DE DAG VAN HET TRANSPORT Radio BOLLAND VOOR DE VROUW Ineens was het gerucht er en instictief voelden we dat het waar zou worden: de mannen zouden worden weggevoerd. ,,Dat kan niet, volgens de conventie van Genève mogen krijgsgevangenen niet overzee worden getransporteerd;" verklaarde Meta met zwak aplomb. „Ha-ha-ha", zei Betty egaal, „volgens de conventie van Tokio mag alles." „Als de jongens weg worden gevoerd verwachten ze landingen," zei Cora, „als er wordt gevochten dan moeten ze zeker zijn dat onze jongens niet losbreken." „Ha-ha-ha," zei Betty weer. „Daar heb je onze alap-alap moesoe weer hoor „Ze verwachten zware luchtbombarde menten, de krijgsgevangenen moeten in veiligheid worden gebracht, dat staat in. de conventie van Genève," vulde Betty Meta aan. Zal ik jullie vertellen waar om de jongens worden weggebracht? De Jap is kotsmisselijk, knettergek van ons vrouwen met ons eeuwige geren achter de vrachtwagens. Met onze eeuwige briefjes en gesmokkel. Ze hebben twee extra wach ten nodig op de wagens om ons op een afstand te houden I Luidjes, we hebben het stomweg verprutst voor allemaal." „Dacht je dat ze al die moeite zouden doen om ons te straffen, kom nou!" zei ik. „Toch veel gemakkelijker om ons alle maal bij de Kempei te brengen?" Zo werd het gerucht weersproken, be praat en aanvaard. Het was waar, ze gin gen weg. Waarom, waarvoor? In heel Soerabaja hing een vreemde stemming van bedruktheid en spanning. Wanneer zou het grote transport plaats hebben? „Ze gaan overzee," wist Betty. „Tom deed de laatste keer toen ik hem sprak op Semoet zó!" Ze kromde wijsvinger en duim tot een C. „Dat betekent zee," legde ze uit. „Goed, straat Madoera is ook overzee!" Maar in ons hart wisten we dat we onzin spraken, het transport zou groot en ver zijn. Vele vrouwen ploften bij voorbaat van wanhoop in elkaar, maar de meesten rea geerden zoals ze gewend waren te rea geren: pakjes maken, medicijnen verzame len, briefjes schrijven op sigarettenpapier. En dan... proberen uit te vinden waar nog een laatste ontmoeting of desnoods een laatste glimp mogelijk zou zijn. Alle strategische punten door Soerabaja heen, vanaf het Ondaatje-kamp, werden be keken, posten uitgezet, een soort doorgeef- systeem uitgedacht. Als ze die weg nemen dan gaan we daér staan, gaan ze van de andere weg dan worden we gewaarschuwd door die en die en vangen ze hier op. O, we wisten het zo goed, we hadden immers overal een akal voor? Maar voor het eerst sinds de bezetting voelden we ons klein en alleen. Het was of we NU pas onze mannen, vaders, verloofdes kwijt raak ten. Velen liepen constant met roodbehuil- de ogen rond. 17 Oktober 1942 (2602 volgens de krant). Er was een verlovingsfeestje bij ons thuis en die datum zal ik daarom al nooit ver geten. Dit was de dag van het transport. Onze berichtendienst had gemeld dat vracht auto's met barang al vroeg vertrokken wa ren naar Pasar Toeri. De weg voor het station was afgezet. Langs de te verwach ten route van het transport waren we links en rechts huizen binnen gegaan om te vra gen of we, wanneer het zover was, in huis mochten wachten en kijken naar de stoet. Natuurlijk, men begreep het direct. „Alleen niet te branie zijn ja," zei een oude dame, „ik heb toch al een zoon bij de Kempei „Kun je niet even thuiskomen om te eten," smeekte mijn moeder, het is zo sneu voor Dé dat je er helemaal niet bent." „Kan niet," zei ik beslist, „vanaf 1 uur kunnen ze elke minuut verwacht worden." In een huis