"Treasure Island" van "Long John Silver"?
Deze terreinschets van het jachtgebied van Rimboe Jim werd ruim twintig jaren geleden ge
maakt toen Jim in Ceram jaagde. Afrika bestónd niet! De namen die Jim en zijn jacht
genoten de diverse plaatsen in hun jachtgebied gaven, werden toentertijd natuurlijk verzonnen.
Namen als Kenya-vlakte, Paddock-Hill, enz. bestaan in Indonesië niet.
Die naamgeverij kan "romantiek" genoemd worden, maar moet vooral niet verward worden
met "Hollandse schooljongensromantiek"In de volmaakt woeste naamloze jachtterreinen
zijn namelijk terrein-identificaties hard nodig voor een juiste en snelle oriëntering, en die
identificaties worden dan door de jagers ter plaatse gemaakt.
Het wonderlijke is misschien dat Jim destijds namen koos van het continent, waar hij eens
wérkelijk naar toe zou gaan. De "romantiek" werd werkelijkheid. Toeval? Of "riep" de
werkelijkheid in een onbewuste romantische naamgeving? Ikzelf moet namelijk bekennen dat
op de een of andere onnaspeurlijke reden het Land van Winnetou en Het Geheim van de
Witte Bison uit mijn jeugd mij altijd naar Amerika getrokkenheeft en ik een curieus
gevoel van "thuiskomst" had, toen ik per plane en trein over de prairies van Hobble Frank,
de Llano Estacado van Bloody Fox, de Rocky Mountains van "De Duivelskop van het Rots
gebergte" racete. DE ROMANTIEK WAS GEEN ROMANTIEK, MAAR "WERKELIJK
HEID". En secundo"er zijn mensen die locaal leven; voor hen is "de rest van de wereld"
romantiek. En dan zijn er mensen die (vaak ook alleen in de geest) UNIVERSEEL leven.
Voor hen is alle romantiek levende werkelijkheid. Tong Tong-lezers zijn universeel denkende
mensen.
Sommige lezers (essen) zullen enkele beschrijvingen in dit verhaal misschien onaangenaam
(of erger) vinden. Maar dit alles is onsterfelijke levensrealiteit, die we niet vergeten mogen
in een beschaving, waarin de doorsnee gentleman het dier alleen maar kent in de vorm van
kalfsoesters, in gezelschap van bearnaise sauce en truffels. Waar heer zijn is: zich in een
mannencostuum steken, terwijl voor milliarden andere mannen het man-zijn is: vechten, vech
ten, vechten, vechten!
Of, zoals een Oldtimer me dezer dagen kalm zei: "Het is hier veilig, zeker, fatsoenlijk,
beschaafd, mooi...maar het is geen LEVEN!"
meer van de jager, succes hangt groten
deels af van de ervaring en "know-how"
van de jager, is het sportiefst en geeft ook
de grootste voldoening. Je staat alleen
tegenover het wild, zonder hulp van honden
en drijvers. Meestal scharrelden Hans en
ik met 'n honderd meter tussenruimte door
het terrein, spraken van te voren de route
af en plaatsen waar we op elkaar zouden
wachten. Wat de ene opstootte, kan de
ander misschien opvangen; verdween het
wild in een dicht stuk bush, dan ging één
van ons er in en wachtte de ander het
aan de andere kant op.
Nauwelijks op de Kenya-vlakte stootten we
een hinde op, die tussen karang-rotspartijen
en hoge koesoekoesoet verdween. Wild
was er genoeg en van wilde schoten hiel
den we niet. Bovendien bestaat jagen lang
niet alleen uit het schieten op wild, maar
ook het waarnemen in vrije wildbaan, steeds
je wild-kennis aanvullen, genieten van de
ongerepte wildernis met z'n overweldigen
de tropische fauna en flora.
