1001 avonturen met de soetil ACHTERAF BEZIEN FEUILLETON Katjang Sjanghai Een mens kan toch behoorlijk onnozel en dom zijn. Weet U dat ik altijd dacht (ook al durfde ik het niet zeggen omdat ik in mijn hart bang was dat het absurd was) dat men bij katjang Sjanghai elke katjang apart in deeg rolde. Dat denkbeeld werd versterkt toen ik in Amerika de Japanse katjang "sjanghai" kocht. Die waren zo groot als duiveneieren, hadden een harde deegschaal waarbinnen de katjang los zat. Hoe krijgen ze dat voor elkaar dacht ik. Sinds een paar weken is voor mij een tipje van de sluier opgelicht toen ik bij een vriendin was di'e vertelde dat haar dochter die avond katjang Sjanghai zou maken. Ik er natuurlijk als de kippen bij. Zo gampang, zo eenvoudig, je moet het maar weten: Alleen oppassen dat U de warmte van het aardgas in de gaten houdt, anders gosong de katjang. Hier is het recept: 1 pond katjang, 2'/2 eierlepel zout, 3 eet lepels suiker, 1 ei, halve fles bakolie en pond zelfrijzend bakmeel Neem de kleine katjang, die grote zijn niet zo geschikt. Velletjes laten zitten. Ei, zout, suiker vermengen en loskloppen. Doe de katjang in een plastic vergiet en roer het ei-mengsel door de katjang met een vork. Doe dit boven de afwasbak want er druipt altijd wat van het ei uit. Niets om geven. De katjangs moeten goed kle verig zijn. Dan boven een krant de katjangs met het meel bestuiven. Goed omgooien en het vergiet in beweging houden totdat alle kat jangs wit zien van het meel. Flink olie in de wadjan, goed heet laten worden en de katjang bruin braden. Niet te veel omscheppen in het begin, vuur af- temperen als de olie begint te schuimen. De katjang laten uitlekken en goed koud laten worden alvorens U ze in een stopfles doet. LD. N.b. Olie kunt U weer gebruiken, voor pisang goreng b.v. of andere gorengans die zoetig zijn. DE EERSTE Ik kreeg een telefoontje van een dame: "Kunt U me zeggen hoe ik een kaartje kan krijgen voor de reünie in het Kurhaus?" "Maar mevrouw, dat is alleen voor de MANNEN die aan de Burma-lijn hebben ge werkt, een enkele vrouw wordt toegelaten." "Maar wij hebben toch ook knijp gezeten? Weet U dat ik 4 dagen heb moeten lopen van Djambi naar (volgt plaatsnaam) alleen met een groep koelies, toen vervoerd werd naar een kamp en..." "Lieve mevrouw, ik. weet het wel, maar dit is nu eenmaal een herdenking van krijgsge door Greet Gauderau Ik weet best dat ik nu het afscheid aan Indie probeer uit te stellen. Daarom babbel ik maar door over Boszicht en Dorrie en Adee Manolari die ik dacht vergeten te hebben maar die nu plotseling opduikt, een nieuw excuus om nog niet weg te gaan. Voorgoed weg van de grond waar men zich ingeworteld achtte, met achterlating van pijnlijke eenzaamheid en warme blijd schap, een redelijke mate van geluk en een beetje vriendschap. Men denkt gedaan te hebben met het dagelijkse zoeken, het arm zalige zoeken naar een niche waar men in kan passen om in andere landen te ont dekken dat wie geen niche kon vinden in het geboorteland, weinig kans heeft die -te vinden daarbuiten. Nou is Adee Manolari een erg mager excuus om te dralen want eigenlijk valt er niets belangrijks over haar te vertellen. Ze was onaantrekkelijk hoewel niet bepaald le lijk, zo muisstil dat ze dodelijk vervelend werd gevonden; ze had nou nooit eens iets te zeggen. Ze kleedde zich netjes maar zo fantasieloos dat haar netheid niet opviel. Niets viel op aan Adee, ze zat maar rustig te verschimmelen achter de toonbank van de uitleenbibliotheek, schuin tegenover het huisje van Popo Pisser. Mevrouw Van Leeu wen van de boekhandel had in een optimis tische bui de bibliotheek geopend en niet de moeite genomen die te sluiten toen de zaak niet liep. Misschien was ik wel de enige klant want ik herinner me niet er ooit iemand gezien te hebben in de twee jaar dat ik er boeken leende behalve Adee maar dat was eigenlijk niemand. In mijn herinneringen zie ik dat biblio theekje altijd terug in de middaghitte want dat was het ogenblik van