DUTCHIE HELP ME, I'M FALLEN IN THE SHIT Eten halen! Het mooiste sein in alle krijgsgevangenkampen, hoe miserahei dat eten ook vaak was! Overigens is dit een misleidende foto: zo dikgegeten als de heer vooraan was niemand. Wie dik was, was het van de heri-heri. Foto: Jonkman Bovenstaande titel herinnerde mij tijdens een vraag gesprek tijdens in april gehou den „Ledenvergadering van de Chr. Man- nenvereniging" j.l. door Ds Boyd, Ameri kaan, die het onderwerp behandelde „Wie ontvangen de H. Geest?" Het was een zeer moeilijk en taai onderwerp, waar wij in vele opzichten, het niet geheel mee eens waren met de tekst en uitleg van genoemde Ame rikaanse dominee, die ons op velerlei ma nieren de Bijbelse onderwerpen opnieuw tracht te belichten, doch met geen enkel resultaat uit de bus was gekomen. Al met al, ik herinner mij levendig voor de geest het bovengenoemde voorval in Burma-kamp 100, aan de beruchte Burma-Siam spoor weg onder de Japanse bezetting, waar wij meer slaag dan eten kregen voor het sla venwerk aldaar verricht en honderden do den telde. In het kamp waar voor ruim 1000 geallieerden gelegerd waren, w.o. Ameri kanen, Australiërs, Hollanders en Nieuw Zeelanders, was de legering aller ellen digst, ziekte en gebrek heerste in het kamp 100, iedereen had beslist dysenterie te pak ken, op z'n minst diaree, zodat de latrines overvol zaten en velen gedoemd waren zonder enige afdoende hulp enige dagen daarna een gewelddadige dood te moeten ondergaan, vele dagen en nachten gingen er voorbij, die in dit beruchte dodenkamp geruisloos voorbijgingen, een leven van slaven en tieren van onze Japanse bezet ters die telkens meer mannen moesten heb ben om de spoorbaan op tijd klaar te krij gen. Ettelijke wapenbroeders moesten wij reeds grafwaarts dragen en de barakken waren zo gebouwd dat voor elke nationali teit een apart gedeelte van het terrein toe gewezen kreeg, met aparte of eigen com mandanten. Onze barak van de 5e Bran che was dichtbij die van de Amerikanen gebouwd en hoe langer je in dat kamp ver bleef, hoe meer doden je dan kreeg door ondervoeding en vermoeienissen. Het kamp 100 leek meer op een zieken- kamp dan op een werkkamp, waar voor minstens 75% reeds ondermijnd waren door dysentrie en andere soorten buikziekten (om niet te spreken van mensen die aan de overbekende tropenzweren bezweken). Op één van die beruchte nachten, waar je slechts het gekreun hoorde van zieke of „stervende mensen" uitgemergeld en uit geteerd, lag ik ook ergens tussen die „massa ellendigen" ook halfziek van ver moeienis en ellende, terugdenkend aan ons mooi Indië, onze vrijheid die onbeperkt was geweest, ik kon de slaap niet vatten, je dacht af en toe dat je van God vergeten was, ook dat er geen gerechtigheid be stond. Het was middernacht, regenachtig buiten en je had doorlopend honger, dit omdat je moest werken aan de baan en er niets be ters te eten was, de barakken besmet door verschillende uitwassen van dood vlees, van levende lijken die slechts maar afwach ten op de verlossende dood, maar niet kwam opdagen. De muskieten en al het levende have dat op of om je heen leefde doen zich tegoed aan je toch uitgeteerd lichaam. Je wilt alles doen, maar bent niet in staat om rechtop te lopen. Op die nacht, van regen en wind, kon ik de slaap niet vatten. Ik kroop overeind in het duister dat slechts summier verlicht was door een paar stuks brandende hout blokken om de muskieten buiten te houden en vaak met grote moeite aangehouden werd om het vuur smeulende te houden, strompelde ik doodvermoeid naar de la trines toe, die gelegen was tussen de Hol landse en Amerikaanse barakken, die slechts om je behoefte te doen, mogelijk werd gemaakt over een boomstam te gaan, die vaak glibberig werd door modder en vuil, ik in het holst van de nacht een kla gelijk geluid hoorde die mij aanriep: Dutchie, Dutchie, help me, I'm fallen in the shit". Bij het aanschouwen van die gapende diepte, gevuld met menselijk drek, zag ik iemand, die naar mij leek, Amerikaan moest zijn, die mogelijk was misgestapt en voor minstens in 2 meter die „sjit" stond te huilen, ik aarzelde wat, in het duister, de rillingen kropen mij langs mijn rug, maar mijn menselijke plicht gebood mij, voor mijn medemens wat te doen. Ik stond daar letterlijk ALLEEN voor het feit, met al mijn krachten wat in mijn afgetobde body was, probeerde ik de Amerikaan uit de „rom mel" te halen, ik bad om kracht en ik kreeg die ook, waardoor het mij gelukte de Amerikaan uit zijn netelige positie te bevrijden. Toen hij bevrijd was, zou de man mij beslist omhelst hebben als niet die nare dreigende stank ons had weerhouden, hij stamelde slechts in het donker „Dutchie, I'll never forget You". Hij weet niet wie ik ben, hij weet niet of ik nu nog leef. Ik ben dit voorval nim mer vergeten. Nu de vraag, welke ik aan ds. Boyd ge richt had, had dit voorval iets te maken met „de H. Geest?" Als het zo was, waarom moest ik juist dit uitgerekend werk opknap pen, genoemde Amerikaan zou mogelijk nu nog tot de „overlevenden" behoren. Mis schien denkt de goede man, wie was die man die mij uit de penarie had geholpen. Van gezicht ken ik de goede man niet, doch slechts een duidelijk dankbaar „Ik zal je niet vergeten" op z'n Amerikaans gesta meld. Wel ben ik er overtuigd van dat de man gediend had bij de Amerikaanse Navy, en zijn vergane smaldeel de overbekende „Houston" was geweest. Zijn commandant was een Kolonel, waar ik de naam van ben vergeten en het beruchte kamp km 100 als een nachtmerrie zou klinken voor velen die nu nog onder de levenden gerekend kunnen worden. De geredde Amerikaan, zal mij wel ver geten zijn. Als overtuigend bewijs zal ik desnoods op de meter af de plaats aan kunnen wijzen, waar zich het voorval in Burma had voorgedaan. De natuurlijke her kenningstekens tussen de ruige heuvels in kamp 100, herinneren mij nog vele per soonlijke belevenissen, een duivels kamp, poel van ellende en verdriet. De Jap in be zettingstijd met al zijn willekeur, hande lende over leven en dood van vele dierbare wapenbroeders Hollanders, Australiërs, En gelsen, Nieuw Zeelanders en Amerikanen. Hier ben ik Yank, SAM de black Dutch man, die je destijds uit de „sjit" had ge trokken, laat iets van je horen zo je nog in leven bent, Je was een Navyman van de Houston, die was ondergegaan voor de strijd voor gerechtigheid in de Javazee, één van de miljoenen Amerikanen welke be hoort tot de eenvoudigen. Ik had je gehol pen omdat het mijn plicht was, ik wens van jou geen beloning in welke vorm dan ook, ik wens je slechts te ontmoeten of schrif telijk kontakt op te nemen, als één van de vele miljoenen van je land. Laat iets van je horen, in welke vorm dan ook, door je onbekende helper en vriend in Holland. SAM 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 16