HET BOEK
I S T I M E W A 8
R
8 I S T I M E W A
Feu i I leton
O
Februari 1942. De japanners vielen Ned.
Indië aan en kwamen binnen een paar we
ken als overwinnaars uit de strijd. Ons
mooie Insulinde was gevallen en vóór we
het wisten krioelde het overal van de Ja
panners.
Dertien jaar was ik. Mijn vader krijgsge
vangen, mijn moeder verdrietig maar erg
flink. Ikzelf onderging deze oorlog en ne
derlaag als een vreemd en opwindend avon
tuur. 't Grootste gemis: mijn Vader.
Aan de andere kant: geen school, werken
voor geld, 't ongewone.
Toen kwam de wijk. Een deel van de stad
werd afgezet met prikkeldraad en daarbin
nen werden de blanken samengedrongen,
vijf tot zes families in één huis. Wij hadden
geluk. De gaarkeuken werd in ons huis ge
vestigd en dat betekende aanmerkelijk min
der inkwartiering in huis. Ik ging werken in
de gaarkeuken in ruil voor voedsel voor
mijn moeder en mijzelf. Zes maanden duur
de de wijk, toen werden we op transport
gesteld naar 't kamp. Mijn onervaren en te
optimistische Moeder nam buiten de ver
oorloofde rugzak een boek mee, een mooi
zwart ingebonden boek met de titel en
naam van de schrijver in grote gouden
letters. Ik weet zelfs de naam van het boek
en de schrijver nog.
We zouden per trein naar een andere stad
vervoerd worden en dacht zij de reis te
verkorten en te veraangenamen dóór wat te
lezen. U moet weten, boeken bij ons thuis
waren heilig.'Mijn ouders hadden er hon
derden, mooi ingebonden, rij aan rij in de
talloze boekenkasten in mijn Vader's kan
toorkamer.
De reis verliep anders dan mijn moeder
had gedacht. We werden met vijftig per
sonen gestouwd in coupé's bestemd voor
achttien. We zaten als haringen in een ton
en de hele lange vermoeiende reis had mijn
Moeder het boek tussen haar lichaam en
haar rechterarm geklemd. Al had ze gewild,
ze had het daar niet weg kunnen halen, zo
dicht zaten we tegen mekaar aan. De ra-
WAT VOORAF GING:
De ik-persoon van het verhaal komt
als 7-jarig meisje met haar moeder, die
onderwijzeres is, in huis bij een col
lega, juffrouw Platteel. Een saai let en
tje in een saai huis, waar een einde
aan komt als ze verhuizen naar de
fabriek, waar haar vader is.
II
Op de fabriek werd Tien Wager mijn
vriendin, in zoverre ze vriendin met iemand
kon zijn want ze werd telkens geestelijk
achteruit gerukt door haar moeder wanneer
onze vriendschap zich te ver ontwikkelde.
Haar moeder had buien.
Er was een heel hoge muur tussen hun
erf en het onze, met glasscherven gece
menteerd in de bovenkant, en ze hadden
een paar woest blaffende herdershonden
die iedereen op een afstand hielden, wat
ook de bedoeling was. Dat wou Mevrouw
Wager zo, die muur en die honden. Ze was
men van de coupé waren met houten latten
dichtgespijkerd en licht was er niet.
De reis duurde 36 uur. De lucht in de cou
pé werd met het uur muffer; mensen be
gonnen over te geven, kinderen deden in
hun broek, de stank was op het laatst ver
schrikkelijk. Toen arriveerden we op onze
plaats van bestemming. We strekten de
pijnlijke leden en strompelden de trein uit.
Mijn Moeder zag er moe, bleek en ver
fomfaaid uit, zoals wij allen trouwens. Het
boek zat nog steeds onder haar arm ge
klemd. Ze stapte op het perron. En toen
gebeurde het! Plotseling hoorde ik haar
mompelen: "O God, wat heeft het voor
zin" en ze gooide het boek op de grond.
Aan de rugzak had ze genoeg om die mee
te sjouwen, het boek was ballast geworden.
En daar lag het dan, opengevallen, zwarte
kaft met gouden letters naar de hemel ge
keerd. Wij allenstrompelden langzaam in
een lange rij het perron af, gedirigeerd
door schreeuwende en vloekende Jappen
en het boek bleef eenzaam achter. Ik kon
er mijn ogen niet vanaf houden. Steeds
moest ik omkijken en zag het daar liggen.
Zwart en goud, het leek op een rouwwade,
't had in mijn ogen iets angstigs; 't maakte
me bang. Opeens drong de betekenis van
de laatste maanden en voor alle maanden die
nog voor ons lagen tot mij door. Er was
iets verschrikkelijk verkeerd gegaan in ons
leven, iets onherstelbaars. Het eenzame
boek vertelde het mij duidelijker dan al die
vermoeide, bleke mensen. Het boek dat in
ons huisgezin altijd zo'n voorname plaats
had ingenomen, daar achteloos weggesme
ten en vergeten! Voor mij begon de oorlog
op dat moment.
