ONZE "GEESTEN-VERHALEN" De knappe vertelling in ons nummer van 30 augustus heeft tot onze schrik een lawine van geesten-verhalen ontketend (je zal vaak een plaatsje moeten opschuiven, Chris, voor andere vertellers!). Als dat zo doorgaat, komt een dikke bundel Indische geest- verhalen tanggoeng gauw uit! We vinden overigens het woord "geesten-verhaal" geen goede naam. Het Engelse woord Ghost-story is veel eenvoudiger en eerlijker; hoeft niet tussen aanhalingstekens. Het vaak gebruikte woord griezelverhalen verwerpen wij volkomen: wij zijn geen grieze lende keukenmeiden en para-normale waarnemingen zijn niet om van te "griezelen". Een kalme blik in een andere wereld verdient een kalme en juiste naam. Wie verzint 'm alsnog? Dit verhaal van Bastiaans komt in ontelbare varianten voor bij alle volken sinds men senheugenis: de verschijning van een "zee-monster". Is het misschien een oer-atavistische angst (over duizenden geslachten heen overgeërfd) uit de tijd toen de mens nog met de Dinosauren leefde en menige vredige wandeling aan een meer of aan zee plotseling wreed verstoord werd door een plotseling uit de wateren opdoemend reuzenmonster? De verhalen van "Het Monster van Loch Ness" zijn overbekend. In Indonesië bestaan tientallen verhalen van allerlei soorten watermonsters en voor de Dajak in Borneo bestaat de Draak nog écht! Eén van deze verhalen heeft het niveau van de wereldliteratuur bereikt en wel Ryonosuke Akutagawa's "De Draak", waar overigens van dit visioen een "verzonnen" verhaal is gemaakt van ongeevenaarde humor. Maar je moet ook werkelijk een genie zijn om van deze stof verhalen te kunnen maken. Akutagawa's verhalen Rashomon en Oebiepap zijn zeker even prachtig...terwijl we hier alsmaar zitten te griezelen... Griezel niet, lezers; herinner U scherp, beheers Uw gevoelens en fantasieën, beschrijf even kalm en punctueel alsof U een jachtverhaal schrijft. En onze bundel wordt een meesterwerk! EEN MERKWAARDIG AVONTUUR OP HET EILAND BAWEAN De gezagvoerder van de Bandjermasin-boot kwam op kantoor om te vragen waar hij de maatschappij-dokter bereiken kon. Hij moest zich noodzakelijk geneeskundig laten onderzoeken. Ik verstond de kapitein niet. Hij mompelde en wauwelde ongearticuleerd Verbaasd keek ik hem aan. Hij wees naar zijn mond, die tot mijn afgrijzen niet op de geeigende plaats op zijn gezicht was, maar naar een oor scheef opgetrokken. Zijn mond bevond zich onder zijn oor. De kapi tein bracht ik naar de dokter. "De kapitein is "gemaakt", meneer" zei Frederik, mijn klerk grinnikend. "Hij is ze ker stout geweest tegen de vrouwen in Bawean" verklaarde Frederik nader, "die Baweanezen spotten er niet mee. Zij be oefenen de zwarte kunst en je moet met hun vrouwen geen gekheid maken". Dit alles vond ik een vreemde zaak. Met dat geheimzinnige eiland Bawean zou ik echter nader kennis maken. Dit eiland in de Java-zee, op de route van de lijn-boot Soerabaia-Bandjermasin, be hoorde bestuursmatig tot de residentie Soerabaia. Het werd oorspronkelijk be stuurd door een assistent-resident. Die be stuursambtenaar werd later vervangen door een controleur. Maar ook deze functionaris was blijkbaar te veel voor het onbeteke nende eiland, waarvan de eenvoudige ei landbewoners van de visvangst leefden en op bescheiden schaal mais verbouwden. Ook de standplaats voor een controleur werd dus opgeheven en op Singkapoerna, de hoofdplats van het eiland, werd nu een Inheems districthoofd voldoende geacht. Deze Inheemse bestuursambtenaar