schoten. Maar éénmaal zou ik een ever, waar een "super-soft-nose" (tot dum-dum af- en bijgeveilde volmantel) van mijn om gebouwde .303 inging, niet in handen krij gen; dat zou de volgende ochtend gebeu ren en nog wel doordat het zwijn in een ondoordringbaar moeras zou verdwijnen. Elk ander dier door één van de club ziekge- schoten kregen we altijd op het tableau. Een zeldzaam genot in je dooie eentje met je trouwe buks over je schouder door deze prachtige en woeste wildstreek "rond- te-ngloejoeren". Een wirwar van zwijnen- lopen en gangen, knusse drinkpoeltjes met gladgepoetste schuurbomen, dan weer mod derbaden en zwaar gehavende boompjes waar herten hun geweien waren komen vegen. Steeds opnieuw is het een ongekend genoegen, doe je steeds nieuwe kennis op van het wild en zijn gewoonten, leer je prenten en tekens lezen en sta je steeds weer voor nieuwe vragen en raadselen. Steeds weer verwonder je je er over hoe weinig jagers (noemen zich althans zo, maar lang niet elke schutter is jager) af weten van de anatomie, het leven en de gewoonten van het wild waarop ze schie ten, van prenten en andere wild-tekens die ze vaak niet eens zien en nog minder kun nen ontcijferen; voor hen bestaat het zoveel omvattende "Jagen" alleen uit het schieten op wild, dat toevallig binnen hun bereik komt. Als het wild niet sneuvelt, duidelijk op het schot tekent of zweet gevonden wordt, wordt door onkunde verondersteld dat het wild niet getroffen is, terwijl het wild ellendig verloedert. Een klapperschilplaats op een open plek langs het "roda-pad" (karrepad), was je reinste "kandang-babi" (zwijnen-kraal), een uitgelezen plaats om te posteren. In een paar lamtoro-boompjes maakte ik een "pranggon" (hoogzit), legde een paar mid- dendoorgeslagen klappers uit, pufte vol daan een rolletje "bako-boeloe" (zeer zwa re tabak in holle bamboe's geperst) en glipte daarna de bush-bush weer in. Takk krakk kroek ...kroek... kroekk eindelijk een knor aan zijn klapperdiner. Maar intussen was het bijna donker en moest ik voortmaken!!... maar probeer maar eens om op te schieten in hoog "kano-kano" (olifantengras) dicht doorvlochten met kruip-mimosa en slinger planten. Maar waar een wil is, schijnt ook altijd iets van een "weg" te zijn, zelfs door mimosa, al heb je 't gevoel, dat er met ijzerzaagjes langs je onbedekte lichaams delen gestreeld wordt. Heel langzaam en behoedzaam een stap, langzaam je been loswurmen en weer een stap, je bevrijden van een paar mimosa-lasso's om je nek, nog een paar moeizame pijnlijke stappen, endook met veel geraas een overgroei de blubbersloot ineen hartgrondige Yankee-vloekeen wegstuivende, nijdig grommende, geschrokken wild zwijndan alles weer rustig en vredig. Groef mezelf vies en stinkend uit de prut, wurmde me daarna driftig door de dichtineengegroeide warboel naar meer open trrein. Een goede raad: word nooit driftig als je probeert door kruip-mimosa heen te komen!; mimosa is botanisch interessant en op een afstand een aardige plant, maar is satanisch als je er in het donker, moe en dik onder de blubber in rond moet pionieren. Zocht een slootje op, waar ik languit in ging liggen en kroop toen op mijn hoogzit. Was al gauw door en door verkleumd in mijn natte plunje en zat te bibberen in de koele zee wind, bovendien hadden de muskieten-legi oenen juist die avond een grootscheeps offensief ingezet; maar jagers zijn rare orangs en ik bleef dan ook zitten. Kan me eigenlijk wel voorstellen, dat ze ons vaak hardstikke crazy vinden "en er de lol niet van snappen", maar wel graag een boutje thuisgestuurd krijgen. Het was afnemende maan, maar je kon het witte vlees van de uitgelegde klappers toch duidelijk zien afsteken. Niettegenstaan de kou en muskieten dommelde ik een beet je in, was plotseling klaar wakker toen ik geruisloos een klapper zag wegzweven om ónder een struik te verdwijnen. Een klein zwijntje, al heel slim voor zijn leeftijd, had heel voorzichtig de klapper opgepakt en zat er nu onder een dichte tjenteh-struik heel genoegelijk aan te knagen en kauwen. Dit knorretje zou het nog wel ver brengen in de zwijnen-maatschappij. Bleef gespan nen zitten turen en met het klimmen van de maan, begon 't gelukkig lichter te wor den. Toen hij uitgeknaagd was, zag ik hem heel voorzichtig weer tevoorschijn komen, even bleef hij doodstil...liep naar de vol gende klapper...bleef weer stilstaan en scherp luisteren...pakte de coconut op... en was als bij toverslag verdwenen. Ineens hoorde ik hem met een broertje of zusje ruzie maken, daarop kwam het zusje (con cludeerde ik uit haar vrouwelijke gedragin gen!) zelf tevoorschijn en