IK EN BENTIET Op een dah ik onmoet Si Bentiet haat noh stroop drinken bij 't depöt-ès. Al op sijn stroop, alleen ijs-nja is nog twee stuks in de glas. Maar hij haat niet weh. Sitten door. „Wil je ook, Lie?" hij fraah. „Natierlijk!" ik seh. „Ntjèk", hij seh tehen de Sinees van de depot-ès, „tambah aer-nja". En dan de Si nees hij doet water in de glas van Si Ben tiet, en dan hij schuif de glas naar mij en dan ik drinkt. Laatmaar stroop-nja ik proeft niet, maar kout-nja lesker. „Mèrsie", ik seht, ,,Ja, wij haan maar weh, jol" „Niet eers", Si Bentiet hij seh, „ik chep lust om dese bibih-petjel te bekruipen foor plahen". Als Si Bentiet hij praat nonsens, betoel hij stoethaspel sijn taalles, ik weet. „Je bedoel wat?" ik fraah. „Dese hij is fan taalles 22 met nieuwe zin maken met lus en bekruipen foor plahen. Je weet?!" Ik dèng. En dan ik weet. En dan ik seht: „Mij bekruipt de lust mijn broer te pla gen!" „Na-itoe", hij seh, „maar waarfoor jou broer bekruipenl Dese bibih-petjel." De bi- bih, uitferkoh petjel-nja. Dus drinken stroop. SIJ lurk haar glas. Slrrp, tjlok (adamsappel- nja ööp-nlr), slrrrp, tjlok, èèèh. Slrrrp, gaök (vette slok dese), èèèèhl Ngoeoeoesl Neus-nja inhaleren. „Wat wil je doen, nTiet?" „Je siet proempie-nja op de tafel?" Batoel, sóóó'n fette sosor sij leh op de tafel foor straks als al op stroop. „Tjoba jij haat ferleien fan de andere kant..." „Afleiden...!" „Hot-o-hotl Ta' boenoeh lo fandaah of morhen! En dan ik doet wat met chaar proem-pie. Sij ferstaat toh niet. Dese". En dan hij laat sien een tjabé rawit. Aseesee. Ik haat naar de andere kant en dan ik stoot tehen de bang en dan ik brult: „Adauw-adauw-adauw!" En dan de bibih, sij brul ook: „Adauw-adauw-adauw-ih-ih- sinjohl-adauw-adauw-aduaw!" Lata si! En Bentiet hij stop fluh de tjabé in de sosor. En dan ik haat sitten en ik wrijft mijn poot. En de bibih wrijf ook haar poot en seh ook „adoe-adoe-potverdikkie-ih-ih-adoe-adoel" En dan wij sijn stil. En de bibih drink op haar seterop en dan sij betaal één gob en dan sij pak haar sosor en wrijf eers haar bofentanden. En dan chaar ondertanden. En dan draaien op alle tanden samen twee keer en dan sogok haar kiezen lings en dan haar kiezen regs (en wij kijk maar froom) en dan tjlp, dih haar mon en dan sij kauw: njkkk-krrrss. Stil. En dan haar ohen ron en hroot. En dan sij kouw weer even: tjk. En dan sij suih: sssspl En dan sij inha-: leer: ssss (pedes natierlijk) en dan sij haal d'r uit haar sosor. En dan sij kijk dat ding. En dan sij siet de tjabé en dan sij seh: „Eéééél" En dan Si Bentiet en ik, wijl rol van 't lachen en wij smeert 'm. En toen al. Tjalie Robinson sosor pruim tabak Vervolg Van Hier en Gunder ONZE KALENDER „De plaat van januari was één van de mooiste van Indonesië die ik ooit zag, maar die van deze maand (april - red.) heeft mijn hart gestolen. Van vlakbij gezien is hij fotografisch-tech- nisch misschien zo goed, maar over de breedte van de kamer gezien is hij „in credible" LEVEND. Ik zie rechtsteeks op Kebon Sirih het móet Kebon Sirih zijn!). De schaduw van de asembomen op de berm lééft. De man met zijn pi- koelan over het bruggetje loopt écht Jullie geven komend jaar toch wéér een voorplatenkalender uit?" (verkort) P. Helm Neen. Deze kalender was een lelijke strop. Veel van onze beste dingen zijn stroppen geworden. We kunnen niet blijven doorgaan... T. R. P.S. Of helpt U opruimen a f 1,50 per kalender? Met 12 ingelijste platen hebt u er dan nog jaren lang plezier van! ALTIJD ZIEK „Ik snap niet, waarom ons toentertijd als enige redding van veel ziekten werd aangeraden om met verlof naar Neder land te gaan of voorgoed te repatrië ren! Ik ben nog nooit van m'n leven zó vaak ziek geweest als hier!" Mevr. Sch. Nu ik op één dag van drie verschillende kanten en