HET GELUK VAN HET JAGEN
EVEN STOPPEN!
DALAM KLEIR RATU
HABIS BOELAN
Toen ik toevalligerwijs in Djagaraga, zuid
Palembang kwam, vertelde de pasirah, het
districtshoofd mij, dat een uur geleden een
aangeschoten olifant onder luid getrompet
de kampong was doorgehold om daarna
het bos in te vluchten.
De dorpsbewoners waren met een sauve
qui peut hun huizen ingevlucht dan wel
hadden achter dikke bomen een heenko
men gezocht. Het was gelukkig goed afge
lopen, niemand was platgetrapt en geen
huis was onderste boven gelopen.
De olifant was na acte de presence te
hebben gegeven weer het bos ingestoven.
En de oorzaak van dit alles lag bij Dalam
Kleir Ratu, een olifantenjager van de oude
stempel, de enigste nog in zijn soort.
Voor zijn zeventig jaren zag hij er nog kras
uit met zijn rijzige gestalte en lange witte
baard plus dito snor geleek hij wel een
methusalem. Over zijn schouders droeg hij
een voorlader van enorm kaliber en in een
draagmand op zijn rug had hij van alles
zitten: bras, gezouten vis, lucifers, tondel
doos, mandjes van gevlochten rotan, waar
in ronde geweerkogels, kips (percussie) en
potten en pannen en niet te vergeten een
biioeng (bijl). Een groot kapmes, kampak,
bungelde aan zijn linkerzijde.
Allemaal attributen onmisbaar voor een oli
fantenjager op pad. En een behoorlijk pad,
want Dalam Kleir Ratu bleef vaak maanden
weg om plotseling voor de dag te komen
als men dacht, dat de harimau zich over
hem ontfermd had. Hij ging altijd alleen.
Dat hij de bossen aan de Kommeringrivier
op zijn duimpje kende behoefde geen be
toog.
Voor zijn geweer gebruikte hij zwart kruit
uit die rode F 3 busjes en kogels, niet zo
maar loden maar de grootste stalen kogels,
die hij kon bemachtigen.
Een of andere magazijnbeheerder der zuid
Sumatra Staatsspoor kon hem in ruil voor
een hertenboutje wel aan afgekeurde ko
gellagers helpen.
Zo als gezegd trok hij het bos in zijn eentje
in speurend naar verse sporen van een
solitair en als naast deze sporen nog prik
gaten van slagtanden aanwezig waren, dan
was papa Dalam Kleir Ratu niet meer te
houden. Al zou het hem maanden kosten,
want deze prikgaten konden alleen gemaakt
worden door een olifant met enorme lange
slagtanden.
Vond hij het dier dan zocht hij uit of de
kolos niet op zijn pad van de volgende
dag terug kwam. En was dat het geval dan
wachtte de jager zittend in een grote langs
het pad staande boom, de terugkeer van
de olifant af. Had hij geluk en kwam de
solitair onder hem lopen dan liet hij hem
even passeren om dan een schot te lossen
tussen de knobbels achterin de kop. Had
de kogel voldoende doordringingskracht en
werden de hersenen geraakt dan was het
gebeurd met de solitair.
Maar om op het verhaal terug te komen.
peoB tam Hg jo njey J!S|X tue|eQ 6eojA
geraakt had, gezien de wandeling van de
solitair door het dorp. Hij lachte verlegen
en zei dat toen hij aan de trekker trok het
schot niet direct afging doch enige secon-
Jden later met het gevolg dat de olifant in
de vlezige nek werd geraakt.
;Zijn obat (kruit) was vermoedelijk door een
bui van de vorige dag vochtig geworden.
tiet een gids en een drager volgde ik het
poor en na een uur lopens hoorden wij in
een groot bamboebos het knallen van om
laag getrokken bamboes; het beest ver
moedelijk geen nadelige gevolgen van de
kogel ondervindend, deed zich te goed aan
jonge bamboeuitlopers. Zo onhoorbaar mo
gelijk gingen wij op het geluid af, daarbij
ons vaak bevrijdend van lastige hakende
rotan en bamboe- doorns.
Wij waren toen naar schatting nog geen
tien meter van hem vandaan, doch dichte
bamboe en rotan-begroeiing onttrok hem
aan ons gezicht. Eerst toen hij een gat om
zich heen had gevreten werd een gedeelte
zijn ze er al: LANGS TIJGERPADEN en HET
MEISJE UIT INDIë. Dus ook al op de Wa-
roeng Tong Tong!!
Lex Denninghoff Stelling is elke AVOND
aanwezig om te signeren!
