BRIEF DE TROPEN bleven. Zo droeg hij meestal de fraaie oude adat-kledij. Daarom kon men alleen al door met hem om te gaan zoveel van hem leren. Uiteraard was hij zeer geïnteres seerd in zijn afstamming. Meermalen sprak hij hierover, wanneer in het Babad-verhaal, dat hij met mij las, een of andere beroem de figuur aan de orde was. Zo kon hij ook dierbaar over het gotong-rojong spreken. Als we dan tóch arm moeten worden, laten we dan maar gezamenlijk sterven! Hij paste dit ook toe, door veel familieleden op zijn erf te laten wonen. Deze eerden hem als "doctor" bijzonder. Eens moest er bij een bruiloft een lied gezongen worden; men prefereerde toen hèm als solo-zanger om zijn universitaire titel, terwijl andere familie leden het beter konden. Hij vond het ook wreed kinderen streng te straffen. Het leven was toch al zo zwaar! Ook in het financiële week hij niet van de oude paden. Toen in 1950 de Republiek plotseling tegen het einde van de maand het geld ontwaardde, vroeg ik hem, of hij er veel schade van geleden had. Hij ant woordde met de wedervraag: "Welke Ja vaan heeft na de 15e nog geld in huis?" Hoe was Poerbatjaraka politiek gezind? Stond hij aan de zijde der felle nationa listen? Ik heb er eigenlijk nooit veel van kunnen merken. Natuurlijk had hij soms veel kritiek op het "Gouvernement", zo verze kerden mij oorgetuigen, doch anderzijds had hij ook van Javaanse meest conservatieve zijde veel onaangenaams te verduren ge had, hetgeen hij niet onder stoelen of ban ken stak, b.v. in de inleiding van zijn proef schrift. Hij nam immers geen blad voor de mond. Veel Europeanen, die hem leerden kennen, vonden dit nu juist aardig, omdat zij het overdreven gedienstige en zwijgende van veel Javanen niet konden begrijpen of waarderen. Deze rondborstigheid zette hij ook na de oorlog voort. Eens deelde ik hem toen mede, er bij de Volkslectuur (Da lai Poestaka) op aangedrongen te hebben, juist in deze tijd van nationale verheffing over te gaan tot de uitgave der gedenk schriften in dichtvorm van de befaamde held pangéran Dipanegara. Spontaan rea geerde toen Poerbatjaraka: "Daar zijn ze veel te stom voor!" Ver moedelijk had hij hierin gelijk, want de Babad Dipanegara is in vrij lastig Javaans geschreven. Hij klaagde toen ook over de eenzaam heid, waarin hij werkte. Vroeger was hij als voorloper alleen geweest, en nu, onder de Republiek, was hij het weer. Hij was een der weinigen die maar voortdurend publi ceerde. En wat deden de anderen daar naast? Inderdaad trokken de titels Mr.-Dr.- Ir. véél meer de aandacht der moderne, na tionalistische jeugd. Ten slotte een herinnering aan Poerba's optreden in een vergadering van nationa listen te Batavia. Het zal omstreeks 1930 geweest zijn, dat ki adjar Dewantoro, de bekende Javaanse paedagoog, in de Gedong Pemufakatan In donesia in Gang Kenari op Salemba het woord voerde over zijn nationale onderwijs idealen. Aan weerszijden van het brede podium hingen de bekende rood-witte vlag gen, toentertijd nog voorzien van de ban- teng-kop. Ik vergezelde toen de latere in specteur M.O., drs. C. de Hartogh (sinds dien overleden). Dewantoro sprak Indonesisch, doch stak soms de draak met de opgedrongen een heidstaal. Zo kon hij opeens niet meer op het woord burung (vogel) komen en zei toen maar op zijn Javaans "peksi", tot hij vanuit de zaal verbeterd werd. Overigens ging deze bekwame en zelfverloochenen de paedagoog zich wat aan volksophitserij te buiten, door aan het publiek vragen te stellen als: "Hoeveel auto's zijn er in Dja karta?" en: "Hoeveel zijn er in het bezit van Indonesiërs?" Ten slotte volgde discussie. Behalve onze vriend Mohammed Yamin e.a. nationalisti sche kopstukken was ook Poerbatjaraka gekomen. Hij kon zijn lust niet bedwingen, om eens een knuppel in het Indonesische hoenderhok te werpen, beklom dus zelfbe wust het podium en stelde in het orthodoxe Betawi de vraag: "welke rol speelt de agama in het onderwijssysteem van de spreker?" Inderdaad kostte het de onder wijsman uit Midden-Java enige moeite zich uit deze valstrik te bevrijden. Maar Poerba, langs mijn zitplaats naar de zijne terugkerende, fluisterde mij hardop toe: "Net alsof ik wat om agama geef!" Het was Poerba op zijn sterkst, maar ook op zijn zwakst. Het was niet alles zegen, wat het Westen hem geschonken had. Noot: 1) Madjalah llmu-ilmu Sastra Indone sia Djuni 1964. 