Na een uurtje waren we op Mount Kenya,
waar we een shagje rookten en genoten
van het magnifieke vergezicht. Daarna daal
den we aan de andere kant af, de vallei
in waar Modderspruit lag, de drukst be
zochte drinkplaats. Bijna gelijktijdig zagen
we op een tweehonderd meter beneden
aan de helling een grote kudde herten van
zeker veertig exemplaren; bijna allemaal
hindes, velen met kleine jongen, verder een
enkele spiesbok. Plat op onze buik bleven
we roerloos liggen kijken, een zeldzaam
mooi tafreel die kudde Molukken sambers
(Cervus hippelaphus moluccensis) in die
typische heuvelachtige brandsavannen. Dit
was de eerste en enigste keer, dat we zo'n
grote kudde waarnamen nadien nooit meer
dan zes dieren, maar meestal met z'n twee-
en of drieën of alleen. Onze ogen spiedden
het terrein af, beiden zochten we naar de
aanvoerder, de oude bok.
Plotseling zag ik hem staan...gecamou
fleerd tegen een heester...een kapitale zes
ender, bijna zwart glanzend, een machtig
gewei: ...zwaar, breeduitstaand, glimmend
diep-bruin met ivoorwitte punten.
In stille bewondering bleef ik liggen kijken,
totdat hij als bij instinct onrustig begon te
worden; de wind was gunstig en kon hij
ons ook niet gezien hebben, ik moest nu
handelen; langzaam zocht de korrel het
midden van de brede nek met de lange
afhangende manen. Ik was volkomen zeker,
was dan ook volslagen verbouwereerd toen
hij op het schot met een paar grote, elas
tische sprongen achter verspreid-staande
heesters verdween; de kudde stoof weg,
om een eind verder in hoge koesoekoesoet
met dichte heesters en kleine boompjes
zenuwachtig te blijven staan, om daarna
langzaam hogerop te trekken, steeds stil
staande en omkijkende.
Schoten waren hun blijkbaar vreemd, bo
vendien konden ze dat onverwachte schot
niet localiseren en ons niet gezien daar we
plat waren blijven liggen. Was door dit
HEILIGE RIJST
Klant heeft een rijstkoker gekocht.
"Weet U dat U er ook prachtig aard
appels in kunt koken?"
"Aardappels? Dacht U dat ik deze pan
wil ontheiligen door er aardappels in te
koken?!!"
gemakkelijke schot wat ik volkomen ver
prutste en eerst al dat geknoei op Awaya
m'n zelfvertrouwen absoluut kwijt, snapte
er totaal niets meer van, waar ik over het
algemeen vrij zeker van mijn schot ben.
Nog zocht ik de oorzaak bij mezelf en
kwam 't niet in me op, dat de fout wel eens
bij de buks zou kunnen liggen. Maar ik
zou eerst nog heel wat meer verprutsen,
voordat ik er met inschieten achter zou
komen, dat de korrel tijdens de tocht over
ruwe zee een behoorlijke opduvel gehad
had.
Ook Hans had de zes-ender zien weg-
jumpen en was onmiddellijk de helling af-
gedoken en naar rechts gezwenkt om hem
de pas af te snijden. Heel voorzichtig volg
de ik de bok, zo nu en dan half opgericht
door een struikje heenglurend om me te
orienteren. Behoedzaam sloop ik verder,
verschillende hindes stonden op een vijftig
pas van me af, anderen liepen langzaam
verder te grazen. Maar mij, noch Hans
interesseerden de hindes; de zwarte bok,
die moesten we hebben, de felbegeerde
prijs van ons jachtdomein. Zag in de verte
even een glimp van Hans, in orde, de bok
was tussen ons in. Hij kon niet ver van de
kudde zijn, die nu weer rustig was; van
achter een brede struik zocht ik de om
geving af, de vinger aan de trekker. Op
geen tien pas voor me stond een volwassen
hinde, ik kon nog net een klein jong naast
haar zien staan. Dan. op geen twintig pas
17