25 JAAR GELEDEN ACHTERAF BEZIEN VOOR DE VROUW FEUILLETON 25 Is zo'n mooi getal vind ik, zo feestelijk en triomfantelijk, het doet je denken aan trouwheid en beloning in de vorm van horloges en reuzentaarten. En toespraken, die vooral. Zo de Japanse bezetting herdenken? Nazi bezetting dat gaat nog wel, dan denk je direct aan heldhaftig ondergronds verzet, ontzettende hongerwinters, bloembollen eten, bielzen en bomen stelen voor brandhout, razzia's en jodenmoord. Bezetting is, daar ben je nu wel van overtuigd, een vier en een half jaar durend helden- en martelaars epos geweest. Daar kun je met je Japanse bezetting niet tegenop. Bovendien was alleen de capitulatie erg. Soldaten die kansloos stonden door gebrek aan materieel, piloten die de lucht in moesten in gammele vliegtuigjes, mensen afge sloten van elke vorm van bescherming en leiding, overgeleverd aan eigen wil en moed om de oorlog te overleven. Het zou toch niet lang duren, 3 maanden maar, volgens Djojobojo. Maart, 25 jaar geleden begon voor ons vrouwen in Indië de vreemde ervaring die oorlog heette. Het leven veranderde op slag. Mannen weg. inkomen weg, vrienden en vriendinnen weg en elke vorm van zekerheid. Wat mag en wat kan? Wat wil de Jap, wat gaan ze met ons doen? Buiten schijnt de zon als gewoonlijk. On der de èmpèran groeit een lombokplant en op een ochtend zegt mijn moeder: "Moet je eens zien, deze lombok, 18 cm lang, ik zou er een prijs mee kunnen winnen op een landbouwtentoonstelling!" Terwijl de wereld rondom vecht, doodt en gedood wordt, kijk je naar het vredige wereldje van je achtertuin. Met de bossen rawits, de uitbundige bougainville, de te ring blanda, de oleanders, de sokka. En de ketella die Maatje uit voorzorg heeft geplant. Er zou nists aan de hand kunnen zijn. Ben ik een karakterloos, ontaard monster als ik beweer dat ik de bezetting een opwindende belevenis vond en meer niet? Gevangenschap, dood, angst, verlies van bezit, het zijn dingen die je leerde aanvaar den als onderdeel van een nieuw soort le venstechniek. Je was een gevangene dacht je en ineens wist je het geheim van de Bevrijding. Het kruipen in een andere gedaante, een op windende rol: de vrouw in de bezettingstijd BUITEN de kawat. Die vrouw kon koken, naaien, handwer ken, knutselen en onderwijzen. Ze vond din gen uit waar niemand in de goede tijd aan gedacht zou hebben, zijzelf ook niet. Toen haar man er nog was deed ze weinig of hoefde ze weinig te doen. Nu hij weg was, sloeg ze de vleugels uit, ze moest wel. En ze ontdekte eindelijk wat ze was en wat ze kon. Ze leefde misschien voor het eerst van haar leven eerlijk. door GREET GAUDREAU V WAT VOORAF GING: Na de stad, het fabrieksleven met de con frontatie van vreemde en soms ook kwaad aardige persoonlijkheden. Mevrouw Looman behoort tot deze laatste categorie en de scene die ze met het meisje (ik) maakt tijdens een logeerpartij, verscherpt haar kijk op volwas senen. De grote attractie van dit nieuwe huis was het paviljoen, het eerste dat wij had den. Het was aan het huis verbonden in tegenstelling met de eerste Indische pavil joens maar het was toch een huisje op zichzelf met een eigen voorgalerijtje, een voorkamer die nu diende als Pap's kan toor en een slaapkamer. De slaapkamer was de logeerkamer maar af en toe mocht ik plotseling daar mijn middagslaapje hou den. Die middagrust die tot nu toe zo streng gehandhaafd werd dat 't nooit bij me op kwam dat 't anders kon, werd plotseling een periode van onbeperkte vrijheid waar ik geen raad mee wist. In de doodse stilte in en om het huis sloop ik opgewonden door het paviljoen. Door de tralies van het zijraam in de slaapkamer had ik een ongewoon uitzicht op de houtstapelplaats en daar besteedde ik een tijdje aan. Het was er vuil en on- ogelijk, er