MAGELHAES en het RUK MAESA
NAAR INDONESIË
DE STICHTING VAN HET RIJK MINAHASSA (IV)
Het was - zegt dan de overlevering - bij deze verdeling van het land, dat Magelhaes het
rijk Minahassa stichtte. En dit rijk zijn naam kreeg, Mina-Essa of Ma-Essa. Hetgeen zou
betekenen: Eén-geworden. Immers, alhoewel verdeeld in diverse Balaks, of "lenen",
vormden de aldus ontstane landstreken tezamen één land en één rijk, staande onder
één Regering. Aan het hoofd waarvan Turangwalelaki stond, die zij allen als leenheer
erkenden. Een soort federatieve statenbond dus. De naam "Ma-Essa" zou dan tot uit
drukking willen brengen, dat de bewoners toch één volk vormden.
Aldus ontstond het rijk der Minahassa, thans - na enige veranderingen te hebben onder
gaan, als gevolg van oorlogen en veroveringen - zich uitstrekkend tussen 0° 51 en 1^51
40" N.Br. en 124° 18' 40" en 125° 21' 30" O.L.
Na deze verdeling van het land en de
stichting van het rijk Ma-Essa, aldus de
overlevering, zond Magelhaes één zijner
schepen, de "Vittoria" onder bevel van Don
Juan Sebastian del Ciano, met een aantal
mannen die bij nader inzien door hem toch
minder geschikt werden geacht voor een
verder verblijf in zijn. nieuwe Rijk (een deel
der mannen zou n.l. heimwee gehad hebben
naar Spanje, een ander deel werd door
Magelhaes minder vertrouwd of om andere
redenen ongeschikt geacht voor verder ver
blijf in de Minahassa) naar Spanje terug
gezonden.
Sebastian del Ciano kreeg de geheime op
dracht om Magelhaes' zaken in Spanje te
regelen en allen kregen instructie en be
loofden onder ede, om een volkomen stil
zwijgen over de verovering der Minahassa
te bewaren. Zij dienden te verklaren, dat
Magelhaes in de Filipijnen gedood was en
de "Specerij-eilanden" nooit gezien had.
De scheeps-papieren werden overeenkom
stig dit relaas gewijzigd.
Van dit - verzonnen - verhaal, zou dan de
"officiële" geschiedenis van Magelhaes'
reis en dood afkomstig zijn.
Naar wij vernemen is een aantal leden
van het Genootschap van Leraren aan Ned.
Gymnasia, Lycea en Athenea druk bezig
voorbereidingen te treffen voor een groeps
reis naar Indonesië, waarbij gedurende een
maand een autobustocht gemaakt wordt
door heel Java en Bali. De reis is goed
voorbereid, o.a. na een uitvoerig vóórcon
tact met Indonesische leerkrachten die dit
bezoek zeer op prijs stellen. De kosten van
deze hele reis komen iets beneden de
4000,en de groep kan nog wat groter
worden. Geinteresseerden kunnen zich voor
nadere informaties wenden tot de heer J. J.
van der Klooster, Carel Vosmaerstr. 96,
Voorburg. Tel. 86.58.98.
Het is "merkwaardig" dat ondanks alle
afschrikwekkende afschilderingen van het
huidige Indonesië er nog altijd mensen zijn,
die "per sé kijken willen" en die blijkbaar
nog steeds zulke hoge verwachtingen heb
ben van het Indonesië van morgen, dat zij
geld, moeite en risico's graag voor een
oriënteringsbezoek over hebben. Het is ei
genlijk doodgewoon de spirit van de eerste
Oostinje-vaarders en wij nemen onze pet
er spontaan voor af!
Persoonlijk zou ik hier een andere moge
lijkheid willen opperen, die mij psycholo
gisch meer verantwoord voorkomt. Voorop
gesteld dan altijd, dat de overlevering juist
is omtrent Magelhaes' tocht naar en ver
overing van de Minahassa.
Het komt mij namelijk niet zo erg waar
schijnlijk voor, dat del Ciano en zijn man
nen, in Spanje aangekomen, zich zodanig
aan hun belofte gebonden zouden voelen,
dat zij nimmer een woord los lieten omtrent
hun werkelijke wedervaren. Loslippigheid
ligt nu eenmaal in de aard der mensen. En
zelfs heilige eden en de vrees (zoals de
overlevering vertelt) dat zij opnieuw en nu
als loodsen en gidsen op expeditie gezon
den zouden worden, kunnen mijns inziens
de menselijke neiging tot "praten" niet
blijvend aan banden leggen.
