MAGELHAES en het RIJK MAESA
DE STICHTING VAN HET RIJK MINaHASSA (III)
Toen bleek, dat men nergens een mogelijkheid had, om rondom deze Noordelijke arm
van Celebes (Sulawesi) te varen, ging men over tot landingen op het schiereiland. De
overlevering verhaalt dan, dat Magelhaes' troepen op vier plaatsen - op de vier wind
richtingen gelegen - geland zouden zijn en vandaar uit het schiereiland diagonaalsgewijze
zouden zijn doorgetrokken.
Men geeft de vier landingsplaatsen op het Noordelijkste deel van het schiereiland nog
heden ten dage aan.
Persoonlijk moet ik bij dit verhaal van een
landing op alle vier de windstreken sterk
denken aan de wel meer in het Oosten ge
bruikte vorm om het begrip "van alle rich
tingen" aan te duiden. Ook gaan mijn ge
dachten in dit verband uit naar de gebeeld
houwde groep van vier mannen op de
Waruga te Ma-umbi. Ook deze vier man
nen kijken in de vier windrichtingen uit.
Heeft de oude beeldhouwer destijds de ver
maarde landing van Magelhaes (vier wind
streken) willen symboliseren? Zou daar dan
één van de vier onderbevelhebbers, die
de landingen leidden, begraven zijn? Maar
waar werden dan de drie anderen begraven?
Waarom werd dezelfde symbolische figuur
niet op hun graven aangebracht? Het zou
het graf van Magelhaes kunnen zijn. Hij
toch leidde de manoeuvre als geheel (uit
alle vier windstreken). Maar de Overleve
ring wijst zijn graf elders aan.
Men ziet, er rijzen wel vragen in deze
kwestie. De Overlevering vertelt er niet
veel van. Wel horen wij dan, dat de leger
macht van Magelhaes zonder veel moeite
en zonder veel gewetensbezwaren, de oor
spronkelijke mannelijke bevolking van de
Minahassa (zoals wij die streek thans noe
men) versloeg, over de kling joeg, uit het
land verjoeg of tot slaven maakte. De
dochters des lands waren goede buit. Zij
werden gespaard.
Dit laatste was niet alleen een gevolg van
de in die tijden gehuldigde opvattingen van
oorlogvoeren. MagelhaesHiad er zijn zeer
bepaalde bedoelingen mede. Deze Alfoerse
vrouwen moesten de moeders worden van
het volk dat hij wilde stichten, in de staat
die hij volgens zijn richtlijnen wilde opbou
wen.
Dat Magelhaes, bij zijn pogingen om zijn
democratische staat van vrede en recht
vaardigheid te verwerkelijken, daden van
geweld niet schuwde, behoefde ons - ik
wees daar al eerder op - gezien de tijd
waarin hij leefde, niet te verwonderen. Zelfs
niet bij een man als Magelhaes, die overi
gens onder zijn tijdgenoten zeker als bij
zonder humaan mocht gelden. Het lot van
de overwonnen mannelijke bevolking werd
korte tijd later trouwens ook veel verzacht.
Waarover wij straks meer zullen horen.
De verovering van de (tegenwoordig zo
genoemde landstreek) Minahassa - zoals
deze ons verhaald wordt in oude geschrif
ten en overleveringen - moet inderdaad wel
onder leiding van een persoon geschied
zijn, die onderlegd en bedreven was in de
Westerse krijgkunde. Het systematisch om
singelen van het te veroveren object (de
voorbereidingslandingen op de rondom de
Minahassa gelegen eilanden) en het dan
van verschillende kanten tegelijk aantasten
van de vijand wijst daarop. Dit toch wijkt
volkomen af van de in die dagen in het
Oosten gevolgde methode, om de legers
in slagorde tegenover elkander te stellen
en dan in een reeks van gevechten te trach
ten de tegenstander achteruit te dringen.
Er is nog een ander feit, dat er op wijst,
dat wij in de aanvoerder van de troepen,
die de Minahassa veroverden, iemand moe
ten zien, die over grote militaire en leiders
bekwaamheden beschikte. De veroveraars
hadden op de verschillende door hen aan
vankelijk bezette eilanden hulptroepen aan
geworven. Deze hulptroepen werden zo
danig over de aanvallende troepen ver
deeld, dat zij landden op die plaatsen, die
zover mogelijk verwijderd waren van hun
plaats van herkomst. Die uit het Noorden
afkomstig waren, landden in het Zuiden en
omgekeerd.
