SOERO ING BOJO mijn standplaats te bereiken. Immers eerst daar zou ik afdoende geneeskundige hulp kunnen vinden bij de dokter in het hospi taal. Ik gaf de sergeant opdracht, me te ver gezellen: „Meneer, dat mag ik niet, want, daar de Detachementscommandant zelf op patrouille is, heeft hij mij, als oudste ser geant het commando over het detachement overgedragen." Een moeilijk geval, want wij, Bestuurs ambtenaren, hadden geen militair-technische bevoegdheden. Ik bracht de sergeant onder het oog, dat dit een uitzonderlijk geval was, dat ik in deze ernstige omstandigheden zijn persoonlijke hulp dringend behoefde en dat ik hem met een schriftelijke opdracht zou dekken. Hij kon dan zijn commando aan zijn oudste collega overgeven. Dat geschiedde en 's middags om half drie, op het heetst van de dag, droegen mijn mensen me, liggende op een lange stoel, aan boord van de „SWARTEN AERENDT", mijn motorschoener, voor de reis naar mijn standplaats. Ik lag onder twee wollen dekens te bibberen van de kou tengevolge van het geleden bloedver lies. Aan boord liet ik de sergeant in mijn hut komen en dicteerde hem, liggende in mijn couchette, het relaas, waarin het ge beurde beschreven werd. We bespraken het gebeurde nog eens en kwamen tot de slotsom, dat de aanslag waarschijnlijk op instigatie van de Arabier, SECH ACHMAD had plaats gehad, als wraak voor mijn maatregel die morgen. Im mers mijn Alfoerse aanvaller bleek een koelie in zijn dienst te zijn. Doch óók rekenden we met een andere mogelijkheid. Zat de Politiemantri, die door de bevolking was aangeklaagd er misschien achter? Die zou zeker vernomen hebben, dat de bevolking zich over hem beklaagd had en dat ik van de klachten nota nam. Die nacht om half één bereikten we, met rustig weer, BOELA. Ik stuurde een ma troos met een briefje aan de wal, met op dracht, het de dokter persoonlijk te over handigen. Na enige tijd kwam deze aan boord. Hij constateerde, dat ik geen koorts had, dus kennelijk geen infectie, doch, dat de luchtpijp geperforeerd was. Ik werd naar het Hospitaal gedragen, daar opnieuw ver bonden en tegen tetanus behandeld en toen zei de dokter: „En nou is de beste medicijn een flinke bel cognac." Twaalf dagen lag ik in het hospitaal voordat ik mijn dienst weer kon doen. En nu de ambtelijke consequentie's van dit avontuur: Twee dagen nadat ik was opgenomen in het hospitaal hoorde ik 's morgens in alle vroegte de sirene van een schip op de rede. Het bleek het G.S.S. „SIRIUS" te zijn, dat aan de steiger gemeerd had. Aan boord waren de Resident van AMBON, mijn directe chef en de Overste, Gewes telijk Militair Commandant, die van het ge beurde, dat ik telegrafisch gemeld had, op de hoogte kwamen stellen. Toen de Heren in het hospitaal kwamen, ontspon zich een gesprek, dat tekenend was voor de ver schillen in inzicht tussen het B.B. en de militairen, vertegenwoordigd door de be schouwingen van de hoogste vertegen woordigers der beide groepen. De Overste verweet mij, dat ik niet di rect „de militairen erop-af gestuurd" had, „die zouden er wel raad mee geweten hebben". Daar op antwoordde ik, dat ik, uitgaande van de veronderstelling, dat een B.B.-Ambtenaar zoveel ontzag onder en overwicht op de bevolking moest hebben, dat hij niet met een ernstig risico, in een overigens geheel rustig land, rekening be hoefde te houden en dat het van een be droevende mentaliteit getuigd zou hebben, wanneer ik zonder meer de patrouille de zaak had doen redderen. Ik herinnerde de Overste eraan, dat de grote bestuursman- men WESTENENK en FRYLINK de MILI TAIRE WILLEMSORDE verdiend hadden door hun, waar mogelijk, ongewapend op treden in DJAMBI en ter SUMATRA'S WESTKUST in tijden van onrust in die streken. Hierin sprong de Resident mij bij. Deze was