Umbgrove Wetters Bosscha
"I am a fugitive from
the Birma-road"
Goede vrienden, trouwe abonnees, beroem
de namen...elke dag brengt de post een
rouwgerande brief...eigenlijk zou je elke
keer wel op zijn minst een kleine memo
in Tong Tong willen plaatsen, maar het kan
en het mag niet. Het zou een blad worden
met té veel aandacht voor wat voorbij is
en nooit weerom komt. En wij zijn juist een
blad dat over graven heen naar een toe
komst kijkt waarin altijd weer de mens
heid de Tropengordel zoekt.
Dat is de onsterfelijke ziel van Tong
Tong: "indologia" noemde de Mexicaan
José Vasconselos het: het verlangen van
de Mens naar de tropische zonnewarmte.
Zolang de mens dat verlangen behoudt en
zo lang genoeg mensen dit verlangen tast
bare vorm willen geven, zo lang zal Tong
Tong bestaan!
Het wordt ons vaak bij het herhaalde
lezen van overlijdensberichten vreemd te
moede we worden ons op een aparte
manier bewust van de oude waarheid dat
het Leven de Dood altijd overwinnen zal.
Reeds gaat Tong Tong (in juli a.s.) zijn
twaalfde jaargang in. Dit vreemde blaadje,
waarvan tienduizenden jaar in jaar uit een
spoedige dood in het vooruitzicht hebben
gesteld. En waarvan anderen gemeend heb
ben de ondergang te kunnen verhaasten
als men maar niet abonnee wordt.
Zij allen gaan. U ook. Ik ook. Maar an
deren nemen (soms tegen wil en dank) de
Tong Tong-estafettestaf over en dragen haar
verder...
Waarom? Waarvoor?
Dezer dagen was ik gast op een reünie
van ex-Herculanen en natuurlijk waren alle
Pesches en Van Lingens er, en oude dja-
go's als Geertsema en Mantiel Bodegraven,
en vertegenwoordigers van andere oude
clubs (soms eens "gezworen vijanden"!).
Tomodok van SVBB was er en Mühlstaff
van Vios en Koenekoop van BVC en de
vicevoorzitter Thema van het nog steeds
voortbestaande Hercules in Djakarta (die
een klinkende speech hield in het Indone
sisch).
Ze waren er allemaal nog, hoor! Lou en
Lud en Evie en Hanna, te veel om op te
noemen. Hoe merkwaardig dat je dwars
door de grijze haren, de kraaiepootjes en
de deftige pakeans om respectabele postu
ren de oude beauties en athleten direct
herkende! Dat de spirit in de ogen niet
dood was en niet "al weh".
Wij Indischgasten die bestaan zonder his
torisch besef, leven met een grote mys
tificatie:
dat leven een ketting van schakels is, die
beurtelings worden afgebroken en wegge
gooid om door andere te worden vernieuwd.
Maar het Leven is één continué onver
nietigbare stroom, die onder de metamor
foses van de leeftijd altijd jong en krach
tig blijft.
Dat twisten en grieven eeuwig zijn en
definitief. Maar zij zijn slechts de harte-
kloppen van de diepe toegenegenheid, die
elk mens zijn nevenmens toedraagt, die
generaties en generaties wordt voortgedra
gen over rijen kerkhoven heen.
Want diep binnenin weten wij ons mach
teloos en radeloos tegenover Het Grote
Raadsel van de Tijd, het Heden en de Eeu
wigheid, en weten wij instinctief dat alleen
één kracht alle bressen in onze geleden
weer dicht, er één wapen is tegen klein
heid, twist, haat en dood, en dat is de
wetenschap dat wij "levensbroeders" zijn,
die als zij maar schouder aan schouder
blijven staan, de eeuwigheid verwerven
Want in Tong Tong keren alle doden tot
het leven terug. Zij na ons zullen ons niet
kunnen vergeten. Eens komt een tijd dat
iemand weer schrijft over Umbgrove, over
Wetters, over Bosscha. Over allen die nu
L. v. d. Wis één van de zeer weini
gen die het verkoos de Birma-road te
ontvluchten om de jungle in te duiken.
Die niet gevangen werd en zich niet
weer kwam melden. We hopen dat hij
dl zijn herinneringen zal neerschrijven
voor ons grote boek van de Birma
Road.
In het begin hadden wij, krijgsgevange
nen, niet veel te doen. Ik had nog een kapot
zakmesje en hiermede probeerde ik met
houtsnijden de tijd te doden. Als ik zeg
zakmesje zeg ik teveel. Ik bedoel het klein
ste mesje van een zakmes, zonder heft,
een paar cm. staal met aan een kant een
rond gaatje.. Dat was alles.
Gek is dat, ik was erg aan dit mesje ge
hecht. Opdat het niet zoek zou raken bond
ik er een touwtje aan en bevestigde ik het
aan m'n puttee, die ik als buikriem bezig
de. Eens zou dit kleine mes m'n leven
redden...
