VJ U had er misschien geen idee van toen ik u die morgen opbelde dat ik ging, hóe ik zou gaan. Wel ikzelf ook niet. Ik had alleen 20 dollars op zak en zou daar nooit ver genoeg mee kunnen komen, maar een vriend vertelde me waar ik op een vracht- trein zou kunnen springen om althans te proberen een eind ver te komen en dat deed ik ook. Ik sloop een spoor-emplacement op, op zoek naar zo'n vrachttrein en vond er één met allerlei soorten vrachtwagens. Ik be sloot een open auto-trailer te kiezen. U weet wel, zo'n lange car waarop drie lagen auto's kunnen staan. Ik verschool me op de tweede verdieping, waar ik zeker was dat men mij moeilijk van de grond af zou kun nen ontdekken. Ik kroop maar liever niet in een vrachtcar, want ik had al vaker ge hoord dat ze de deuren van zo'n car kun nen dichtgooien, zodat je er niet uit kan. En als je dan later op een zijspoor geran- geert wordt, verdorst en verhonger je ge woon, want niemand hoort je (in Amerika zijn treinen vaak een mijl en meer lang; emplacementen veel langer; wie op een zij spoor gerangeerd wordt, zit letterlijk „mij len" ver van een station af - Red.). Laat in de avond vertrok de trein eindelijk. Ik verliet Californië met gemengde ge voelens, want hier heb ik misschien wel mijn grootste geluk gekend. Hier heb ik immers veel geproduceerd (Martin schrijft en schildert - en weliswaar verkocht hij niets, maar het schrijven en schilderen gaf hem geluk - Red.) en ik had hier veel vrienden. In feite las ik op de trein een af scheidsbrief van hen, maar vreemd genoeg voelde ik niet zoveel spijt en verdriet als ik dacht te moeten hebben. De verwachtin gen van de reis namen me te veel in be slag. De trein bleek al spoedig een van die langzame boemels te zijn, die om de haver klap op een zijspoor stopten om sneltrei nen te laten passeren. Het beroerde was dat het nooit gebeurde aan stations, maar ergens in de woestijn, waar geen mens of dier was, alleen een sporadische cactus of distel, en waar je eindeloos wachtte in een onbarmhartige woestijnzon. Pas ontvangen bij Boekhandel Tong Tong: Batavia seint Berlijn, door C. van Heekeren f 19,50 Werd besproken in TT van 30 aug. Tong-Tong krijgt de vreemdste brieven van de vreemdste men sen. Martin is een Indo die al vele jaren in Amerika leeft, maar de gulden weg naar een rijk dol larleven maar niet vinden kan. Als een hobo reisde hij van Los Angeles naar New York. Een van mijn slechtste en niet te cureren eigenschappen is mijn onwil of onvermogen om behoedende maatregelen te treffen voor de toekomst, ook al leidt dat telkens weer tot een soort van zelfkastijding. Op deze tocht had ik alleen een licht valiesje met wat kleren meegenomen, een paar blikjes voedsel en een veldfles water. Ik begon dus al gauw ondraaglijke dorst te lijden en nog later begon ik compleet uit te drogen. Langzamerhand werden de Californische woestijn en die van Arizona een complete „Purgatorio" voor me. Meestal lag ik lang uit, duizelig en slap op de stalen vloer. Eens was ik misselijk en verlangde te spu wen, maar bedacht dat dit onverstandig was, omdat ik al mijn vocht zo lang moge lijk bewaren moest. Toen ik eindelijk toch even spuwde, zag ik het vocht in enkele seconden in de hitte opdrogen. Toen spuwde ik niet meer. Maar ik wist ook dat ik dit niet lang kon vol houden. We waren ondertussen ergens in de staat New Mexico en ik besloot bij de eerstvolgende stop van de trein te gaan. Hoe ik verder moest komen, zou ik wel zien. Toen de trein inderdaad ergens stopte, sprong ik van de wagen af en maakte dat ik wegkwam, voordat iemand van het trein personeel me ontdekken zou. Ik was zó slap dat ik met knikkende knieën en zwaai end als een dronkeman liep. Onder het eerste het beste bosje viel ik neer en ver loor prompt het bewustzijn. Ik sliep de hele nacht en werd in de vroege morgen wak ker door een onweersbui. Die verfriste me in elk geval enorm en ik ging op stap, wetend dat een autobaan niet ver hier van daan parallel aan de spoorbaan liep. Ik vond een benzinepompstation en bood aan het schoon te maken in ruil voor een maal tijd. Dat was mijn eerste maaltijd sinds Los Angeles