De mogelijkheid, als grotere waarschijnlijk
heid, moet naar mijn mening onder de ogen
worden gezien, dat de mannen die naar
Spanje terug keerden, een groep van on
tevredenen waren, die er tenslotte de brui
aan gaven. Mogelijk hebben zij min of meer
de muiterij van St. Julian herhaald, zich
meester gemaakt van een schip en daar
mede naar het vaderland zijn terug gekeerd.
Dit zou dan waarschijnlijk gebeurd zijn, ter
wijl Magelhaes op krijgstocht was naar
Mactan en hij geen direct toezicht op hun
handelingen kon houden. Vandaar dat het
verhaal van zijn dood, waarbij Mactan
zulk een belangrijke rol speelt.
Daar op deze muiterij de doodstraf stond,
spreekt het vanzelf, dat de muiters daar
over liever niet spraken. Een geheel ver
zonnen verhaal vertelden en de log
boeken van de "Vittoria" dienovereenkom
stig vervalsten. Hetgeen zij zonder bezwaar
konden doen, omdat zij wisten dat Magel
haes nooit meer naar Spanje zou terug
keren (daarom immers juist hadden zij ge
muit) en zij dus voor achterhaling van hun
verhaal door hem niet behoefden te vrezen.
De angst voor de straf die op hun muiterij
stond, in Spanje de doodstraf, heeft dan
hun monden gesnoerd.
Dit lijkt mij een meer aannemelijke ver
klaring voor hun durende zwijgzaamheid.
Het is mede een verklaring, waarom in hun
verhaal niets voorkomt van de verovering
van de Minahassa, terwijl de krijgsverrich
tingen aldaar toch meer aanleiding zouden
hebben gevormd voor een gewelddadige
dood van hun Krijgsoverste Magelhaes.
Van die veroveringstocht wisten zij echter
niets te vertellen, omdat zij voordien -
reeds in Cebu - de benen namen.
Aldus, hier keren wij tot de Overlevering
terug, ontstond het Rijk der Ma-Essa, be
staande uit verschillende stammen. Die
tezamen één geheel vormden.
Voor wij verder gaan, wil ik hier even de
samenstelling op het huidige ogenblik van
die stammen geven.
De voornaamste zijn thans die der Tom-
bulu, de Tonsea en de Tontemboan. Ook
de stam der Toloër mag tot de kern-stam
men gerekend worden. De Tombulu schijnt
wat betreft religie wel een overwegende
invloed te hebben gehad, want de offer
zangen in geheel de Minahassa worden in
de taal der Tombulu gezongen.
Deze stammen zouden volgens de over
levering rechtstreeks afstammen van de
veroveraars onder Magelhaes en dus een
vermenging vormen van Latijns, Filipijns, Ja
pans en Alfoers bloed.
De stammen der Bantik, Bentenan en Po-
nasakan zouden afstammen van de oor
spronkelijk overwonnen bevolking. Bloed
menging met de overwinnaars, of hun na
komelingen, zou wel plaats gehad hebben,
maar in veel mindere mate. Zij gelden ook
nu nog als - hoewel thans volkomen gelijk
waardig - toch niet behorend tot de kern-
stammen.
Hiermede geeft de Overlevering dan een
verklaring voor de nog steeds geheimzin
nige herkomst der kern-stammen, waarvoor
de officiële geschiedenis, zoals o.a. van
Bertling, Dr J. F. G. Riedel en ook Godée
Molsbergen, geen plausibele verklaring
konden geven.
Mr Bertling noemt als vermeende plaats
van herkomst onder andere Japan. En zou
daarmede dus niet zo heel ver van de
(overleverings-)waarheid af zijn. De forse
gestalte van het merendeel der Minahas-
sers wijst echter zeer duidelijk ook de ver
menging met andere volkeren dan de over
het algemeen kleine Japanners.
(wordt vervolgd)
Modern huwelijk in eeuwenoude klederdracht in
Menado. Bruid met bruidsmoeder en bruidsmeisjes.
De waaiers zijn wel heel karakteristiek een cul
tuur-verwantschap met de Philippijnen.
(Foto afgestaan door Mevr. Thess Mantiri)
9