Leven en dood Wat wacht ons als wij oud zijn? In de westerse cultuur wordt het schoven; niet aan denken, hopelijk kinderen niet met de dood, want jo schapen dan niet op kunnen lopen. Chrisy is een jonge Hollander, trouw abonnee van Tong Tong. Hij heeft In- dié nooit gezienmaar voelt zich erg aangetrokken tot onze Indische levens filosofie. Hij neemt bij onze groep méér waar dan de meesten van ons zélf ontdekken kunnen. sgrip "dood" min of meer onder tafel ge- het nog ver. En confronteer vooral de ;t mag weten welke complexen die arme Buiten de westerse cultuur ligt de ver houding tussen leven en dood veel anders. De kinderen groeien op met de dood dage lijks rond zich. En de kinderen verwerken de aanwezigheid van de dood onbekommerd in hun denkwereld. Toen ik laatst een Am- bonnees kereltje van 6 jaar een figuur van steentjes zag leggen en vroeg wat het voorstelde, antwoordde het kereltje: "Kubur dengan salib". Voor hem was de dood en het graf al een levend onderdeel van zijn jonge onbezorgde leventje.*) Vaak ontkom ik niet aan de indruk dat voor de westerling leven betekent: niet dood gaan. De dood is dan een volslagen negatief iets en het leven heeft een vol strekt positieve waarde. Men moet zich daarom zo ver mogelijk van doodsgevaar verwijderen en men moet het leven zo lang mogelijk rekken. Een hoge leeftijd bereiken is zonder meer ideaal. Deze mentaliteit is geen uiting van drang om te leven, maar meer een uiting van afkeer van de dood die men altijd heeft doodgezwegen en uit de gedachten heeft gebannen. In de wester se cultuur heeft men nooit leren LEVEN MET DE DOOD. Wel zijn er secten en geestesstromingen geweest in het westen die niet de ogen sloten voor de dood. Maar men is daarbij doorgeslagen naar de an dere kant. En men heeft de dood en het hiernamaals een overheersende plaats ge geven. Bij deze secten werd de waarde van het "aardse leven" min of meer ont kend. Toen ik buiten de westerse cultuur kwam en andere culturen leerde kennen, toen was één van de vele wonderlijke dingen die mij trof, hier, in het Niet-Westen, zijn de be grippen leven en dood complementair; geen leven zonder dood en geen dood zonder leven. Het leven heeft geen zin zonder de dood, en de dood krijgt zijn betekenis door het leven. Leven en dood zijn geen nood zakelijke tegenstellingen; zij vormen veel eer een harmonieus geheel. Is dit geen veel realistischer levenshouding dan in de westerse cultuur? Omdat voor de westerling leven niet sterven, is de westerling niet in staat HET LEVEN in zijn oneindige volheid te ervaren. Vele situaties liggen op de grens van le ven en dood. Maar de westerse mens weet niet te leven tot op de grens van de dood'. Als de westerse mens de grens tussen le ven en dood op zich af ziet komen, dan vlucht hij. Konkreet gezegd: als voor de westerling een situatie "te gevaarlijk" wordt, dan pro beert hij zich ten koste van alles uit die situatie, die gevaar oplevert voor zijn hach je, terug te trekken. Hij geeft de voorkeur aan een veilig gezapig leventje en bekijkt "het avontuurlijke leven" liever vanaf een veilige afstand. Voor deze mens is de T.V. een heerlijk ding. Maar juist in "rotzooi", in dreigende en gevaarlijke situaties kan men verhevigd le ven.Op de grens van leven en dood toont het leven vaak zijn grootste kleurenscala. In de grootste "rotzooi en ellende" (oude re indischman, denk eens terug aan Uw kamptijd!), daar kan men HET LEVEN en DE MENS ontdekken, waar DE DOOD toch zo heel dicht bij staat. In dergelijke situa ties zijn het goddelijke en het duivelse won derlijk vermengd en bestaan naast elkaar en bestrijden elkaar. Daar toont zich het raadsel van mens en leven in grote hevig heid. Men kan gevaarlijke situaties misschien ontvluchten (denk aan de bersiaptijd!) Dan redt men misschien zijn leven in die zin dat men nog niet dood gaat. Maar tegelijk verliest men HET LEVEN in die zin dat men nooit het leven in zijn vele bonte facetten zal ontdekken. Men kan ook blijven, gefascineerd door de rijkdom van het leven op de grens van leven en dood, en gefascineerd door het jagen en gejaagd worden. En