MARIANNE BODDERIJ
Dit verhaal zegt eigenlijk vee! meer:
"Als het wérkelijk "aanpakken geblazen" is
in het leven, als het "er op of er onder"
wordt, verliezen boeken hun waarde. Dan
moet men DOEN, VECHTENAnders ge
zegd: Leven is ALTIJD op de eerste plaats
DOEN. Met praten en lezen worden geen
actieve levenswaarden gevonden. Red.
mager en fel en griezelig zwijgzaam. Ze
had de gewoonte samen met haar man te
baden in de grote donkere badkamer en
dat fascineerde me altijd weer. Ruimte ge
noeg natuurlijk in die badkamer maar tijd
genoeg ook voor ieder om afzonderlijk een
bad te nemen, dacht ik. Voor mijn kinder
lijke logica was dit een boeiend raadsel.
Of je hoorde bij elkaar en nam samen een
bad, zoals de jonge Mijnheer en Mevrouw
de Jager die ik eens met de armen om
elkaar naar de badkamer had zien gaan,
of je had vijnige ogen en deed alles zoals
Juffrouw Platteel.
Er klopte meer niet bij de Wagers die
in hun achtergalerij een vadsige, zinnelijk
grijnzende zoon erop na hielden maar ook
een keurige, Europees gemeubileerde, nooit
gebruikte voorgalerij hadden met een room
witte stephanotis op een latwerk om de
ronde uitbouw. De stephanotis in bloei was
een verrukking, zwaargetrost, bedwelmend
geurend in de late schemer.
Eens op een avond, toen ik binnen bij
Tien had gespeeld, zei ik tegen haar dat
ze me niet uit hoefde te laten, ik ging wel
DE NACHT IS BEGONNEN
De nacht is begonnen.
Laatste bonkende stappen van bovenburen
zijn opgehouden.
Zij hebben zich ter ruste begeven.
In het huis weet ik mezelf de enige,
Die wéér niet slapen zal.
Woelen en piekeren,
Opstaan en lezen.
De pijn is 's nachts het ergst.
Is dit leven?
"ELBE"
MOPJES
Op de markt zag ik Jantje met zijn Ma lo
pen. 's Middags speelde het ventje met
mijn zoontje, en terwijl beiden vol ijver
over kleurboekjes gebogen zaten, vroeg ik:
,,En Jan, wat heb jij op de markt gedaan?"
Even keek het kereltje nadenkend toen
kwam het antwoordZEUREN!!!"
(En dat doen kereltjes van zijn leeftijd (6)
aan moeders handje (op de markt) maar al
te vaak.)
Komt mijn dochter met een hoogrode kleur
binnenwaaien - ,,Nou mam, ik ben ge
slaagd, hoor (ze had n.l. verkeersexamen
bij de politie afgelegd), waarop mijn zoon
tje met grote schrikogen vraagt „Waar
om is Bobsje door de politie geslagen,
mam???"
ASIATI
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
O o
O Als U op ons kantoor aankeert koop O
dan ook een onsje van onze HEEL q
O BIJZONDERE KROEPOEK O
O
O Kaaskroepoek 0,75 O
O Gado-gado kroepoek f 0,70 o
O Viskroepoek f 0,75 g
O On-gegorengd. Wordt niet verzon- g
O den. Elders misschien goedkoper, O
g maar onze kwaliteit is betoel. q
DOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO'
.alleen. Toen ik er zeker van was, dat ze
inderdaad binnen bleef, plukte ik snel een
tros af, de mooiste en dikste en genoot
verzaligd van de geur en het gewicht van
de wasachtige bloemen in mijn hand. Ik
had dit plan opzettelijk zo uitgedacht en
schaamde me helemaal niet over mijn daad.
Nu genoot tenminste iemand van de bloe
men, voor de Wagers waren ze alleen maar
een fagade, een decor dat de Europese
toonaangevers een rad voor de ogen moest
draaien terwijl zijzelf, verschanèt achter de
muur, honden en planten, hun Indo-Maleise
leven voortzetten. Ze leefden achter en
binnen, de voorgalerij was hun zielloze
étalage. De achterlijke zoon, kwabbig in
een groezelig hansop, was een Wager, hun
enige echte kind. Tien, met haar witte jur
ken en keurige strik in het haar ,op de
Nederlandse school, was de fagade.
Als Tien niet bij ons mocht spelen omdat
haar moeder een bui had of ik niet bij
hen kon spelen omdat Tien een bui bij haar
moeder voelde aankomen, speelden we op
zij, Tien achter het tuinhek tussen huis en
muur met de honden, ik ervoor onder de
11