werd ook nooit gewerkt in de jaren dat wij er woonden. Het opgestapelde hout lag er te rotten tussen de klapper bomen, de middagzon legde er felle strepen over en geen beweging was er te bespeu ren. Op een van de laatste dagen voordat Mam en ik naar Holland vertrokken, zag ik onze kater die maanden tevoren weggelo pen was, voorzichtig zijn weg zoeken door de houtstapelplaats, dicht bij het raam. Ik drukte mijn gezicht tegen de tralies en riep hem opgewonden bij z'n naam. Hij keek op, bleef onbewegelijk staan en staarde naar me met gele, ondoorgrondelijke ogen. Ik riep en vleide en iets van herkenning kwam in zijn houding maar hij kwam geen stap dichterbij. Het was zo te zien dat hij zijn leventje van helemaal dier zijn, het meedogenloze barre leven van niet door Het leven gaat voort. Met het borduren van zakdoeken, tassen, het beschilderen van flessen, oude grammofoonplaten, het maken van klompschoenen en het uitvin den van ontelbare snufjes. Er is een wed loop wie de beste margarine en zeep kan maken, het beste roggebrood. Als je dat niet kan, dan kun je handel drijven, tjatoet. Je kunt beginnen met japonnen, stofjes, cosmetica, schoenen. Als dat terrein je te eng wordt begeef je je op het gevaarlijker, maar winstgevender technische gebied: electrische apparaten, gereedschappen, ma terialen. En dan ligt ineens de hele wereld voor je open, van spijkers tot wagonladin gen ijzeren dakconstructies toe. Eens hoor de ik perplex een gesprek tussen twee in spijkers handelende vrouwen: "Wat is jouw pópók?" "Negen mille. 500 kilo net en 400 meer van Toyoda. In een goedang op Perak." "Kun je erbij?" "Neen. Vraag Sin om hulp, hij brengt je bij Tahara. Als je het zelf doet zit je mor gen bij de Kempei." Natuurlijk worden ze wel eens voor de Kempei gesleept en afgerost en knijp gezet. Als ze los komen zitten ze dezelfde dag weer op de fiets met hun tas vol stalen. Ze benadelen niemand, integendeel ze zor gen voor geldcirculatie. Ik heb vrouwen gezien die straatarm waren bij de capitu latie en rijk in het tweede jaar van de bezetting. Ze leefden rijk en lieten je ver dienen, want ze bestelden en kochten de duurste japonnen, parfums, ze waren goed geefs, lieten arme familieleden delen in hun nieuw verworven voorspoed. Ik zal ze niet vergeten, deze grande dames van de tja toet. Angst? Ja, die kende je ook. We hebben razzia's gezien en mishandeling, de bezet ter nam ons veel af, maar voor al het ver lorene gaf hij ons iets van ons zelf in de plaats: geduld, ijver, volharding, flinkheid, fantasie. Als je die niet opbrengen kon, ging je tenonder. En dat mocht toch niet mensen bezeten dier, niet zou opgeven voor dat van huiskat. Tenslotte liep hij weer door en na wat geroep bedacht ik dat 't toch tevergeefs was want de twee grote hutkoffers ston den al op de overloop met onze namen en Opa's Hollandse adres in wit er op geschil derd. Pap noch Mam vertelden veel over Holland, ik had er niet het flauwste idee van en was ook niet al te belangstellend. Ik wist alleen dat Mam en ik zouden gaan inwonen bij Opa en Tante Harriet totdat Pap twee jaar later voorgoed naar Holland zou komen. We beleefden het beste van ons Indisch familieleven in dit huis ondanks of mis schien dank zij het feit dat Pap minder inkomen had. Hij was nu aldoor thuis en het huishouden vertoonde aanwijzingen van een ongewone regelmaat en organisatie, net of een echte Hollandse huisvrouw de teu gels in handen had genomen. Bij ons was 't Pap. Er werd nu geregeld en grondig schoongemaakt, mijn ondergoed en sokken lagen gewassen en versteld in de la, mijn jurken hingen gestreken in de kast, ik hoef de niet telkens de baboe te roepen. Mijn fiets stond elke morgen klaar bij de trap 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 12