WAAROM? SAKIT HATI Uit een brief van mezelf aan een lezer aan de andere kant van de aar de: Onze Tong-Tong schijnt on der een zwart gesternte geboren te zijn. Wat ik eigenlijk in dit blad onder al het mopperen en juichen door doe, is mezelf voortdurend afvragen: Als Onze Lieve Heer dit blad wérkelijk heeft gemaakt met een goede bedoe ling, waarom is dan juist een kerel met zoveel ONdeugden en tekorten als Tjalie daarvoor uitgekozen? Het is net alsof je een kastje wilt timmeren en ze geven je in plaats van een hamer een ouwe, gammele mattenklopper! Je klampt je vaak vast aan aanne melijk schijnende ideeën, b.v. het pre serveren van onze Indische historie, maar pas als je door de jaren heen ervaart a. hoe weinig je er zelf van weet, b. hoe subjectief en onoordeel kundig rapporten zijn van anderen, c. hoe volslagen apathisch 90% van de Indische groep er tegenover staat, en d. hoe deze korte Indische groep en zijn historie toch spoedig zullen wor den weggewist door de tijd, besef je dat dit „preserveren" van Tong-Tong even nutteloos is als het bewaren van water in een bakoel Vaak denk ik: het Indische leven in Tong-Tong is niet meer dan het wanhopige laatste gefladder van een kip die tóch al geslacht ishoe minder je fladdert, hoe minder „zie lig" het eigenlijk is x Weet u, het gaat niet om die ups en downs bij Tong-Tong (en mezelf). We „varen" als zo'n dol auto'tje bij de Montagne Russe (moentah-nja te- roes inderdaad)! krankzinnig en op en neer. Daar zijn we al aan gewend en moentah doe je al niet eens meer. En wat het plezier betreft: als je in tussen door het publiek bekogeld wordt met rotte eieren, tomaten en zelfs scherpe stenen, dat maakt de zaak alleen maar spannend! Alleen: waar het allemaal toe dient, snap je nooit. Wat de kritiek op Tong-Tong en mij betreft, één ding is erg merkwaardig, die komt allemaal van de zijde van orangen die nooit abonnee zijn ge weest, het blad alleen maar te hooi en te gras lezen, en van het blad en zijn streven geen lor begrijpen. De vreemdste conclusies en veronderstel lingen worden geopperd en daarbij verlaat men met plezier zijn eigen keurig geasfalteerde weg om op de berm bloemtjes te vertrappen. Het doet al lang niet eens meer zeer. Je vraagt je alleen af: „Waarom?" x Nog steeds wacht ik op de dag, waarop in het belang van Tong-Tong één van die critici de leiding over neemt. Hij zal niet zoals ik onder Sa- turnus geboren zijn, maar „met een bintang in zijn hand". Hij zal een goed karakter hebben, een uitstekend jour nalist en schrijver zijn en bovendien een kundig zakenman en bedrijfslei der. DAN pas kan het met dit blad goed gaan. Maar waar blijft deze man? x Er is 'n merkwaardige reden, waar om ik er (zelfs zonder enige ver wachting van de toekomst) mee door ga: omdat ik daarnaast zoveel goeds ondervind, zélfs (of juist des te meer) van mensen die mij door en door ken nen, en die elke fout, elk tekort van dit blad heel goed zien. In feite stroomt er dwars door het ijzeren geraamte van deze Montagne Russe voortdurend een murmelend beekje van mensen die geven, geven, geven, geven, geven. Die voortdurend bij ons kopen, ook al hebben ze mis schien niets nodig. Die opbeurende, hartelijke brieven schrijven, die mis schien net als ik reden hebben om te leurgesteld en zelfs geschokt te zijn, De deelstaat Grote Oost was maar een kort bestaan beschoren. Bij mijn weten is daar weinig over gepubli ceerd. Hetgeen erg jammer is, want er zouden boeken over zijn te vullen en mochten die er zijn, dan zou ik ze graag eens willen lezen. Misschien bestond deze staat alleen maar in de hoofden der mensen die in die jaren in Makassar leefden en die hun best deden orde en welvaart te doen herleven. Veelal werd dit een pogen tot voortzetting van de status van voor de oorlog en vele oude tra dities werden schuchter