DE EERSTE LANDHEER DEZENTJE VAN AMPEL door Dr. H. J. de Graaf. De familie Dezentjé, wier naam verbonden was aan het tussen Salatiga en Bajalali gelegen landgoed Ampel, genoot in het vroegere Indië een algemene bekendheid. Thans zullen nog talrijke dragers van deze naam in ons midden leven. Zij die zich wel eens met de Java-oorlog hebben bezig gehouden, die van 1825 tot 1830 Java heeft geteisterd, zijn ongetwijfeld menigmaal de naam van de eerste Dezentjé tegen gekomen, die zich bijzonder op het slagveld onderscheidde. Toch is omtrent deze Johannes Augustinus Dezentje, in de wandel ,,Tinus" genaamd, wemig gepubliceerd, ik wil daartoe in Tong Tong een poging wagen, en hoop dat lezers, die door familie-overlevering of anderszins meer over deze vermaarde stamvader weten, mijn verhaal zullen verbeteren en aan vullen. Ik zal hun gegevens gaarne ont vangen, bestuderen en zo mogelijk het resultaat daarvan in dit blad publice ren, tenminste als de berichtgevers daartoe vergunning verlenen. J. A. Dezentje was geen vreemdeling op Java. Blijkens zijn portret had hij Javaans bloed in de aderen. Hij werd op 12 april 1797 in de binnenlanden van Java, waarschijnlijk in Soerakarta, geboren. Zijn vader, August Jan Casper De zentjé was op 13 juni 1765 te Japara geboren en gehuwd met Johanna Mag- dalena Kops, die negen jaar jonger was, en zo wel haar man als haar zoon zou overleven. Zij overleed pas hoog bejaard in 1852. Over de levensloop van August Jan Casper is weinig met zekerheid be kend. Wij weten, dat G.G. Daendels hem op 17 juni 1808 tot luitenant in het leger benoemde, dat deze grote don derende generaal uit de grond had gestampt, met de bedoeling zich tegen de Engelse overmacht te verweren. Of hij nog actief dienst gedaan heeft is onbekend, evenmin als de datum van zijn ontslag. Dat hij trots was op zijn militaire rang zou het opschrift op zijn grafsteen kunnen aantonen, waarop hij slechts als gepensioneerd luitenant vermeld wordt. Doch stellig heeft hij meer gedaan. Hij zal zich met lucratiever bezighe den hebben onledig gehouden, zodat hij in 1820 zijn nog vrij jeugdige zoon bij diens grote financiële transacties kon terzijde staan. Ook zal hij banden met de Solose kraton hebben aange knoopt, die o.a. zouden leiden tot het huwelijk van zijn zoon met een prinses uit de Kraton. Mogelijk dat de Indone sische archieven hieromtrent nog ge gevens bevatten. Toen de jonge Dezentjé pas 23 jaar oud was, bleek hij in staat om met ver schillende Javaanse groten huurcon tracten te sluiten betreffende een acht tiental dessa's, die in totaal 29 djoen's d.i. ruim 82 hectaren uitmaakten. Het grootste perceel was Ampel (11 djoeng's), dat ook voor de langste termijn verhuurd werd (13 jaar) tegen een pacht van 200 spaanse realen 's jaars, met vooruitbetaling natuurlijk. Binnen weinige jaren had Dezentjé deze landerijen tot een welvarend land goed gemaakt. Hij had er brede rij en karrewegen aangelegd, waterleidin gen laten graven, aan de opgezetenen zonder betaling meer dan 1000 buffels en 300 ossen, zo mede zaaizaad ver strekt. Verder had hij door de aan stelling van een vaccinateur de gesel dier dagen, de pokken, krachtdadig be streden. Door al deze maatregelen ver dubbelde op den duur niet alleen de oppervlakte der rijstvelden, doch ook het aantal der bevolking. Natuurlijk had hij hierdoor goede winsten gemaakt, doch ook het Gouvernement was er financieel wel bij gevaren. Zo voldaan was hij over het bereikte resultaat, dat hij in 1825, vlak voor de grote oorlog, een dochtertje Ampellina liet noemen. Het arme schaap heeft deze wonder lijke naamgeving niet lang overleefd. Toen de Java-oorlog uitbrak bleek, mede door zijn persoonlijke eigen schappen, dat er tussen hem en zijn opgezetenen een hechte band was ontstaan, dank zij de „toegenegenheid en zelfs de verkleefdheid der bevol king". Hiertoe had ook zijn grote ken nis van taal, zeden en gewoonten der Javanen, in wier midden hij was op gegroeid veel bijgedragen. De ligging van Ampel was niet zon der gevaar. Het lag n.l. tussen het brandpunt van de opstand, het Djok- jase, waar pangéran Dipa-Negara de grote leider was, en het Demakse, waar een heilige pangéran van Serang, af stammeling van de wali's, het verzet begonnen was en zelfs Samarang be dreigde. Dezentjé besloot niet af te wachten, doch actief aan de strijd deel te ne men. In nauwe samenwerking met de assistent-resident van Salatiga, Van Reede van Oudshoorn .richtte hij een klein corps op van enige honderden manschappen, zowel voet- als paarde- 0

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 6