VRIENDEN HET WARME BAD Foto: Jonkman Op verzoek van Tjalie Robinson, om er varingen uit de krijgsgevangenschap Siam of Burma in te zenden, volgt hier dan mijn eerste bijdrage. Berst de na men van vrienden, met wie ik in nauw contact stond, omdat hun tenten niet ver van de onze lagen. Mijn eigen kongsie gevormd vanaf het begin kon niet blijven bestaan, doordat er in de loop van de tijd zieken kwamen, die afgevoerd moesten worden en na hun be terschap ergens anders werden geplaatst. De namen van de jongens die ik van heel nabij kende waren: Chris de Winter (zeer handig in het tja- toeten), Boelie v. Gelder (deze werd later toban en op mijn verjaardag in Modder- kamp, een kamp met bijna altijd regen, kreeg ik van hem, om nooit te vergeten, een soort semoer uit varkensvlees gemaakt, natuurlijk van de Jap gestolen. O, men had mij geen groter cadeau kunnen geven. Dit vergeet ik nooit van mijn leven), Emile Cordrorn, (een kleine gespierde jongen, een goede kameraad, zeer driftig en een echte vechtersbaas), Joop Lissone (een jongen aan wie je met sympathie terug denkt), Guus Pattynama (gespierd), Rudy Droste (een onvergetelijke kerel, enorm gespierd, lang, kranig, die een patjolsteel met één vinger in tweeën brak, die een blikje met gecondenseerde melk als een spons in zijn hand in elkaar frommelt. Voordat we na het werk, in een der kam pen, in de kali doken, zaten we wat aan de kant, naar de baders te kijken. Er waren kerels met prachtig gespierde lichamen, nooit genoeg om ernaar te kijken. Als deze kerels langs ons kwamen, dan gaven we hen een cijfer, een 8 of een 7 of soms ook 8-plus, maar als Rudy Droste komt en zijn handdoek, die hij om zijn middel heeft ge wikkeld, eraf deed om in het water te duiken, dan zeggen we als uit een mond 10.). Verder Nono Klat (altijd even goed ge humeurd en een branie kerel), Willy Hu- genholtz (gespierd, donker, een heel goed verteller. Als we een rustpauze hadden, dan waren we vaak om hem heen ge schaard, om naar zijn verhalen te luisteren. We hingen dan aan zijn lippen. Een van zijn verhalen, die ik me nog herinner was, dat zijn zusje, thuis een beest in een kooi had, die tegen slangen op kon. Als een slang het beest vastklemt, dan zette het zich uit en op een gegeven moment maakt het zich zo klein dat het kon wegglippen. Maar op een dag heeft Willy er twee slan gen in de kooi gedaan. Het beestje kon daar niet tegen op, en werd gedood), Tjalie Dibbets (indertijd een gelovige jongen), Liddie (een slanke jongen, vol met ta toeages. Op zijn borst had hij een India- nenkop o.a. Kon goed op de stringbas spelen), Theo Mouthaan (gespierd en een heel preciese jongen). Otto Dorn (gespierd ook, een trompettist, eens toen de offi ciële hoornblazer ziek was, moest hij bla zen). Tek de Wit (een branie-kerel). Tijdens ons transport van Bangkok naar Bali, op die Engelse schepen, heeft hij zijn vrouw een Thaise, in een plunjezak mee genomen. Niemand van de bemanning wist ervan af. Toen wij in Singapore in een ander schip moesten overgaan en de ba- rang op de kade moest worden gedaan, zat zij in een plunjezak naast de andere plunjezakken, alleen flauw zichtbaar voor insiders. We hadden afgesproken, dat, als het ontdekt zou worden en zij van boord moest, wij allemaal ook van boord zouden gaan. Slechts één Engelse matroos heeft haar in de badkamer gezien op een avond. Maar hij werd al gauw voor gek verklaard en iemand die fatamorgana's ziet. Verder Rudy Bieri en Richard Bieri (broers), Van Banniseth, Hugo Buddingh, Bettinger, Baji'n Wolterbeek, Rudy Brouwer en v. d. Worm. Adam Boyd. In kamp „Anganan" hadden we een Jap die heette Kaneko. Die had ze geloof ik, zoals alle andere bewakings-Jappen, niet allemaal bij elkaar. Maar deze Kaneko die spande werkelijk de kroon. Stevige kerel met losse handjes als jullie weten wat ik hiermee bedoel. Hij sloeg altijd met de holle open hand op je oren. Dat was reuze gezellig, want een uur lang daarna hoorde je niets anders dan hoge fluittoontjes. Enfin deze man was net als andere scheefogen verzot op een lekker warm bad. Er stond dan een grote drum in hun bad hokje, voor drie kwart met water gevuld en daarna tot een bepaalde temperatuur ge stookt. Ze hadden hiervoor altijd speciale men sen, tot op een dag deze badwater specia listen ziek waren en werden vervangen door twee Aussies. Enfin, zoals altijd als het water op tem peratuur was, dan werd er een rauwe gil gegeven dat het water klaar was. Helaas was Kaneko die dag hun eerste klant. Dit heerschap vraagt heel zoetsappig: „Water Okekah?" „O.K., nippon" zegt een van de Aussies. „Boiling kah?" vraagt Kaneko, hij bedoeld echter is het warm genoeg. ,,0 no, nippon. Boiling no good zeggen de Aussies eendrachtig. „Haaah?? No boiling kah? Bakeroh. You no good- tannah", zegt Kaneko heel verontwaardigd, en pats, pets de eerste klappen vallen al. „Boiling, boiling perry good"' zegt hij en sjokt weg. Beide Aussies kijken elkaar aan, trekken hun schouders op maar doen toch maar wat hun gezegd wordt. Ze stoken het vuurtje nog eens lekker op, tot uiteindelijk het water lekker pruttelde. Toen weer de gil naar het jappenhuis dat het water o.k. was. Weer komt Kaneko aangesloft en vraagt: „Aero boiling kah?" „O, yes nippon, boiling", zeggen beide Aussies eendrachtig. Kaneko grijnst van oor tot oor, onkleedt zich en gaat op z'n hurken op het houten rooster naast de drum zitten en geeft met aebaren en enkele keelklanken aan dat een van de badmeesters met een grote was kom, water over hem heen moet storten. „O, no nippon, no good, water damn hot zegt de man vol ontsteltenis. Toen was Kaneko goed kwaad. Hij gilde en bulderde allerlei, voor de badmeesters, onverstaanbaars uit maar wisten toch wel dat meneer de Jap graag dat stortbad wou hebben of anders kregen ze weer een opduvel. Enfin, de Jap gaat weer op zijn hurken zitten en de badmeester schept zo goed en zo kwaad een kom vol van het hete water en stort hem vol ontzag over de Jap. Je hebt misschien op de film of t.v. uitzending het afschieten van een ruimte schip gezien, dat was bij dit niets vergele ken. Misschien wel het gebrul en rookont wikkeling, maar de aanvangssnelheid van deze Jap was wel honderd maal groter. De Aussies dwaalden het hospitaal in. H. A. Boon 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 11