De bedoeling hiervan is duidelijk. Men wil
de deze hulptroepen, die geallieerden van
zeer recente datum waren en die men der
halve nog maar zeer oppervlakkig kende,
verhinderen in blijvende te nauwe relatie te
staan met hun eigen bevolkingsgroep op
de plaats van herkomst. Hetgeen anders
maar al te licht tot moeilijkheden zou heb
ben kunnen leiden.
Men kan de restanten van deze bevolkings
groepen nog heden ten dage terugvinden
in hun nakomelingenschap, zoals deze nog
steeds gevestigd is op of nabij de plaats,
waar de oorspronkelijke groepen landden.
De veroveraars, van diverse zijden opruk
kend (de Overlevering zegt ook hier: "van
uit de vier windstreken"), ontmoetten el
kander ongeveer in het midden van de Mi
nahassa. Aldaar werd een grote bergsteen
gebruikt als teken der overwinning. Deze
steen - de "Pinawetengan", of "Pinabeten-
gan" - staat daar nog. Het is een monu
ment, dat langzamerhand in de bodem ver
zonken, in de twintigste eeuw weer werd
uitgegraven. En door de Minahassers nog
steeds in zekere mate geëerbiedigd wordt.
Er is zelfs een legende aan verbonden, die
ik hier curiositeitshalve laat volgen.
Volgens deze legenden dan "werd de
woonplaats der verschillende stammen be
paald door de goden (waarmee dan de
voorouders bedoeld worden) in een ver
gadering rondom DE STEEN WAAR VER
DEELD IS, aan de Noordelijke voet van de
berg Tonderukan. Bij iedere beslissing der
Oudsten gaf de HOOGST GEZETENE, de
allerhoogste god, een schrap op de steen,
indien de verbiedende god het besluit goed
keurde". Deze tekens worden nog aange
wezen op die steen, die indertijd weer is
uitgegraven, zegt Dr E. C. Godée Molsber-
gen in zijn "Geschiedenis van de Minahas
sa" (Landsdrukkerij 1928).
De overlevering vertelt het volgende: Toen
de verschillende groepen van het verove-
ringsleger bij de zuil, de Pinawetengan, wa
ren aangekomen, hield Magelhaes krijgs
raad. In deze krijgsraad, werd met zijn
goedkeuring het land verdeeld en de on
derscheiden delen toegewezen aan zijn be
langrijke medewerkers (de Spanjaarden en
vooraanstaande officieren van de Filipijnse
en andere hulptroepen). De aankomst der
verschillende troepen-afdelingen werd op
de zuil aangegeven met een kerf.
Bij deze gelegenheid, of kort daarop, gaf
Magelhaes aan al zijn medewerkers Alfoer
se namen en werd de oorspronkelijke Al
foerse benaming voor alle zaken in de Mi
nahassa weer ingevoerd. Magelhaes ver
kreeg zelf de naam van "Turangwalelaki",
de verdeelde landstreken heetten "Balaks".
De daarover gestelde hoofden "Kepala Ba
laks", (de hoogste "hukum" in zulk een
"leen"-staat).
Volgens de Overlevering zou dit geschied
zijn, om 'ieder spoor van zijn bestaan te
doen verdwijnen". Hetgeen wel aanvaard
baar is, gezien de omstandigheid, dat hij
- op kosten van en voor rekening van de
Spaanse Koning op onderzoek en verove
ring uitgezonden - om welke reden dan
ook - voor zich zelf en NIET voor Spanje
volvoerde.
Volgens de Ouden van Dagen in de Mina
hassa zou deze naamgeving nog heden ten
dage haar symbolische weerspiegeling vin
den in de Alfoerse naam, die aan ieder
pasgeboren kind in de Minahassa (bij de
doorsnijding van de navelstreng) wordt ge
geven naast zijn of haar overige (Christe
lijke) namen, de z.g. "Nama Potongpusa",
of "Nama Alifuru".
De oorspronkelijke Alfoerse bewoners, nu
in de Minahassa bekend als de Bantiks,
elders heten zij nu "Mongondouwers" of
"Balangers" (genaamd naar hun rijkjes
"Mongondouw" en "Bola", later verenigd in
Lees verder pag. 16, kolom 1
Waruga te Ma-umbi, met vier mannen die in de
vier windrichtingen uitkijken (zie 2e alinea van
deze aflevering).