zorgde, dat de geringe belastingen binnen kwamen, het regie-zout gedistribueerd werd en de eenvoudige douane-zaken werden afge daan. Periodiek kwamen van Soerabaia ambtenaren van het Binnenlands Bestuur, de Zoutregie en de Douane op inspectie naar Bawean. Mijn broer, die hoofdpakhuismeester van de Zout-regie in Soerabaia was, vergezelde ik op één van zijn inspectie-reizen naar het eiland Bawean. Met ons gingen mee een controleur B.B. en een douane-amb tenaar. De oversteek werd gemaakt met een z.g. "kapal poetih" (witte boot), een vaartuig van de Dienst van Scheepvaart. In Singkapoerna aangekomen liep ik zo'n beetje rond, terwijl mijn broer en de beide andere ambtenaren hun dienstzaken met de wedono afhandelden. De mannen en vrou wen, die ik tegenkwam, waren stil en zij passeerden mij zwijgend. De vrouwen met een lichtbruine huidskleur zagen er niet onaardig uit. De mannen waren fors ge bouwd, donker van kleur en keken recht voor zich uit. Zij leefden meer op zee en hun voorvaderen deden vroeger misschien aan zeeroverij. Ook de vrouwen keken links noch rechts. Zij liepen met gebogen hoofd voorbij. Ik was er echter zeker van, dat zij mij steelsgewijs opnamen. Het eiland is blijkbaar de top van een reeds lang uitgedoofde vulkaan, die uit zee op rees. De helling is niet zo stijl en gemak kelijk op te lopen. Zo wandelde ik dus op mijn gemak naar de top. Beneden aan de andere kant van de helling zag ik een liefelijk, fascinerend mooi landschap. Een park gelijk, met hier en daar een groep van drie, vier bomen, wier kruinen recht ten hemel oprezen. Een grasveld en enkele struikjes reikte tot aan de oever van een bergmeertje, waarvan het diepblauwe water in de zonneschijn schitterde. Door een strook struikgewas boven aan de helling liep ik naar beneden. Het struikgewas ging over in een grastapijt, dat tot aan de boor den van het meertje reikte. Beneden geko men keek ik met bewondering rond. Wat was alles mooi, fris en vriendelijk. Het water in het meertje rimpelde niet, hoewel toch een zachte bries de bladeren aan de bomen deed ritselen. Overigens was alles om mij heen stil en rustig. Er waren ook geen vogels in de bomen noch in de lucht. Terug in het plaatsje vertelde ik mijn broer van het ketel-dal en het kratermeertje. Met ons vieren liepen wij de helling op. Boven aangekomen genoten wij van het liefelijke landschap beneden. Wij daalden af en lie pen wat rond. Wij verwonderden ons, dat Lees verder volg. pag. Dit is een foto van een typisch "Loch" in de Schotse hooglanden. Doet het niet met een schok herinneren aan meren als het Meer van Bedoegoel in Bali, het Ranau meer, zovele krater- en andere meren in Indonesië waar ook monsters leven? Is in deze kristallijne rust niet een eigenaardige sfeer waar te nemen, die het hart sneller doet kloppen, het oog doet speuren? De foto is van Luc Montigny. Zij werd in Solok (Sumatra's Westkust) geboren als dochter van een controleur BB, vertrok op haar 9de jaar voorgoed naar Europa, maar de mystiek van de Sumatraanse wouden en reuzengebergten scheen ze érgens mee genomen te hebben, want in dit door en door exact denkend Europa vond ze gauw de mystiek van al wat "Gaelic" was, de wonderlijke verhalen van de meest westelijke volken van Europa. Deze wonderlijke "geestenwereld" werd Luc's onaflaat- bare studie en passie. Ze kent duizenden legen den en sproken, zangen en riten, en zal er in Tong Tong ook van vertellen. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 10