KEDOEK-KE-DJE-GLEK
en uitstappen met lezeressen
Batoetoelis
Liefelijk tegen de hellingen van de Goe-
noeng Salak aangevleid ligt Batoetoelis, een
klein bergplaatsje in de schaduw van Bo-
gor, maar, door de wat hogere ligging, met
een veel beter klimaat, omdat het er niet
zo veelvuldig regent.
Wanneer je het kleine witte stationnetje
dat in een dal ligt uitkwam, vond
je aan de voorzijde de nogal steil oplopen
de weg naar het dorp. Het eerste huis dat
je tegenkwam, zocht als het ware beschut
ting tegen de welig met wolfsklauwmos en
varens begroeide bergwand en werd toen
tertijd bewoond door de familie O., bij wie
wij vaak onze vakanties doorbrachten. Van
dat huis uit had je een schitterend uitzicht
over de terrasvormige sawahs, waarop de
paddi stond te rijpen in de milde zomer
gloed.
Het plaatsje dankt z'n naam aan twee reus
achtige kalistenen, die men in een over
dekte ruimte had ondergebracht. In de ene
steen waren twee voetafdrukken van tame
lijk grote afmetingen; de andere steen stond
er loodrecht tegenaan en was voorzien van
Arabische letters. Volgens de bewaker van
de stenen mocht diegene, wiens voeten
precies in de afdrukken paste en tevens
met de armen de rechtopstaande steen rug
gelings kon omvatten, een wens doen, die
zou worden vervuld. Onze toenmalige kin
dervoetjes waren natuurlijk te klein om de
grote voetafdrukken geheel te vullen, ter
wijl ook onze armpjes, hóe we ze ook rek
ten, niet in staat waren de rugsteen te
omvatten, maar we móesten het proberen.
De legende die aan die stenen verbonden
is, ben ik helaas vergeten.
In het dorp zelf vond men de kleine boer
derij van P. v. d. Klok, waar we ook altijd
gastvrij werden ontvangen en versgemolken
melk, zo van Fries stamboekvee, mochten
drinken.
Vanuit de achterkant van het stationnetje
zag men nog wat dieper in het dal de
bovenloop van de Kali Tjiliwoeng stromen,
waarover de grootste hangbrug was ge
bouwd die ik ooit in Indië heb gezien. Als
kind had ik er altijd een heilig respect
voor en liep er liever alleen overheen dan
in gezelschap van andere kinderen, omdat
er dan op een geweldige manier werd ge
zwiept, waardoor de brug als een behekst
geval begon te dansen, zodat je als
je je niet aan de stalen kabels vasthield
de kans liep opgeworpen te worden, met de
kans In de diepte, op of tussen de grote
kalistenen in de kolkende rivier terecht te
Na al de leuke reakties die we gehad j
1 hebben op "Ke-doek-ke-dje-glèk" heb- J
1 ben we er hier één van een haast "lite-
1 raire" zuiverheid, pril, simpel, door- j
1 zichtig en verkwikkend als bronwater. 1
I Een tien met een griffel voor de be- i
1 scheiden schrijfster!
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiNliiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiui
komen. Onnodig te zeggen, dat één der
grootste rijstpellerijen in het Bogorse, waar
we vaak heen werden gestuurd om er van
die verrukkelijke rijst-champignons te ko
pen, die je er voor een habbekrats kon
krijgen. M'n moeder smoorde ze altijd in
wat boter met uien en de inhoud van een
blikje corned-beef. Met warme rijst smaakte
het als een godenmaal, dus was het wel
begrijpelijk, dat wij kinderen maar al te
graag champignons gingen halen bij de
rijstpellerij, die aan vriendelijke Chinezen
toebehoorde.
Aan de overkant, de berghelling op, zowat
op het hoogste punt van B. en nagenoeg
op de grens, lag het Inlands kerkhof, waar
we ook vaak kwamen om er te spelen en
van het mooie uitzicht te genieten. Zoals
gebruikelijk, waren ook op deze begraaf
plaats Kambodjabomen met hun sterk-geu-
rende witte bloesems, die met hun witte
stammetjes en nagenoeg bladerloze takken
in het schemerduister een enigszins lugu
bere indruk wekten. Een reuze Poeleeboom,
die een groot deel van het kerkhof met haar
geweldige bladerdak overkoepelde, zorgde
voor een verrukkelijke bloemengeur in de
wijde omtrek. Het rook er toch altijd heerlijk
in dat kleine bergplaatsje; de geuren van
rozen, dahlia's, asters, chrysantjes, zonne
bloemen, viooltjes en varens, vormden in
combinatie met de frisse berglucht een
weldadig zacht parfum, dat door de beste
parfumeur in Parijs niet te evenaren is.