Op de verjaardag van de Japanse keizer
mochten we bezoek ontvangen en bij die
gelegenheid kreeg ik van een nicht een
pisau blati!
"Man, zeiden m'n vrienden, lever dat mes
nou in! Als ze je snappen, d'raf jouw kop!"
Maar ik deed het niet, NO Sir. Mij niet ge
zien. Ik heb dat ding gewoon in m'n schoen
verstopt. Toen wij weggingen, controle,
djalan, op de boot in Priok, djalan, Singa
pore, djalan, tot en met Siam! Waar was
dat ook weer aan die vervloekte spoorweg?
Tarsao! Moet je nagaan. Er moesten gaten
geslagen worden in de rotsen met een pe-
tardeerijzer. In die gaten kwam springge-
latine om de zaak op te blazen. Ik moest
de beitel vasthouden en mijn maat hanteer
de een voorhamer maar inplaats van op
de beitel te beuken, beukte hij mijn hand!
Ik zeg: Kallem pèh! Hij zegt: Hèkeh, maar
de volgende keer beukt hij weer mijn hand,
kujje nagaan! Nou, niettelang, toen heb ik
hem gebeukt. De Jap kwam op het kabaal
af en ik kreeg er van langs. Dat was de
druppel die de emmer deed overlopen. Ik
was altijd al van plan geweest 'm te sme
ren, op Java al. Toen ik van geronselde Ma-
leiers hoorde dat er in het Zuiden van
vergeten schijnen.
Het is als bij de estafetteloop, waarbij
de man die zegevierend door de finish rent,
terug loopt naar de eerste loper en hem
om de hals valt. Het publiek mag dan al
leen de triomferende finalist bejubelen, HIJ
weet dat hij zijn zege te danken heeft aan
die eerste loper, die weliswaar alweer bijna
vergeten is, maar die het toch mogelijk
heeft gemaakt dat hij won. En niet voor
zichzelf, maar voor de hele ploeg, de lang
zame en de vlugge lopers, de uitstekende
en de beroerde, maar allen "sobat kentel"
van die ene ploeg die "De Indischeman"
heet.
Ajo dan, anak-anak-koe, poekoel teroes!
Luister niet naar gejoel of gejubel op de
tribunes, daar zitten toch alleen maar de
nutteloze katjangkauwers. U bent in het
veld. Loop Uw partij. Poekoel teroes!
En Tong Tong kan niet sterven! T.R.
Siam guerilla's opereerden, stond mijn plan
vast. Nu! Weg!
Toen begon mijn barre tocht die eindigde
in Tumpat, een plaatsje net op de grens
van Siam en Maleisië, dwars door de jun
gle. Die eerste dagen was het net of ik
in 'n kringetje liep. Op een keer was het
gloeiend warm en m'n tong kleefde aan
m'n gehemelte. Wadu! Nergens water te
vinden. En toen plotseling stond ik aan de
oever van een riviertje. Een wonder? Ik be
dacht me niet lang maar sprong er in. Heer
lijk dat koele water over je afgebeulde li
chaam te voelen stromen, je armen uit te
kunnen slaan en te zwemmen. Wat was dat
heerlijk. Ik liet me op m'n rug drijven, dacht
aan thuis, aan vrouw en kinderen. Hoe zou
het met ze zijn?
Ik werd opgeschrikt door een rauw: Kurrah.
Opkijkend zag ik op de hoge oever een
Japans officier staan, pistool in de hand,
die me beduidde naar 'm toe te komen.
Ik dook weg, trok de pisau blati, hield het
lemmet verborgen onder de pols van m'n
rechterhand en beklom de oever. Toen ik
dicht bij 'm was ontdekte de Jap dat ik
gewapend was. Hij schoot meteen! Alles
gebeurde toen in een onderdeel van een
seconde. Ik moet op het ogenblik dat het
schot afging door een reflexbeweging m'n
hoofd naar rechts gebogen hebben. Ik voel
de de mondingsvlam van het schot m'n hals
schroeien en het volgende ogenblik zat het
lemmet van m'n blati tot het heft in z'n hart.
Meteen greep ik z'n rechterarm en draaide
deze om, maar het was niet meer nodig.
Hij was morsdood.
Ik heb z'n Samoeraizwaard uit de schede
getrokken en hem hiermede aan de grond
genageld. Ja, dat heb ik gedaan. Hem met
z'n eigen Samoerai aan de grond gepend!
En toen? Toen ben ik 'm gesmeerd, weer
de jungle in en toen ik heel ver weg was,
kon ik mezelf wel slaan. Stommeling! Tolol!
Waarom heb je dat Nambu 9 m.m. pistool
niet meegepikt en dat zwaard en nog veel
meer dat je best zou kunnen gebruiken op
je verdere barre tocht? Nervositeit! Ik weet
het niet!
Soedah-la!
Dit was de eerste en er zouden er nog wel
een paar volgen. L. v. d. W.