ver
dere tocht met zich voerde. Waarschijnlijk
is het zijn bedoeling geweest, op die wijze
de beschikking te krijgen over bekwame
loodsen, die de territoriale wateren rondom
het Zuid-Amerikaanse continent kenden.
Dat was in die dagen niet ongewoon. Alan
Villiers vertelt in zijn boek "Monsoon
Seas", dat ook Vasco da Gama (de Portu
gees, die voor Portugal de zeeweg naar
India ontdekte) vanuit Malindi een loods
met zich voerde.
Het is ook mogelijk, dat deze door Magel
haes al dan niet vrijwillig medegenomen
loodsen op de hoogte waren van de juiste
plaats en ligging van de doorvaart naar de
Pacific. Dit is zelfs zeer waarschijnlijk, want
men zal zich herinneren, dat Magelhaes
ruim 10 maanden - namelijk van Januari tot
October 1520 - zijn onderzoekingstochten
naar de Zuidelijke doorvaart volhield. Het
geen wel een heel lange tijd is geweest,
als hij geen enkele reële aanwijzing om
trent het bestaan daarvan had.
Het officiële reisverslag meldt, dat Magel
haes, toen hij zich met zijn vloot op de 21e
October 1520, op vijf mijlen van de kust
(op 52 graden zuiderbreedte) bevond
"wist", dat hij zijn doel bereikt had. Het is
misschien wel een beetje veel gevergd; om
dit "weten" geheel op het credit van zijn
intuitie te schrijven. Vermoedelijk hebben
de loodsen die hij vanuit Zuid-Amerika
medegenomen had, in deze wel een woord
je meegesproken.
Een belangrijke zaak, die Magelhaes in
Zuid-Amerika opdeed (hier citeer ik weer
het verhaal der Overlevering), was behalve
mensen, fauna en flora, ook kennis van de
oude Inca-cultuur (Maya-cultuur). Een der
voortbrengselen van die cultuur zou dan de
Waruga zijn geweest. Het dodenrituaal in
een der door Magelhaes in Zuid-Amerika
bezochte streken, kende namelijk ook het
begraven van het stoffelijk overschot in
Hockerbestattung in stenen lijkkisten of ur
nen. De lijken waren dan gebalsemd. Aldus
de Overlevering.
Zeker kende men deze wijze van ter aarde
bestelling in Peru. Het officiële reisverhaal
geeft niet aan, dat Magelhaes in Peru land
de. Maar wij mogen dit veilig aannemen,
omdat hij - teneinde te kunnen profiteren
van gunstige golfstromingen - na aankomst
in de Pacific - de kust van Zuid-Amerika
ongetwijfeld een heel stuk naar het Noor
den moet gevolgd hebben. En het is uitge
sloten te achten, dat hij daarbij niet hier
en daar aan land is gegaan. Dan moet hij
wel in Peru geland zijn, omdat dit volk al
van ouds bekend was als een "goudland"
(Cortez maakte daar reeds melding van)
en de Conquistadores het zeker niet ver
smaad zullen hebben, op hun tocht naar de
"Specerij-eilanden" ook een ons of wat van
het edele metaal mede te nemen. Zijn in-
quisitieve geest zal Magelhaes ongetwijfeld
naspeuringen hebben doen verrichten in dit
land van oude zeden en gewoonten, het
oude land der Azteken.
De overlevering onder de oude Minahas-
sers bewaart over het wel en wee van
Magelhaes' verdere tocht over de Stille
Oceaan naar de Filipijnen, het stilzwijgen.
Men wil wel beweren zelfs, dat die tocht
redelijk voorspoedig verliep en dat heel
wat van de verschrikkelijke en angstaan
jagende dingen, die het officiële reisver
slag vertelt, daarin uitsluitend opgenomen
zijn, om de Spanjaarden in het vaderland
en vooral de Koning, de lust tot het doen
van naspeuringen, te ontnemen. Maar het
lijkt mij toch wel aannemelijk, dat de reis
geen pretje is geweest en dat honger, dorst
en scheurbuik de varensgezellen inderdaad
geteisterd hebben. Zodat zelfs ratten een
welkome afwisseling bij het menu van be
dorven scheepsbeschuit met wormen wa
ren. Trouwens ontberingen van die aard
telde men in de 15e en 16e eeuw niet zo
zwaar. Het was eigenlijk niet ongewoon.
Een reis, waarbij 50 procent van de op
varenden levend in de thuishaven terug
keerde, gold toen voor nog zo slecht niet.
Hoe dat ook zij, wij vinden Magelhaes - in
de Minahassische Overlevering - terug op
Cebu. Waar hij met de Koning op zeer
goede voet verkeerde. Zodanig zelfs, dat
deze hem twee zijner dochters tot vrouw
offreerde. Het verhaal meldt, dat Magelhaes
één der dochters huwde.
Voorts vernemen wij, dat hij voor zijn nieu
we vriend, de Koning van Cebu, verschil
lende tuchtigings-expedities ondernam te
gen omliggende rijken en rijkjes, die alle
min of meer schatplichtig schenen te zijn
aan het grote koninkrijk Cebu. Op den
duur won Magelhaes zodanig het vertrou
wen van het volk, dat velen zich tot het
Christendom lieten bekeren. Onder dezen
behoorden ook de Koning en diens Gemalin.
Wij behoeven ons daarover niet te ver
bazen. Want de Spaanse Conquistadores
vergaten nimmer, om naast de stoffelijke
en wereldlijke belangen van hun Vorst en
zich zeiven, ook steeds de geestelijke van
hun Godsdienst te behartigen. Met de
Spaanse vlag en het zwaard voerden zij
ook immers het Kruis met zich mede. Zo
nodig wisten zij de bedwongen volken - wij
mogen dat nu wat vreemd vinden - de
Christelijke Godsdienst ook met geweld bij
Lees verder pag. 17, kolom 2
7