2) Bijdragen Kon. Instituut CXXII 1966 p. 405-412. Het land van weemoed en belofte, Waar menig hart aan werd verpand De romantiek daar, een stille gelofte, Twee mensen samen, hand in hand De palmen zingen er zacht een lied De zeeën zijn er onpeilbaar diep Dat is het land van eeuwig leven Het land, dat God jou eens zal geven Waar de gamelan zijn oorsprong vindt En mythen verteld zijn door de wind Hier kan een liefde eeuwig bloeien Hier kan de flamboyant slechts groeien Het land waar Geluk geen einde heeft En eenheid sterker, dan waar ook leeft Drink op dit land een beker wijn Want dat zal eens het jouwe zijn PETER Is dit gedicht maar slecht vergeleken bij de gedichten van Boutens, Slauerhof, En gelman, enz. enz. enz.? Ja. Heeft deze dich ter dus minder gaven van hoofd en hart? Peter is één van die merkwaardige jon gelui die in Indonesië geboren werd maar té vroeg hier kwam om zich veel te herinne ren. Die "natuurlijk" assimileren moet en vooruit kijken. Naar de Toekomst van het Alleenzaligmakende Westen. Maar Peter's jonge ogen kijken vér voor uit. Ver voorbij het Westen, voorbij Amerika, voorbij de Stille Zuidzee (hij is op de zee vaartschool) en wat ziet hij dan? Hij ziet zijn geboorteland terug. Paramaribo, 20 nov. 1966 Beste Oom Tjalie, Hoop, dat U het goed vindt dat ik dit schrijven zo begin. Hoe ben ik ertoe gekomen U te schrijven en nog wel zo onpersoonlijk - via de type writer, maaf. Ben nu bezig mijn patrouille- uitrustig in orde te maken en wie komt daar binnen, de compagniesfacteur met - ja U raadt het al - TONG TONG. Ik schaam me eigenlijk, dat ik U moet bekennen dat ik een gontjenger ben. Mijn Oude Moeder in Holland stuurt me af en toe de Tong Tongs en ik moet U bekennen, door mij een zeer, zeer veel gelezen blad. Aan het vorengaan- de hebt U al gemerkt, dat ik militair ben en dus als vroeger veel op de buitenposten zit en in de oetan. Ik kon niet nalaten, jachtpatronen, vistuig, snake-kit enz. meer te laten liggen en in de machine te klimmen en U, niet met mijn gezeur te vervelen, maar om U te danken en mijn bamboehoed af te nemen voor Tong Tong en alles wat er om heen draait. Lees de bladen van voor naar achter en weer terug, vooral in m'n hangmat diep in de jungle van Suriname De jachtverhalen verslind ik, omdat ik als jongste uit een jagers-familie hier de tradi tie hoog houd en ook de "tijgerpaden" af loop. Als sinjo Kediri, laat ik mijn kontjo's zien hoe wij hier-toen-vroeger op de sawah's en ladangs op jacht gingen. Volgende keer een kiekje met tjelengs - hier pingo's ge naamd - die wij uit een kudde van 100-150 stuks neerleggen. Ook lees ik "Van hier en gunder" en dan vraag ik me soms afveel kritiek, maar ook de "push" vaak, die Tong Tong zo nodig heeft. In gedachten blijf ik achter U en Tong Tong staan en heb m'n Moeder al geschreven mij bij U in te schrijven, ook al krijg ik soms na maanden de bladen. Maaf voor het getreuzel met abonneren, maar nu sta ik bij U ook op het appel en hierbij wat "wang njamoek" om Tong Tong een kleine, kleine "steun" te geven. Hartelijk gegroet en dank voor het luiste ren naar dit geklets. Met een "tarik klewang" (niet om te slaan of te oordelen, maar als symbool van "BRANIE en WAAKZAAMHEID" en een poekoel teroes aan Uw zij. Met respekt, Uw ERNST Juist! "ook de push vaak". Alleen Anak Hutan begrijpen de rubriek "Van Hier en Gunder" goed: muskieten zijn er ook om wakker te blijven! "Oom Tjalie" kan ge makkelijk rotbrieven in de prullemand goo ien en geen haan die ernaar kraait. Ook de titel zegt het duidelijk voor de goede verstaander: "Van hier en gunder!" oftewel "Boekan Main!" of voor Anak Betawie: "Gila bentol!"...dus toch ook wel een beet je "tongue-in-cheek' (dat is: ik meen het niet zo erg). En als er in het duel van jager en muskiet af en toe eens een njamoek geplintird wordt, "you asked for it, sonny, you asked for it..." En wat Ernst betreft: "Goede dienst, Nes, en goede jacht!" Hidoep Anak Kediri! T.R.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 9