Om niet te vergeten Na de beide evers vlug ontweid en in de schaduw gelegd te hebben, gingen we een complex ondoordringbaar dicht struikgewas uitdrijven: olifantsgras, kruip-mimosa, prik keldraadstruiken; een stuk van een hon derd bij honderd meter alleen en ingesloten door de Wai, emplacement en een karre- pad. Hier huisde een ouwe, geslepen soli tair die de honden steeds direct aanviel, maar zich nooit uit zijn schuilplaats liet drijven. Daantje had een oude rekening te vereffe nen, verschillende van zijn beste honden waren tegen hem gesneuveld. Drijve s, die zich erin waagden, werden prompt door hem aangevallen. Twee geweren gingen met Daantje en zijn honden mee. Ze waren er nauwelijks in, toen het feest al begon. Kwaadaardig grommend hoorden we hem uitvallen en klikten zijn houwers woedend tegen elkaar. Honden keften en jankten, Daantje krijste en gilde en de zwarte-ridder in 't nauw gedreven, vocht verwoed. De geweren konden niet bij hem komen, er was gewoon niet door deze dicht-ineenge- vlochten wildernis heen te komen en de honden begonnen de moed te verliezen. Nog een woedende uitval en stoven de honden jankend uit elkaar, waarna de soli tair de fout beging om uit te breken Bij mijn wssel zag ik het riet bewegen. zachtjes klikte mijn veiligheidspalweer zwiepte het olifants-gras en plotseling stond hij voor me..enorm...massef...ruigde stoere Zwarte Ridder. Op 't zelfde ogen blik, dat de buks aan de schouder vloog, knalde naast mij het schot van Mac. Tege lijkertijd dat hij wegsprong, knalde mijn 303, maar sloeg de kogel, die voor zijn blad bestemd was, in de flank. Als een bazooka stormde hij over de brede, ondiepe bed ding, fonteinen water op zwepend. Razend snel ranselde ik nog drie schoten achter hem aan en bij de laatste kogel zag ik hem door de voorhand knikken, toen was hij in het moeras verdwenen. Alies speelde zich zo razend snel af, dat ik de film, waarin Mac als hoofdpersoon optrad met het zwijn als tegenspeler, nog zag afdraaien. Toen bij mij de solitair op dook, kwam op het zelfde moment een grote zeug vlak voor hem uit, zo onverwacht dat hij ervan schrok. Vol spanning had hij naar mij staan kijken, aan mij merkende dat de "ouwe heer" bij mij uitkwam. Zijn werp- schot verbrijzelde de onderkaak en klapte de "babi-oetan" door shock in elkaar, krab belde toen weer overeind en strompelde zwaaiende verder. Mac was zo verbouwe reerd, dat ik hem naar zijn jachtmes zag grijpen i.pl.v. het arme dier direct 't vang schot te geven. Merkte, dat hij 't niet bij zich had, bukte zich om een grote kei op te rapen en rende toen het zwijn achterna. Vlakbij gekomen draaide de knor zich met een ruk om, Mac sprong opzij, zwaaide zijn geweer aan de schouder en gaf haar een bladschot waarop de zeug door haar voor poten zakte en hij haar met een nekschot uit haar lijden verlostte. Van de ever vonden we overvloedig veel zweet, wat we helaas in het volkomen on doordringbare moeras, niet verder konden volgen. Uiteindelijk moesten we hem opge ven. Altijd zal ik met veel spijt aan de Zwarte Ridder terugdenken omdat daarmee een mooie trophee verloren ging en omdat ik met hem mijn eigen record, tevens club record glansrijk gebroken zou hebben. En last but not least is 't ellendig een ziek- geschoten stuk wild niet in handen te krij gen. Terwijl ik nog fanatiek heuphoog door de modder in de warboel op het spoor rond- ploeterde, waren de anderen met de honden omgelopen om te trachten hem van de andere kant op te vangen. Plotseling kefte een hond en vielen de anderen prompt bij: kort daarop striemde een schot. "Ha, ze hebben hem!", dacht ik, ineens opgewon den geschreeuw van Daantje, toen woer een schot. "Nog niet down", dacht ik "ook een zeldzaam taaie knaap". De honden gingen nog steeds als razenden te keer en weer striemde een schot, toen was alles stil. Jammer, dat ik zelf niet bij de slot- acte was geweest, had het spel liever zelf uitgespeeld. Groef me zelf moeizaam uit de taaie modder en was in de rivier net grote schoonmaak bezig, toen er uit de dichte bush en riet een druipende modder- hond opdook en hijgend languit naast me in 't water ging liggen Even later nog een paar honden, toen gelach en druk gepraat en kwam de jagersbende tevoorschijn; niet met mijn kapitale solitair, maarmet vier zwijnen. De honden waren op een kudde