ook al schiet men het leven erbij in dat men sterft, dan heeft men toch HET LEVEN behouden in die zin dat men het "veroverd" heeft. (Weet U een beter woord voor "veroveren", of kunt U de juiste betekenis van dit begrip in dit verband omschrijven?) Heeft de mens die buiten de westerse cultuur staat niet veel meer geleefd, werke lijk geleefd, als het ogenblik van de dood daar is? De dood die hij misschien niet zal schuwen als hij zijn tijd gekomen weet. Want ieders tijd komt en de dood heeft met hem meegeleefd vanaf het tijdstip van zijn geboorte. En hij weet dit! Dan is de westerse mens arm, diep arm. Als hij zijn tijd gekomen weet, zelfs dan nog blijft hij zich verzetten tegen de dood die hij nooit heeft willen aanvaarden in zijn leven. En door de voortdurende vlucht voor de dood heeft hij nooit HET LEVEN geleefd en gekend. Ondanks zijn verslindende macht en rijk dom is het westen diep arm omdat hij die macht en rijkdom is gaan zien als het eind doel van het leven. En met die macht en rijkdom probeert de westerse mens het leven nog iets te rekken, probeert hij de dood naar een iets later tijdstip terug te dringen. Arm is de moderne mens die niets anders weet te doen dan het tijdstip van de dood iets uit te stellen, maar die met zijn geest niet in staat is zijn angst te be heersen en niet in staat is met zijn geest positieve waarden en dingen te scheppen die kunnen leven voorbij de grenzen van de dood. F. CHRISY kubur dengan salib graf met kruis. Ik wil ter overpeinzing voor de schrijver nog een ervaring neerleggen die ik in Rotterdam had met Hollandse kindertjes. In een park aan de Schie waren kinderen ook bezig tussen de heesters "graf-achtige" tuintjes te maken van steentjes en bloemetjes. Toen ik aan de kinderen vroeg of ze kerk hofjes aan het maken waren, riepen ze ont hutst: "Nee meneer, dat zijn speeltuintjes l" Toen ik na ongeveer een uur wandelen langs dezelfde plek kwam, zag ik dat er in die speeltuintjes levensgrote borden waren opge steld op staken. Nieuwsgierig naar wat erop stond kwam ik dichterbij en tas tot mijn on zegbare verbazing: Streng Verboden Toegang". T.R. Nederland telt ongeveer 1.2 miljoen mensen boven 65 jaar (Boven de 95 jaar had Nederland in 1965 nog 583 mannen en 989 vrouwen). Van alle AOW- gerechtigden zouden er zeker 300.000 behoefte hebben aan opneming in een van de vele soorten verzorgingshuizen, die er bestaan. Maar slechts 8 percent of nog geen 100.000 bejaarden worden in zo'n tehuis verzorgd. Ruw geschat zouden er meer dan 200.000 op een wachtlijst staan. Maar vele oudjes hebben de hoop al opgegeven. Anderen staan op zoveel wachtlijsten, dat een nauw keurige berekening van het aantal verzorgingsbehoevende bejaarden onmogelijk is. Vast staat, dat de huisvesting van bejaarden schandalig is achtergebleven. Aldus lezen wij in een beschouwing over "In de zaal staat wel een televisie, maar het "Oud worden" in Nederland in de "Te- sommigen zijn zo doof dat ze het niet ver- legraaf" van 12 augustus. Bij een bezoek staan. Dan gaan ze er hard doorheen pra- aan enkele bejaardentehuizen werden door de "Telegraaf'-verslaggever o.m. de vol gende uitlatingen opgetekend: "Ik ben nu 81 jaar, maar ik hoop niet dat ik veel ouder word..." "Ik zit hier op een zaal met zes gekken. Ze schreeuwen en schelden iedereen uit. Je moet wel vrolijk zijn, anders houd je het niet uit." "Met een paar kan jk helemaal niet op schieten. Dat is vreselijk, want je zit toch maar de hele dag bij elkaar op één zaal!" "Ik ben dol op lekkere dingen, vooral hartig, maar die krijg je hier nooit." ten. Ik wil geen ruzie. Dan ga ik maar naar bed." "We hebben wel een tuin bij het huis, maar ik kan er in mijn eentje niet komen. Ik moet geholpen worden. Dan blijf ik maar op de zaal." Van verpleegsters, verzorgsters, ex ploitanten of beheerders wordt soms door mentaal afgetakelde bewoners 'n bijna bovenmenselijke zelfbeheersing en zelfopoffering gevraagd, aldus vervolgt het blad; en verder: Deze conflicten leiden soms tot die verschrikkelijke verhalen over mishan-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 6