A Zeven oude stenen „The ruling passionbe it what it will, The ruling passion conquers reason still". Pope. Het is de lente van het jaar 1943 De Japanners hebben als een vloedgolf het grootste deel van Zuidoost Azië onder de voet gelopen en hebben hierbij tienduizenden krijgsgevangenen gemaakt. Het is toen in hun brein opgekomen om een ruim vierhonderd kilometer lange spoorbaan te gaan aan leggen die dwars door de jungle van Siam en Burma zou voeren om een verbinding tot stand te brengen tussen Bangkok en Rangoon; hierdoor zou het mogelijk worden om hun troepen vanuit Singapore, direct en over land naar het Burma front te vervoeren. Japanse technici schatten de werkzaamheden op een tijdsduur van vijf jaren, maar het militair commando verordonneerde dat de spoorbaan, koste wat het koste, in één jaar klaar moest zijn. De werktijden die aanvankelijk op tien uren waren gesteld werden later steeds op gevoerd en het kwam voor dat wij twin tig uren per dag hebben moeten werken. En dat alles onder een bloedhete tro penzon of bij stromende regen. De gevol gen waren fataal. Het gezegde ging: bij elke dwarsligger ligt een dode en dat zal niet ver bezijden de waarheid zijn geweest, want zestienduizend Australiërs, Engelsen en Nederlanders en zestigduizend Aziaten die als contract-koelies waren ingezet, lie ten er hun leven. Te Kanchanabury en Chunkai en te Than- buazat liggen de na de oorlog aangelegde erevelden waar de slachtoffers hun laatste rustplaats hebben gevonden. Het is allemaal voor niets geweest. Van de spoorbaan is nu nog maar een klein gedeelte in tact en nog in gebruik. Tarsao is nu het eindpunt. De rest is door het oer bos verzwolgen. Hier en daar ligt nog een verroeste draadnagel, een vermolmde dwarsligger of de vage sporen van een weginsnijding. Dat is alles, en van de voor malige krijgsgevangenkampen is geen spoor meer te vinden. De rust is weergekeerd langs de rivier, de beruchte Kwae Noi. Er zijn geen schreeuwende, slaande en schop pende Japanners en ook geen broodmagere krijgsgevangenen meer. De rivier is dezelfde gebleven en het lijkt wel of hij aan persoonlijkheid heeft gewonnen. Men hoort er weer dezelfde vogelgeluiden en gibbons huilen in het ge boomte. Olifanten en waterbuffels komen er drinken en witte reigers komen van ver aangevlogen in V-vormige formatie en daar in wilden wij toen het symbool zien van de eindoverwinning waaruit wij moed en nieu we krachten putten. Ik zie in mijn notitieboekje dat ik al die tijd heb weten te behouden dat wij op 9 januari 1943 het kamp te Malang hebben verlaten met onbekende bestemming. De Japanse commandant had verteld dat wij naar een beter kamp zouden gaan met een goed klimaat en dat de zieken mee konden gaan. Dat kamp zou in Oost Java zijn. DE REIS BEGINT Voordat de zon op was, waren wij al op weg naar het station. De spoorwagens wa ren geblindeerd maar wij konden toch door de reten naar de grond kijken en wij za gen dat wij bij het kruispunt te Blitar naar links afsloegen, dus niet naar de Oosthoek. Na twee dagen en een nacht kwamen wij te Tandjong Priok aan en het werd ons dui delijk dat wij over zee zouden gaan. Voor lopig werden wij ondergebracht in de Unie kampong, een overvol en vervuild kamp ...bij elke dwarsligger ligt een dode (Tekening L. D. de Kroon waar wij precies veertien dagen bleven. Toen werden wij ingescheept op een Ja panse boot waarvan wij de naam niet kon den ontcijferen en werden in een donker ruim gepropt dat wij langs een smalle lad der bereikten. Wij hadden het gevoel als een rat