op het eind van de Cannalaan zat ik met een twintigtal meisjes en vrou wen. De bewoonster van het huis had twee zoons in het kamp, het maakte ons meteen tot een grote familie. Op de een of andere manier was ik altijd een beetje verlegen als er vertrouwelijkheden werden verwis seld. Maar goed dat je door de vele op windingen in het leven toen, veel ook weer vergat. Er was een uitkijkpost in de vorm van de gendok van de familie B. die kwasi aan de kant van de weg onder een boom met adik zat te spelen. Wijzelf zaten in huis. Een oude klok speelde twee uur. De Can nalaan lag stoffig, droog en verlaten. In eens het krèèt-krèèt-krèt van een fiets. Nog één en nog één. Kempei-officieren zigzagden over de weg. We doken weg onder de horretjes, Minuten verstreken. Ineens kwamen ze de hoek om. In 'n rus tig tempo, achteloos, niet in de maat maar ordelijk, rij, na rij, na rij. Ze zagen er goed uit, droegen nog uni formen of resten daarvan. Hoeden, schoe nen. Ransels en plunjezakken, een rode zakdoek om een hoed, een nek. Een her kenningsteken? De schoenen ploften het stof van de Cannalaan omhoog. Japanners op hun be lachelijke fietsen naast de rijen. We glipten adem- en geruisloos door een openkierende voordeur, naar het terrasje. Door de spijlen hadden we goed zicht. „Ik zie Didi," riep Betty, en met een on gelooflijke tegenwoordigheid van geest, kroop ze terug in huis. We wisten wat ze ging doen. Achterom het huis, vijf hui zen verder posteren om Didi daar nog eens te zien. We herkenden vrienden van mannen, verloofdes. „Hoe groot zou het transport zijn?" „Duizend, misschien tweeduizend," raad de de een. „Meer," zei een ander, minstens 3000. Het is niet Ondaatje-kamp alleen". „Dat kan jij weten, jij kent ze toch alle maal," snibde iemand. „Ssssssssstsisten we. Ineens stond Cora in volle lengte op en liep het erf op naar het hek. We verlam den van schrik. Er gebeurde niets. De Ja panse wachten keken niet eens naar haar. Ze leunde nonchalant over het tuinmuurtje. „Hadden we dat geweten," zuchtte Meta. Maar het transport liep ten einde, de af standen tussen de rijen werden groter, de laatste krijgsgevangenen durfden wat vrij er rond te kijken. Een zei wat tegen Cora. Ze vroeg iets terug. Hij antwoordde. „Alle krijgsgevangenen gaan weg, naar Batavia misschien en dan verder. Thailand misschien. Of Japan." Het was voorbij. Ze waren weg. Waar heen, waarom, waarvoor? We stapten weer op de fiets, naar station Semoet. Daar wa ren ze niet. Alles naar Pasar Toeri, dat be tekende Perak. De dagen na het transport werd ons le ven anders. Eén zorg voor de toekomst meer, een zorg voor de dag van vandaag minder. „Als je het mij vraagt," zei Betty, „ik voel me op een bepaalde manier bevrijd." „Dat heb je mooi gezegd," zei ik. „Maar ik weet wat je bedoelt." Geen jagen achter werkploegen, geen meeleven en meevoelen met vermeende te korten en gebreken, er bleef de vrouw niets anders over dan het Leven voor haar ge zin en haar zelf. En werken. En wachten op de bevrijding. Lilian Ducelle. Stationsweg 143 tel. 0 70-60.17.03 Stationsweg 77 tel, 0 70-60.15.12 DEN HAAG WEER een nieuwe Krontjong Indonesia L.P. met o.a. Nasib tambangan Krontjong Air laut Djiko untuang Stambul djampang, etc. Sterio f 17,50 Java mijn land L.P. van f 16,50 voor f 11,90 nu weer leverbaar. Gamelan liefhebbers, wij hebben een keur van platen voor U vanaf f 6,75, speciaal voor gamelan cursisten onmisbaar. 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 12