en hij smaakte fijn I Maar ik moest verder en nu was ik ein delijk gedwongen iets te doen, wat ik mijn leven lang verfoeid had: duimen voor een lift. Van welke kant ook beschouwd: min derwaardig bedelen. Er zat echter niets an ders op en after all was ik nog verbaasd hoe snel ik een rit aangeboden kreeg, een rit van 50 mijl. Mijn metgezel gaf me bo vendien nuttige instructie hoe ik in de toe komst zuinig moest zijn met water onder zulke omstandigheden, en ook op welke manier ik moest duimen voor een lift. Want ook dat vereist techniek en efficiency. Al liftend schoot ik dus wel op. Mijn beste lift kreeg ik in Texas van een merk waardige kerel in een geweldige Thunder- bird van het laatste model. Hij was bokser geweest en had o.m. demonstratie-partijen gebokst voor Al Capone. Nu was hij vice- president van een motorbootwerf in San Francisco, kocht elk jaar een nieuwe wagen, logeerde altijd in de beste motels, at uit sluitend biefstuk en rookte sigaren met bandjes, die speciaal voor hem gemaakt werden. Dat stond er ook op: „Uitsluitend gemaakt voor Bud Hammer" (zo heette hij). Van hem heb ik niet minder dan zes maal tijden gekregen alsmede één overnachting in een motel. Bij het afscheid gaf hij me een hand en een bankje van vijf frommelde hij in m'n T-shirt. Toen was ik in Gary, Indiana. Van daar nam ik de bus naar het dorpje waar fa milie van me woonde en waar ik twee da gen bleef om op te knappen. Toen stapte ik weer op en twee gelukkige lifts brachten me in één dag naar het eindpunt: de as- faltjungle van New York. De laatste rit was in een hopeloos wrakke truck, driekwart verroest en aan elkaar geflanst met ijzer- draad en zo. Er zaten drie lui in, twee jon gemannen en een meisje. Ze kwamen van een landdag terug in Chicago van een grote linkse groep en waren uitgedost met veel speldjes voor vredesbewegingen. Overigens waren zij net zo „shabby" gekleed en slecht geschoren als zulke lui schijnbaar altijd moeten zijn. In New York kocht ik een ticket naar het dorpje op Long Island, waar een van mijn beste vrienden woont en bij wie ik nu ook onderdak heb. Hij is zoiets als waker van een padvinderskamp en krijgt een karig salaris maar in elk geval vrij wonen met zijn vrouw en twee kinderen. Hij, Ron, schil dert. Hij is een echte abstracte schilder en gebruikt van alles: wrakhout, parachute linnen, vuilnisemmerdeksels, roestige spij kers, touw, lichtgevende verf, enz. enz. Evenals de meeste modernen maakt hij gi gantische creaties, waarvan ik de meeste niet mooi vind, maar sommige hebben een goede kans, denk ik. Hij en ook zijn vrouw zijn extreem links, wat je ook kan merken aan de tijdschriften die door het hele huis slingeren. Alsmede aan de stations waarop radio en TV de hele dag constant staan afgestemd. Hier bén ik in een milieu waar volkszingers, jazz-artisten, schilders en schrijvers elkander prijzen en zichzelf be wenen. Waar een enkeling „ontdekt" wordt en het ver brengt, maar de meesten mis lukken. Hier gaat ook de deur open naar LSD. Om mee de kost te helpen verdienen, werk ik nu in een garenfabriek, waarvan de eigenaar is wat men zou kunnen noemen een gewetenloze uitbuiter, want ik verdien maar 1,30 per uur en moet tien tot twaalf uren per dag zwaar sjouwwerk doen. Elke dag loop ik drie mijl van en naar huis en heb dus ruimschoots de tijd om over het leven na te denken. Zo gaat de tijd voorbij. Ik weet niet of ik het juiste vaarwater vaar. Ik wil alleen maar niet negatief leven. Al vraag ik me af, wanneer ik er tenslotte toch voor capitu leer. En vaak vraag ik me af welke van de vele dingen die ik nu leer van waarde zullen zijn voor het leven van morgen Martin. ALS HOBO VAN LOS ANGELES NAAR NEW YORK. Dit wordt geen filosofische studie of een verhandeling over humanisme (in zijn studietijd schreef Martin graag allerlei soortgelijke brieven - Red.). Alles wat ik doen wil, is u iets te vertellen van mijn Jack London-achtige hobo-tocht van Los Angeles naar New York (een afstand groter dan van Amsterdam naar Constantinopel) en van de mensen die ik alzo ontmoette op deze tocht. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 8