tot nieuw le ven gewekt. Zo werd de verjaardag van Koningin Wilhelmina weer als vanouds gevierd met een soort open baar gehoor. Alleen op een andere plaats en ten overstaan van een an dere autoriteit. Namelijk bij de Presi dent in zijn „paleis" aan de Hospitaal- weg. Tjokorde Gede Rake Sukawati, ge flankeerd door zijn Franse echtgenote stond dan in de schaduw van een met rozen overdekt prieel onze gelukwen sen in ontvangst te nemen. Een lange stoet op zijn paasbest ge klede dames en heren bleef rustig in de brandende zon op hun beurt staan wachten om een buiging voor het staatshoofd te kunnen maken. Hierna werd aan de vele tafeltjes, die op het gazon waren neergezet een drankje geserveerd. Het volgende jaar werd de ontvangst binnenshuis gehou den met een redevoering door de Pre sident, die werd gevolgd door een al gemeen: Lang leve de Koningin. Het was net echt. De President stond te midden van ministers en gevolg in een kleine zaal. Hij las zijn rede voor. Ter wijl hij las dwaalden mijn ogen rond. Ik keek toevallig omhoog en zag op de galerij zijn kinderen en familieleden nieuwsgierig lachend op ons neerzien. Hoewel goede kleren nog erg schaars en weinig modieus waren, zag ieder een er toch al verzorgd uit. Vooral de maar niet kunnen nalaten goed te zijn. Die nooit wat terug vragen. Die nooit eisen en nooit afrekenen. Het is CRAZY in deze berekenende tijd. In deze tijd van materialisme en verval van moraliteit. Waarin niet al leen Tjalie en Tong-Tong, maar alles beroerd is en instortend. Waar onze maatschappij vol corrupte politiek en religie zit en praktisch niets meer ge fabriceerd wordt dat deugdelijk is en voor een eerlijke prijs x Maar goed, daar hebben we het beeld van de gebombardeerde Mon tagne Russe met daar doorheen een zich vriendelijk voortslingerend beek je. Een surrealistisch schilderij. Een ademstokkend droombeeld. En wederom vraag ik me af: „Waar om? Waartoe? Waarheen? Is er wel een antwoord? T(eroes) R(oewet) groep om de President. De laatste maal, dat ik deze herden king mee maakte was Generaal Spoor onverwachts overgekomen. Na zijn schitterende successen op Java kon hij blijkbaar even uitbreken. Hij stond vooraan op de rechtervleugel van de groep prominenten. De armen op de rug, ontspannen, de benen even ge spreid. Hij was de enige, die er niet opgepoetst uitzag. Geen spoor van ga la of show. Als men niet beter wist had daar een gewoon soldaat kunnen staan. Maar zijn gezicht werd door iedereen direct herkend. Men was prettig verrast. Hij stond roerloos, in zijn eenvoudige veldtenue, groen hemd en shorts; schijnbaar onbewogen, de blik recht voor zich uit, over ons heen. Waarschijnlijk zag hij ons niet. Was hij te gepreoccupeerd en met zijn ge dachten heel ergens anders, ver weg. Dit was de indruk, die wij van hem kregen. Een solitair. Een persoonlijk heid als men niet iedere dag ontmoet. Dit was de eerste en tevens de laatste maal dat ik hem zag. Niet lang daarna reed ik na de lunch terug naar kan toor met mijn wrakkige oorlogsjeep. Er waren toen nog geen gewone wa gens te koop. Drie ambonese fuseliers stonden langs de weg en staken hun duim op voor een lift. Ik stopte en liet ze opklimmen. Zwijgend gingen ze zit ten. Ze zagen er bedrukt uit. Even te voren had de radio het plotselinge overlijden van de generaal gemeld. Het was niet te vatten. We geloofden het niet. Ik dacht dat kunnen die jon gens nu nog niet weten. Maar de Cha- bar Angin travels fast; ze wisten het wél. Toen ik er even later over begon zag ik dit aan hun gezichten. Ze ble ven zwijgen; deze jobstijding hadden ze evenmin als ik al kunnen verwer ken. Hoe kon iemand zo gezond en sterk zo plotseling sterven dachten wij. Toen ineens zeiden ze als uit één mond: „Sakit Hati, toewan". J. van Noordwijk. 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 5