in de val te zitten. Mocht het schip op een mijn lopen of getorpedeerd worden dan hadden wij geen schijn van kans om te ontsnappen. Na vijf en een halve dag kwamen wij te Singapore aan waar wij in het Changi kamp terecht kwamen. Er was daar toen al een grote schaarste aan voedsel en drinkwater. Na een week werd een deel van onze groep midden in de nacht gewekt en moesten wij vertrekken. Toen wij al in de vrachtauto's stonden, kwamen nog twee van onze beste vrienden aanhollen om afscheid te nemen en al rijdend konden wij hen nog juist de hand drukken. Wij zouden hen nooit meer terugzien want een half jaar later, stier ven zij kort na elkaar. Wij werden in ijzeren goederenwagens gepropt, 29 man in één wagen. Het was alleen maar mogelijk om op onze veldzak te hurken; benen strekken of gaan liggen was niet mogelijk. Overdag werden de ijzeren platen gloeiend heet, 's nachts druk te ik mijn koortsig hoofd tegen het ijskoude plaatwerk. Anderhalve maand na ons vertrek uit Malang kwamen wij eindelijk, na een spoor- reis van vijf dagen en nachten dwars door Malakka, op de plaats van bestemming in Siam aan: Nom Pladuk. Ons transport Bijgaand stuk werd geschreven door Dr. H. R. van Heekeren, prae-historicus, één van de zeer weinigen wiens werk als „Spij kerploeger" aan de Birma Road nog op een ander gebied „baan brekend" is geweest: bij het grondverzet voor de Dodenspoor- weg heeft hij archaeologische vondsten gedaan, die een heel hiaat aanvulden in de toenmalige oudheidkundige kennis van Ach ter Indië. Toen alle andere krijgsgevan genen met sombere angst in het hart op reis gingen, dacht Bob: „Ha! Grondverzet! Daar zou ik nog eens wat kunnen vinden! En hij heeft véél gevonden. Later is hij nog driemaal met wetenschap pelijke expedities naar het tracee teruggeweest. Een ander die ook nog een ge luk vond naast Het Grote Onge luk was de entomoloog v. d. Veen, die uit dit „avontuur" nog 12 blikken vol zeldzame kevers over hield. Terwijl anderen rondsjouwden met pikhouwelen, etenspannetjes en bakoventjes, liepen deze twee wonderlijke mannen met keien en torren op hun nek rond. Beiden denken nog steeds met grote dankbaarheid aan de vele tawa- nans, die hen bij dit werk ge holpen hebben. Zo hebben vele anderen toch wel in de ellende nieuwe waarden leren vinden: ze ontdekten dat ze dichten of schrijven of vertellen konden. We hebben componisten gehad en chef-koks, enz. enz. Sterk is hij die niet door het Lot teneergeslagen wordt, maar nieuwe waarden ontdekt om er voor te leven! werd toen in tweeën gesplitst. Eén groep en daartoe behoorde Jac, de enige vriend die nog was overgebleven, en ikzelf was bestemd voor het basiskamp dat in een dorre, kale vlakte lag. Het kostte geen moeite om te ruilen en zo kwamen wij in de jungle party terecht. Het was een van de weinige malen dat wij zelf een beslis sing hebben genomen en wij wisten niet of wij er wel verstandig aan hadden ge daan. SPIJKERGROEP Wij werden de „spijkergroep" genoemd. Dat betekende dat wij de zware houten dwarsliggers voor de toekomstige spoor baan moesten plaatsen, de rails erop aan brengen en deze vast te spijkeren. Elke dag moesten vier kilometers afgewerkt worden. Het was toen midden in het droge seizoen, 's Nachts was het ijzig koud en ook nog een deel van de dag. Daarna kwam de tropenzon goed doorzetten en begonnen wij te zweten. Ons blote lichaam kwam dan onder de wespen te zitten die zout kwamen zuigen. Als zij verstoord wer den staken zij. Ook dat went wel. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 17