Lezers worden beleefd doch drin
gend verzocht voorlopig geen copy
meer op te zenden. We hebben VEEL
TE VEEL en willen liever eerst af
werken wat we hebben. Later komt
wel het seintje: zend weer!
REDACTIE
Noot: op ons verzoek verstrekte schrijver ons
nog de volgende aanvullende gegevens:
"Dalam Kleir Ratu had een voorlader, een
donderbus van zwaar kaliber, die men in Su
matra een SENAPANG LASAKAN en op
Java een LANTAdN noemt. Of die donder
bus een merk droeg kan ik mij niet meer
herinneren. Het caliber was een cal. 10, groter
dus dan de dubbelloop cal. 12.
De olifant schoot ik met een dienstkarabijn,
een Steijer cal. 6,5 mm, een te klein caliber
voor zulk zwaar wild, zodat soms meerdere
schoten nodig waren "for the kill".
Later schoot ik met een Mauser geweer
cal. 404; 10,75 x 74, een tanda mata die ik
van de heer Lobry, toen architect te Soerabaja,
kreeg, omdat ik in 1933f 54 een maand lang
in het Martapoera'se met hem had gejaagd.
In 1934 kreeg ik ook Dr. de Priester, voorzit
ter van het Ned. Ind. Jagersgenootschap te
Batavia, op bezoek.
Beide heren komen in mijn verhalen voor.
Met de Mauser cal. 404 schoot ik grote olifan
ten met één schot neer"
"De jacht behoort tot het zuiverste repertoire
van het menselijk geluk".
JOSé ORTEGA Y GASSET
van de kop zichtbaar.
Mogelijk dat hij de lucht van ons kreeg,
want hij begon luid te snuiven en te brie
sen om dan plotseling onder luid getrompet
er vandoor te gaan, links en rechts bam
boestoelen en boompjes, als waren het lu
cifers, omver lopend.
Wij renden er onmiddellijk achteraan wat
een eenvoudige zaak was aangezien de
woedende olifant een breed pad achter
zich had gelaten.
Plotseling was het doodstil; de olifant had
zijn vernielende ren gestaakt en stond er
gens onze komst af te wachten.
Ik liep behoedzaam verder, geweer klaar
om te schieten en op de hielen gevolgd
door de gids en dragers.
Zij waren eveneens bewust van het gevaar
dat op ons loerde.
Voor ons op een tien meter afstand stond
een grote met rotan en ander klimop be
groeide boom. Ik stond plotseling stil
ik merkte dat de begroeiing aan bedoelde
boom bewoog en daar er geen wind was
kon er maar één oorzaak zijn.
De olifant, moe geworden door het gehol
door de kampong en nu weer door zware
begroeiing stond volgens mijn veronder
stelling even, geleund tegen de bewuste
boom, uit te rusten. De wind was voor ons
ongunstig en gezien de dichte rotan om ons
heen konden wij geen omweg maken om
hem van een andere kant te benaderen; en
achter deze dichte rotan stond hij onzicht
baar voor ons, zich doodstil houdend; zelfs
geen orengeklapper noch buikgerommel.
Plotseling, weliswaar niet onverwachts, be
gon de solitair hevig te snuiven en te
briesen om met een oorverdovend en angst
aanjagend getrompet op ons af te stormen.
Ik sprong opzij en loste enige schoten op
de kop van de kolos, die mij rakelings
passeerde. De grote ivoren tanden staken
wit af tegen het donkere groen.
Na mij een meter of zes te zijn gepasseerd
hield hij halt. Ik was mijn twee metgezellen
beslist vergeten als zij niet met een: "To-
long tuan, mati", van hun aanwezigheid
deden blijken.
Doodsbleek van angst omklemden zij een
klein boompje en naast hun op nog geen
drie meter afstand stond de kolos, hevig
briesend en luid trompettend. Ik loste nog
snel enige schoten, doch alsof de schoten
hem niet deerden, draaide hij zich plotse
ling om en draafde nog steeds onder luid
getrompet terug in de richting vanwaar hij
gekomen was; doch hij kwam niet ver.
Hij was goed geraakt en met een zware
dreun viel de kolos tegen de grond, alles
in zijn val meetrekkend.
Bij nader onderzoek bleek, dat de kogel
van Dalam Kleir Ratu slechts een ondiepe
vleeswond in de nek had veroorzaakt; doch
genoeg om hem te irriteren en woedend
door de kampong te doen hollen. De soli
tair kon gerekend worden tot één der grote
beesten, die ik in Sumatra gezien heb...
de tanden mooi en gaaf gevormd waren
1 meter 60 lang.
K. GREEVEN
9