uit geheel verschillende milieux deze vraag gehoord heb, zet ik 'm in Tong- Tong. Zijn al onze ziekelijkheden allemaal een gevolg van de oude dag of naweeën van het kamp? Vooral als je ook uit krin gen van „kachelzitters", in de krant en zelfs over radio en TV zoveel hoort van ziekten hier, vraag je je serieus af of Hol land werkelijk wel zo gezond is T.R. VERTEWEE „Ik ben erg getroffen door wat je zei over ons „heimwee"dat volgens jouw artikel op pagina 11 van het nummer van 30 maart beter „FERNWEH" ge noemd kan worden. Dat IS zo. En ik geloof dat geen enkel rechtgeaard In dischman dat ontkennen kan, hij zij Totok of Indo. Als dit woord dan in de Nederlandse taal niet bestaat, waar om voeren WIJ het dan niet in? Vér wee Ik heb het nu al zó vaak in mezelf herhaald, dat het woord heel gewoon klinkt. Als ALLE Indischgas- gasten in al hun contacten dit woord maar stelselmatig gebruiken, komt het er in de Nederlandse taal ook wel in. En zal een bepaald soort Hollanders (dat het begrip aan den lijve kent) het graag overnemen." R. v. d. Bosch. That's the right spirit. Breng ook nieuwe BEGRIPPEN aan Holland. Niet alleen sam bal en kroepoek en „nassie"... Alleen stel ik dan voor het woord „VERTEWEE" te kie zen, omdat het meer rhythme heeft. T. R. GEKANKER VOORBIJ „Wat een heerlijke, nieuwe, frisse wind waait er door Tong-Tong. Vroe ger durfde je om het gekanker soms Tong-Tong niet open te slaan." C. J. Berkhout Oordeel rustiger. In die kankertijd is er toch genoeg aan humor geproduceerd om er „Je Lah je rot" en „Je lah je kripoet" mee te vullen en glad uit te verkopen. In feite heeft onze humor de schade, geleden door gekanker, goedgemaakt. ONTHOUD DAT! Aan de andere kant heeft het gekanker ook zuiverend en louterend gewerkt. „Het móest er uit!" Tong-Tong is MENSELIJK! Onthoud dat ook: al die „zuiveraars" die Tong-Tong super-perfect willen maken, vooral nóóit wat „storends", maken dit blad DOOD. Naast Vincent Mahieu óók Si Bentiet. Naast Maria Dermout ook mevr. Panhuyzen of onze onvolprezen Lin Schol- te. Wij kunnen blijven leven in een rose- marmeren paleis, maar vergeten de bam- boe-goeboek en de pantjoran NOOIT. Af en toe dus wat gekanker of zelfs een oor vijg is GOED. Daar worden we wakker van T.R. BLINDE AANVALLERS Als ik denk aan wat kleine, boosaar dige, verblinde aanvallers door valse critiek of roddel aan ons werk stuk maken, kan ik wel huilen. Jij wéét dat toch, Tjalie. Waarom bevecht je het niet scherper?" Mevr. v. Steenbergen a. het is „technisch": aangezien ze blind zijn, kunnen ze niet weten welk onheil ze aanrichten, b. Het is menselijk, c. het is universeel, dus ontkomen we er niet aan. Maar het is d. ook prikkel, aansporing om waakzaam, trouw en actief te blijven. Onthoud goed: wat klein en vals en dom is, wint NOOIT. Alleen al de Tijd verslaat elke leugen, verpulvert waardeloos werk. Een rein blank huisje van gips blijft maar van gips I Overigens bestaét voor veel mensen op deze wereld helaas niets an ders als het kleine „drakendoders-ideaal". En deze mensen leven toch ook. Wat dat betreft heb ik een goede les gehad van wijlen Puck Craandijk, wien ik eens pro beerde duidelijk maken hoe het „afmaken als een muskiet" van een bepaald persoon onvermijdelijk was voor het beter ontplooi en van onze goede kanten. Toen zei Puck: „Maar het is toch immers ook een méns, Tjalie Wij leven niet goed als wij vernietigen was slecht is. Wij leven alleen goed als wij zó sterk doen wat GOED is, dat het slechte geen kans meer heeft. Er is geen beter middel tegen het verdelgen van onkruid als het planten van rozen. T.R. VAN ONZE BOEKHANDEL: P. A. Daum Indische mensen in Holland f 1,95. Goena-goena f 1,95. Uit de suiker in de Tabak f 1,95. 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 20