de dag dat ik erheen ging. Buiten de gloed van de zon over de uitgestorven straat, binnen leven loze stilte in de twee halfduistere kamers vol boekenkasten. Ik liep op m'n tenen langs de kasten, nam voorzichtig boeken uit en keek ze door en snoof de typische lucht op die ik sindsdien in alle bibliotheken in drie werelddelen heb geroken. Ik draalde lang, me verbeeldend dat ik de eigenaresse van dit alles was. Ik zou Adee natuurlijk aanhouden (waarom "natuurlijk" had ik niet kunnen zeggen) maar ik zou alles veel beter organiseren en meer boeken kopen. De bibliotheek zou een succes worden, zelfs de onderwijzers en onderwijzeressen zouden boeken komen lenen. En Reier Hendriks zou me raad vragen over een boek dat hij wou lezen zodat ik eindelijk van dichtbij zijn flitsende zwarte ogen zou kunnen zien en zijn sluike donke re haar en zijn lenige vingers die helemaal achterover konden buigen. Tot nu toe keek hij over me heen en werd ik dagelijks on derworpen aan de luidruchtige hofmakerij van Ton Schuhmacher die me dodelijk be schaamd maakte door de hele gnuivende school mee te laten leven in zijn gevoelens voor mij. Het sissende grinnekende "Ton met Itjih" dat voor het Indische kind alles en niets kan betekenen maar geen enkele liefdesrelatie werkelijk uitsluit, was mij maar vangenen, niet van kampvrouwen?" "Wanneer gaan Wl] een reünie houden?" Ik beloof vaagjes dat ik daar eens moeite voor zal doen. "Maar niet te lang dan, ik ben al 87...". ]a, wij vrouwen horen niet bij de Bttrma- reunie en dus eigenlijk ook niet in dit spe ciale Tong Tong-nummer. De mannen van de Burma-lijn zijn voor het voetlicht gehaald, op de achtergrond en in de coulissen staan de vrouwen. U moet ze maar zien als het decor waar tegen het oorlogsgebeuren zich afspeelde, als zo danig horen ze er toch bij. L.D. MOEDER Het schoonste hier op aard geschonken Het meeste in mijn hart bewaard Gods mooiste gave in dit leven Mijn heer, maak mij die gave waard De Moeder mij door V gegeven lk heb haar vaak zo slecht verstaan Ik weet het Heer, ik was nalatig, Ik heb zo vaak verkeerd gedaan. Maar God wil mij de kans dan geven Om recht te zetten wat ik misdeed Heer, wil mij wijzen op mijn fouten. Op 't goede dat ik steeds vergeet. Laat mij in Moeders ogen lezen Slechts vreugde over 't Moeder zijn Geen smart die ogen meer verduist'ren Leer mij een waardig kind haar zijn! TILLY BREEMAN-OBDEYN al te goed bekend terwijl 't Ton, naieve totok, geheel ontging. Wat ik wilde was de Indische toenade ring: de heimelijke blik, het onmiddellijk be grepen sein, de bijbetekenis van een ach teloos uitgesproken woord, een altijd ge maskerd wajangwong-spel waarvan wij, kin deren nog, de onderstroom van verwachtig wel voelden maar niet doorgrondden. Natuurlijk kende Reier de spelregels maar hij merkte me nooit op, hij was op de HBS in de grote stad en nam met een bende jongens en meisjes van zijn school elke dag het amechtige trammetje. En Ton Schuhma cher die eindelijk mijn kribbige onwilligheid aanvoelde, staakte zijn attenties en begon te treiteren. Maar er was een ondertoon in zijn woorden die me opmerkzaam maakte en doordat de aandacht van de andere leerlingen zich van ons afwendde, kon ik hem aankijken. Hij begon gezicht voor me te krijgen, een aardig gezicht met open blauwe ogen, een paar sproeten, een on verzettelijke Hollandse kaak. Hij leek ouder dan wij door zijn lengte en forsheid Zijn flauwe geplaag misleidde me geen ogenblik en dankbaar dat hij tenminste een masker had opgezet, zij 't dan ook een masker van Petroek, begon ik hem dwars door zijn luide onhebbelijkheden heen lang aan te kijken. Hij had een paar dagen nodig om daaraan te wennen en de juiste inter pretatie te vinden die een Indische jongen een minuut zou nemen. Toen, terwijl hij nog weifelde, gaf ik hem bliksemsnel een rechter uppercut met een halve glimlach en de aanbieding van een peerdrup en liet hem duizelend achter. (wordt vervolgd) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 13