We speelden er ook wel eens op zo'n
afgemaaid paddiveld, waar we van de over
gebleven stoppels en stroo een vuurtje
stookten en er als Indianen een vreugde
dans om heen hielden met de specifieke
Indianen-yell, waarop natuurlijk de respec
tievelijke eigenaren van de naburige sa
wahs waar de paddi nog niet geoogst
was kwamen aansnellen om er ons met
gedreig van stokken weg te jagen. Als
kind zag je het gevaar van dat fikje niet in,
nu, nu je ouder bent, begrijp je, dat het
vuur zich via het stoppelveld snel had kun
nen uitbreiden naar de aangrenzende sa
wahs, waar de gouden halmen nog 6tonden
te rijpen.
Een plekje waar we ook heel graag speel
den en waar we meestal naar toe gingen
als we wat warm van het spelen waren,
bevond zich op de bodem van een ca. 30
m. diepe kloof, waar aan de wand 7 bron
nen ontsproten en met kracht het kristal
heldere, ijskoude water in ferme stralen
over onze bodies uitgoten, om verderop
tot een zacht kabbelend beekje tussen de
lila wilde-waterbalsemientjes (Vlijtig Liesje),
de chevelures, goud- en zilvervarens berg
afwaarts te verdwijnen. Dat plekje werd
door ons "De Zeven Bronnen" genoemd,
't Was ons plekje en de paar Goendanese
vrouwen, die er wel eens hun was kwamen
doen en er ook een heerlijk bad te nemen,
werden door ons getolereerd. Slechts korte
tijd was het er licht op die plek daar in
die diepte, dat was wanneer de zon haar
hoogste punt had bereikt, zodat ze haar
weldadige stralen recht de kloof in kon
werpen om er alle kleuren van de regen
boog te toveren in de 7 waterstralen en
haar rondspattende druppels. Voor de rest
van de dag was het er schemerdonker van
wege de welige vegetatie aan de wanden.
Batoetoelis, klein, nietig plaatsje gehurkt op
de hellingen van de Gng. Salak, de pret
tigste jeugdherinneringen aan je zijn in me
bewaard gebleven.
Asd., 2 febr. 1967
A.C.A.J.
BLIMBING EN NOG WAT
BLIMBING, TT no. 13, ligt aan de spoorlijn
Lawang - Singosari - Blimbing - Malang.
Dit zal ik nooit vergeten, want 3 jaar lang
heb ik vanuit Sentoel (dessa aan de Sim
ping helling te Lawang) de mulo te Malang
bezocht. Eerst een noodgebouw achter het
Palace-hotel en later e ennieuw aan de
(naam van de straat vergeten) dichtbij de
spoorovergang. Dikwijls stond 't signaal op
onveilig en konden we fijn vlugger op
school komen. De directeur heette meneer
Haak, die me na 't eindexamen vroeg of
ik onderwijzeres wilde worden en bij hem
wou blijven wonen.
Hij had ook mijn treinabonnement betaald
toen we op de 2e klasse moesten over
schakelen (we reisden allen eerst 3e kl. en
moesten van half 2 tot half 4 op 't station
Malang wachten; maakten dan alvast huis
werk in de wachtkamer).
De SS wilde wel een speciale vroegere
trein inschakelen als we 2e kl. abonnement
namen en dat konden m'n ouders niet be
talen. Met riettijd was 't leuk, stangen uit
de wagons trekken en alsmaar zuigende
en kauwende zoetvocht slikken.
De andere kant op was Lawang - Sengon -
Soekoredjo - Bangil.
De kinderen van de s.f. Soekoredjo gingen
op Lawang op de Lagere school. Herinner
me de fam. Jansen. Eén van de jongens is
met een Australisch meisje getrouwd en
woont nu in Ermelo.
Ik meen dat Gempol en Goenoenggang-
sir tussen Bangil (kroketten lemper) en
Sidoardjo (zalige petis) liggen en Wono-
kerto richting Bangil - Pasoeroean?
Lawang bezit 't krankzinnigengesticht
Soemberporong waar een fijne badplaats is.
Wat mij betreft mogen er gerust rèntèngans
kleine plaatsjes komen!
A. M. LAMMERTS VAN BUEREN-
DE KLERK
15