HET "OUWE" DELI DOOR: "LODEWIJK" (L. A L KORTMAN) Al was het leven in Deli vaak een vrolijke pan, aan de top werd er toch ernstig bestuurd. Hier een rapat van kandjeng besars in 1930, v.l.n.r.: Koolemans Beynen (planter), Pino, De Boer (B.PM. Pangk. Brandan), v. d. Graajf, Sultan van Serdang, Gouverneur van Sandick, Steinmetz (directeur Haven Belawan), Sultan van Deli, Beek, De Wolf (Hoofd-ingenieur Locale Waterstaat), Nicolai, Nahmens, Fransen (agent Ned. Ind. Handelsbank), van Altena (vertegenw. S.I.P.E.F.Hoffman (militair arts), Moll, T. Regent, Nieuwenhuis (planter). Staande: Bekkering (officier van justitie) en Brinkman (planter). Met Jan en zijn Uilenspiegelstreken hebben we ons vaak vermaakt. Ik her inner me het volgende: "Op een van zijn grote dagen, toen hij als militair figuur, na een parade weer pens door Medan wandelde, kwam hij op de rond weg rond de Esplanade een afdeling van een man of 10 van de Stadspoli tie, onder commando van een Posthuis commandant tegen. De Commandant groette Jan martiaal, geïmponeerd door diens "kecke" verschijning. Jan hield de man aan, complimenteerde hem met de uitstekende houding van zijn agen ten en nu laat ik Jan zelf aan het woord, getrouwe weergave van zijn verhaal in onze kring op de Witte Sociëteit: "Mannen, m'n militaire hart ging open en ik wist de Posthuiscom mandant a raison van een Riks en de nodige complimentjes te bewegen mij zijn troepje voor een exercitie-oefening ter beschikking te stellen. En op het exercitie-veld klonken alras comman do's, mijn commando's: "Geeft acht! Rechts richten!" "Nummeren!", waarna ik de mannetjes de nodige be wegingen liet uitvoeren. Maar de pret zou niet lang duren, want plotseling zag ik op de rondweg, daarop geatten deerd door de Posthuiscommandant, de auto van Van Daalen. (V.D. was de Commissaris van Politie te Medan.) Het Fordje stopte, Van Daalen kwam eruit en stevende linea recta op me af. Ik had de mannen "op de plaats rust" gezet en wachtte af, wat er ging ge beuren. Van Daalen, die ik al lang ken, vooral omdat ik nogal eens "amb telijk" (hm! hm!) met hem te doen ge had heb, keek allesbehalve vriendelijk. "Meneer Ydo, wat bent U nu weer aan het uithalen?" (Hij was in het ambte lijke, anders dan op de soos, altijd officieel.) Ik antwoordde (niet officieel): "Van Daalen, kerel, wat heb jij een keurig en goed-gedrild stelletje jon gens!" Daarop Van Daalen: "Me neer Ydo, dat mag nu wel zo zijn, maar dat mag voor U nog geen aanleiding zijn, Uw grappen met Mijn mensen uit te halen. Het is met U blijkbaar weer eens mis. Komt U maar mee naar de auto." Ik stapte in de auto en die bracht ons naar de Politiepost op de hoek van de Esplanade. We gingen zijn bu reau zoals Van Daalen het placht te noemen binnen en de d.d. Politie- opziener kreeg opdracht: "Het is weer mis met meneer Ydo; insluiten maar!" en tegen mij: "Slaapt U eerst nu maar eens lekker uit." Ik werd naar een celletje gebracht en ingesloten. Hoe lang ik er heerlijk rustig gemaft heb, weet ik niet precies, maar ik werd wakker toen het nog stikdonker was door een hels lawaai. Gerinkel van glazen en borden, gestommel met stoe len en een geweldig druk geschreeuw en gepraat. Dat kwam uit de poffertjes kraam van Jan Pieter Paay." (Over de ze Paay vertel ik U straks meer.) Die kraam stond schuin achter het politie bureau, tegenover het Medan-Hotel. In de wand van mijn cel was een soort patrijspoortje aangebracht, waardoor ik met enige moeite de poffertjeskraam kon zien. Ik zag enige lawaaierige Eu ropeanen naar buiten drommen, waar van er één door een Europese politie man werd vastgehouden en naar bui ten gevoerd. Hij was blijkbaar gearres teerd. Verder kon ik het niet meer zien, maar het lawaai kwam dichterbij om uiteindelijk in de politiepost verstaan baar te worden, wat er gesproken of liever geschreeuwd werd. Ik hoorde de rustige commandostem van Van Daa len. "Meneer Lagendijk, U hebt het weer bruin gebakken. Voor we de zaak verder uitzoeken, moet U maar eerst eens flink uitslapen," Er werd aan mijn deur gemorreld en erop gebonsd en ik riep, net als de Prinses uit het sprookje: "Wie klopt er aan m'n deur tje." Daarop reageerde Arie (Lagen dijk) een andere historische Deli-figuur over wie ik U straks meer vertel) met een lallend: "Ikke!" En toen ging de deur open en verscheen, naast Arie, Van Daalen, die tot mij zei "Meneer Ydo, U moet eruit want meneer Lagen dijk moet erin." "En ik gauw naar het Medanhotel om een biertje te pak ken, terwijl Arie Jacob me afloste." Medan was voor ons, die op afge legen ondernemingen leefden en werk ten, met een ondernemingssoos als enige afleiding-buiten-de-deur, het ont spanningsoord bij uitnemendheid. Op de z.g. Hari Gadjl, de dag, waar op de lonen halfmaandelijks (15 en ul timo van de maand) aan het Inlands personeel werden uitbetaald, begaven we ons, na afloop van het werk, in groepjes (voor zover we geen wacht op de onderneming hadden) per huur auto of trein derwaarts. We deden er onze inkopen, kochten kleren, huishou delijke benodigdheden en velen maak ten van de gelegenheid gebruik, zich te doen adoniseren, scheren en haar knippen. Te Medan was o.a. een scheersalon, eufemistische uitdrukking voor 'n een voudig instituut ter vervolmaking van het mannelijk schoon, gevestigd in een klein winkelpand aan de Kesawan, de grote winkelstraat. De eigenaar, die de op Deli algemeen bekende naam van Jan Pieter Paay droeg, was gepensio neerd sergeant-ziekenverpleger van het, toen nog niet Koninklijke, Neder lands Indische Leger, een ouwe "Bob- berlap", zoals deze categorie verdien stelijke militairen bij de Jannen bekend stond. Hijzelf was het prototype van de Ouwe Jan. De twee scheerstoelen, die hij, zonder assistentie van een bedien de exploiteerde, stonden voor de ge bruikelijke kapperstafel, waarboven 'n 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 17