het met mijn taktiek geheel eens. De amokmaker werd voor de RAAD VAN HOOFDEN EN OUDSTEN gebracht en het vonnis luidde „DOODSTRAF" wegens po ging tot moord op de vertegenwoordiger van de Vorst (i.e. het NEDERLANDS IN DISCHE GOUVERNEMENT), zoals het dic tum, volgens het adatrecht, luidde. Zo maar neergeworpen op papier in een brief van Njool je Tengah, Aanak Krembangan asli, thans wonend in West End, New York: Ik heb ze allemaal gekend: Tjih Item, Tjih Poetih, Douwes Dekker, TJih Browns, Jopie Mond, H. Lamers, Pau- lus Item, Paulus Poetih, Alb. Valk, Jan Moes Chris Boltze, Njo Lie Goudsmid, Willy Dress, Zangers, Mac Gillavry. De potelingen: Oudeheer Römer, Tjiel Römer, Van On- selen, B. Carter, Tja Bastiaan, Nico Verhoe ven, H. Wolf, Weintree, P. Lazar, E. Sja- kaar, Edie Vlichten, Kakoh en Dikkie Swart. Hier zitten waarschijnlijk veel misspel lingen in of onnauwkeurigheden. Wie corri geert ze? Wie herinnert ze zich ook of weet aanvullingen voor het lijstje en annecdoten? Wie kan een soortgelijk lijstje aanleggen voor Betawie? Eens waren we vriend of vijand. Maar nu zijn alle strijdbijlen begraven en herinneren we deze tijd alleen nog maar om zijn gewel dige dynamiek, de jagers, de boksers, de pentjakkers en patjakkers, de bolle bloesen en de bolle spieren. Toen je nog een vent kon zijn al had je "helemaal geen hersens" of wél hersens had, maar óók kon vechten, Jagen, vissen. Toen je niet alleen maar met een uitgestreken sm... kon aansturen op elnd-HBS of Hellendoorn, maar met rowdies kon "blazen" op je Norton, 's nachts bin nendringen in spookhuizen, of njamoeks trotseren op de tambaks, de beste oesik verkoopster kende van Pabean of de hawel- dihste tahoe-peti8-ventster van Dinojo, toen zoiets crazys bestond als de stank van de Kali Mas opwindend vinden!.. Ouweheer Römer, in zijn tijd was hij een LEGENDE1 Krembangan, Penlllh, Plampitan, Boeboe- tan, Patjarkeling... ah, "De Staatsdomeinen van de Indo"! En er zijn er véél meer dan Aangezien ik ervan overtuigd was, dat de man gehandeld had onder de invloed van mensen, (of het nu de Arabier of de Politiemantri was), die misbruik maakten van hun overwicht of macht tengevolge van het door hen genoten aanzien, hoewel de man zich daarover in geen enkel opzicht uitte, verder verklaarde, mij slechts als „DE CONTROLEUR" te kennen en nooit door mij bestraft of verongelijkt te zijn, terwijl hij geen enkel motief voor zijn daad wenste op te geven, verzocht ik, na het requisitoir van de Inlands Officier van Jus titie, als kroongetuige, nog eenmaal het woord en bepleitte verzachtende omstan digheden en daarom verlichting van de straf. De Rechtbank, onder Voorzitterschap van een Assistent Resident van AMBON, be schikte in die geest en veroordeelde de dader tot 15 jaar gevangenisstraf, voor waar ook geen lichte afstraffing voor een onnozele hals, die onder pressie van on verantwoordelijke lieden, een ondoordachte daad niet dorst te weigeren. Dit was één van de avonturen in mijn B.B.-loopbaan, die mij mijn hachje hadden kunnen kosten. LODEWIJK. Jongens en meisjes, mogen wij jullie voorstellen aan een ouwetrouwe abon nee: Njootje Tinga, ex-Krembangan, thans West End, New York. Hij zit in het midden. Met hem op de divan links Buckley en recht Douglas. Achterste rij v.l.n.r. Edward, Franklin en Harold. Vóór: Michael. Het gaat ze allemaal goed. De jongelui studeren met succes en al kan Njootje „his old world" nooit vergeten, in de ,jNew World" ma ken ze hun leven tóch wel! Selamat djalan en poekoel teroes! je denkt, die daar vandaan kwamen en inge nieur, generaal, Industrieel en handelsman werden! Ajo bouwmakers van Soero-Ing-Bojol Er uit jullie pennen, schrijfl Van een Anak Betawie 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 17