gesto ten die niet uit elkaar stoof, maar de hon den partij gaf. Mac had zijn dag en legde er twee om, terwijl de derde door de M.1 jungle-carabine van Hans sneuvelde. De vierde was een ouwe zeug, die biggen had en prompte Daantje aanviel maar van een kouwe kermis thuiskwam; liever gezegd: helemaal niet meer thuiskwam. Daantje ving de ouwe, nijdige tante netjes met zijn speer op en ging de paniken door en door. Merkwaardig dat er van de zeven zwijnen die op het tableau kwamen er vijf evers waren. Tientallen gewillige handen, plukten hulpvaardig de babi's uit elkaar; alleen me; 't gevolg, dat we de volgende dag ze'f alweer rijst met corned-beef en "chilly" (lombok) aten. Vers vlees is op Ceram een grote weelde, bovendien zouden we nog genoeg omleggen en ging 't bij ons toch om het jachtgenot. Toch was 't voor ons een goede les ge weest en deden we in 't vervolg alles zelf. Ook in ons leger-rantsoen kwam geen vers vlees voor en van dagelijks, drie maal per dag in één of andere vermomming corned- beef voorgezet te krijgen, "krijg je gewoon een kind van". 's Middags schaatste ik weer alleen in 't terrein rond en schoot 's avonds schi t terend glad mis op een kanjer, die rustig op geen 20 meter vóór me 't paadje over stak. Ik begreep er niets van, dat was toch een "stitting duck" geweest en peinsde nog lang na over mijn slechte schoten; ik zou nog heel wat prachtkansen verknoeien, vóór ik er eindelijk achter zou komen dat mijn korrel hardstikke scheef zat; vermoedelijk was mijn trouwe buks aan boord van de Japanse landingsboot tijdens 't ruwe weer gevallen. Twee dagen later staken we in een lek kende "aroembay" (prauw) naar Amahai over; naar onze geliefde brand-savam.en. Voor de tweede maal kwamen we in ons "Kenya-jachtgebied" terug, wat we zo noemden naar de frappante geiijkenis met 't Afrikaanse steppenlandschap. Hoe kon ik toen weten, dat ik jaren later nog zoveel in het werkelijke Afrikaanse steppenland schap zou jagen? Voor de laatste maal zouden de "Ceram- Killers" in deze schitterende en wildrijke omgeving van Cerarn gaan jagen en zou dit de mooiste tijd uit de jachtgeschiedenis van onze vriendenkring worden, waar ik het voorrecht van genoot de leider te zijn. ...Tjoeh! tjoehh! tjoe-ééééé! RIMBOE JIM Ik stond bij een halte in de kou op de tram te wachten, toen een donkere jonge man kennelijk uit de Oost, op mij toekwam en mij in het Maleis aansprak. "Bent U al lang in Holland?" vroeg hij mj vriendelijk glimlachend. "Ja, al een tijdje," zei ik "maar wie bent U?" "Mosok meneer, kent U mij niet meer? U bent toch meneer Lie van Djakarta? Mosok bent U mij vergeten?' "Nee," zei ik "ik ben meneer Lie niet." "O," zei hij "ik dacht dat U een kennis van mij was van Djakarta. Maar moet U eens luisteren meneer. Ik ben vanmorgen met een groep uit Utrecht gekomen, voor een excursie in Den Haag. De bus is echter zonder mij vertrokken. Zij hebben mij ver geten en ik heb niet genoeg geld voor de terugreis. Kunt U mij niet aan een rijks daalder helpen." Stom van hem, dacht ik. Maar hij kan het misschien ook niet helpen. Hij spreekt niet eens Nederlands, ik haalde mijn beurs uit mijn zak en keek er in. Hij keek ook mee. Er zaten verscheidene rijks daalders in. "Ach meneer, geef mij twee rijksdaalders," vroeg hij. Vooruit dan maar, dacht ik. Die arme man heeft toch ook een warm land verloren en zit nu in de kou, net als ik. Ik gaf hem twee rijksdaalders. "Hartelijk dank meneer. Ik zal U nooit ver geten," zei hij. Ik verwachtte niet dat ik hem ooit zou terugzien. Maar jawel hoor, een hele poos later, toen ik naar huis liep, kwam ik hem weer. tegen. Ik herkende hem dadelijk toen hij mij aanklampte. "U bent zeker van Nw Guinea gekomen, meneer," zo begon hij. "Nee," antwoordde ik, "ik ben van Djakar ta". "O," zei hij, "maar U bent zeker al lang hier." "Sinds 1958, antwoordde ik. 'Nou meneer, moet U eens luisteren," zei hij, "ik kom uit Amersfoort. Ik moest van morgen in Den Haag zijn, in verband met een sollicitatie. Maar nu heb ik geen geld voor de terugreis. Zoudt U mij aan een rijksdaalder kunnen helpen?" Ik weigerde. Eén keer beetgenomen te zijn vond ik genoeg. Hij zal nu nog wel in Den Haag rondzwerven om met zijn reisverhalen geld los te kloppen van goedgelovige In dische mensen. F.H. 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 20