zocht kwaad een eigen klapper (je kon merken, dat ze zich op haar teentjes getrapt voelde!). Nijdig sjorde en knaagde ze er verwoed aan, werd driftig toen ze niet verder bij 't vruchtvlees kon komen...sleurde de klapper een eind mee...probeerde vergeefs de bast er af te rukken...dribbelde er driftig een paar keer omheen...liep terug naar de struik om1 nog even flink ruzie te maken met haar broer tje...toen was alles weer doodstil en ver laten. Stijf, maar voldaan liet ik mij omlaag glijden en kuierde naar het bivak terug. Hoewel niets geschoten, had ik genoten en me kostelijk geamuseerd, niettegenstaande de klamme prut-plunje (plus aroma!) en de legioenen njamoeks (muskieten). Het was al ver over middernacht, de andere jongens sliepen al lang, alleen de "jacht-gang" zat onder klapperbomen op het strand over hun belevenissen te vertel len. Een onvergetelijk mooie maannacht zo als alleen de Molukken die kent. Onbe schrijfelijk mooi lag de zilverglanzende Elpa-Putih-baai voor ons, glinsterend kolkte en bruiste de "ombak poetih-poetih" over de karang-riffen, te pletter stormend op het witte, wachtende strand. Boven ons ruiste de zeewind door de zachtwiegende klapper kruinenver weg in de rimboe het me lancholieke "klewiett...klewietttl!" van de maleo, het zwarte boshoen. Weemoedig gleden de tonen van Gé's gitaar door de geheimzinnige tropennacht, haast onbewust, met zijn gedachten ver weg, klonk zijn ge voelvolle stem: The moon is shining over Awaya, Stars twinkle down from high above. Niemand zei een woord, staarde ver weg over de glanzende rusteloze zee, de ge dachten heel ver weg...Java...vrouw en kin deren...meisje...ouders...vrienden, die onze vrijheid niet mochten delen. Bijna vijf jaren geleden gingen we van Java weg...Burma...Thailand...Japan... zwij gend rookten we een sigaret...ieder ver diept in zijn eigen gedachten...dan stonden we op. ...Tjoehh...tjoehhhh...Tjoe-ééééé!ü... Voor dag en douw zaten we al met Daan- tje en zijn broer voor onze tent zwarte koffie te slurpen. Ze hadden een meute kleine maar felle handjes, watervlugge rak kers vol littekens. "Als je geen geweer hebt en met de "panikem" (speer) jaagt, beweerde Daantje, "heb je niets aan grote honden, zwijnen laten zich gemakkelijker door kleine honden stellen, in dit dicht begroeide terrein zijn ze veel sneller en geruislozer en bovendien zijn ze veel min der kwetsbaar, maar houden ze toch met z'n allen het grootste zwijn". De eerste drijf was langs de Wai Awaya, die hier bij de monding zeker 60 a 70 meter breed is, niet meer dan kniediep met overal zandbanken en vol grote keien met hier en daar een struikgewas-eilandje. Pra tende, rokende en grappen makend, liepen we door de Wai (rivier) stroomopwaarts om onze schutters-posten te bezetten, toen we plotseling een groot zwijn in draf de rivierbedding zagen oversteken. Had zijn instinct hem gewaarschuwd of had hij zich alleen maar wat verlaat? Niemand had zijn schietijzer al geladen (een goede les!), mijn buks hing onderste boven aan mijn schouder. Doordat ik hem het eerst zag, kon ik nog een patroon in de kamer krijgen en waagde nog een schot op hem, hoewel hij nu in volle ren was; mijn kogel flitste rakelings over hem heen en spatte tegen een kei uit elkaar. "Boeang sial" noemen ze dat, vrij vertaald zou je hiermee je tegenspoed te niet doen. Dan had ik dat kennelijk voor de anderen gedaan, want mijn "sial" zou me die dag niet verlaten. We zochten elk een druk belopen "galoer" (wissel), die naar de rivier liep terwijl de laatste twee geweren naar binnen afbogen. Even later...tjoeh...tjoeh...tjoe-éééé!II... de drijf was begonnen en direkt daarop al het felle.kap...kep...kep...kep...kep van één van de kleine, moedige rekels. Van alle kanten klonk nu de felle, korte jachtkef... opletten, een hele "kawan" (kudde)...elk ogenblik kon een zwarte ridder langs de wissel uitbreken. Struiken ritselden en iets stormde mijn kant uit maar boog toen rechts af...never mind, daar stond Gé, dus okay (weet niet waar hij beter mee speelt: zijn Springfield 30.06 of zijn gitaar). Inder daad direct daarop de striemende knal van zijn 30.06. Full speed was de grote ever bij hem uitgekomen, kreeg een feilloos nek schot, sloeg als een haas over de kop en gleed door de snelheid meters door, in 't hoge gras een brede baan achterlatend. Willy stond bij een mooie loop in dichte mimosa. Ook bij hem kwam een grote ever uit (90 kilo-klasse), die, voordat hij in het water sprong even bleef staan zekeren, een bladschot kreeg, voorover sloeg en in de Wai bleef liggen fietsen. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 19