KEDOEK-KE-DJE-GLEK WAT DE TREIN VERTELT wandbrede spiegel. Op zekere dag was ik bij Jan Pieter met een bevriende col lega. Die collega was, laat ons het noemen "zelfbewust", soms zelfs "uit de hoogte", waardoor hij zich de naam "De Baron" verworven had onder de collega's. De Baron zat dan die dag in de stoel om geschoren te worden. Paay zette zijn scheermes op de riem aan en toen hij tot de behandeling wilde overgaan, voegde de Baron hem toe: "Zeg, Paay doop dat mes nou eerst 's in een van die potjes, die je daar op je tafel hebt staan, voordat je het op mijn gezicht zet. Je hebt er Jan-en-aileman al mee geschoren." "Meneer", zei Paay, "ik snap wel, waar U naartoe wil, maar U heb toch wel gezien, wat Ik met dat mes gedaan heb. Ik heb het aangezet op de riem en as U nou die knuissie's- van-me ziet, dan snap U toch zeker wel dat die beessies, waar U zo bang van ben, al lang dood binne." En hij toonde zijn, tot de elleboog blote, ge spierde armen, waarvan de mouwen waren opgerold. De Baron "had met al die praatjes niks te maken" en bleef op desinfectie van het mes aandringen. "Ach, meneer", zei Paay, "die flessies en potjes staan d'r alleen voor de mooiigheid, maar d'r zit niks in." Tegen heug en meug liet de Baron zich toch maar scheren. En toen ook ik uiter aard met minder praatjes na de aan de Baron verstrekte inlichtingen behan deld was en we op 't punt stonden, op te stappen, kwam Paay nog met 'n fles aanzetten: "Motte de Heren nog een lekker odeurtje voor de meissies?". De Baron poeierde hem af met een kort aangebonden: "Dank je wel, ik heb geen meisje." En toen haalde Jan Pieter een zakdoek uit z'n broekzak, die hij onder des Baron's neus duwde: "Meneer, nou mot U 's ruike, wat een fijn odeurtje. Ik heb het er al veertien dage opzitte." De Baron repliceerde, kortaf: "De frisse!". Ik had hier niets aan toe te voegen. De Baron was overigens een "rare". Op zekere "hari besar" zaten we op de "Witte Sociëteit" te Medan in een grote kring bijeen. Er kwam een meneer binnen, die 'n praatje met een der onzen maakte: "Kerel, kom erbij zitten", zei ons kringlid. "Nou, graag," en hij ging de kring rond om kennis te maken. Bij de Baron aangekomen, wendde hij zich tot deze: "Ik ben zo- en-zo"; repliek van de Baron: "Loop maar door, ik heb al kennissen ge noeg." Het werd humoristisch op genomen: "Ik gelukkig óók, vooral in deze kring." In het algemeen waren vriendschap en kameraadschap symptomatisch voor de Deli-planters. Als iemand vertrok óf wegens overplaatsing over verre af stand óf wegens Europees verlof werd er vendutie van z'n inboedel en verdere roerende goederen gehouden, verko ping bij opbod. Zo'n vendutie had meestal in feestelijke stemming plaats en wanneer een vertrekkende er finan cieel niet zo best voorstond, werd de Van onze onvolprezen anecdotenver- teller Klaas Pfaff, wiens dongèngans nu al jaren ons blad opmonteren, ont vingen we het volgende aardige ver haaltje over wat ons Indische boemel- tje ons altijd weer te vertellen had. In het voormalige Ned. Oost Indië kon men de geluiden van locomotieven (de vierkante kistjes) der partikuliere trammaatschappijen o.a. de Kediri Stoomtram Mij. (K.S.M.) en ook de Oost Java Stoomtram Mij. (O.J.S.) in menselijke sfeer omzetten. Men hoort dan, wanneer zo'n tram langs de vele dessa's rijdt het geluid van: Oddjoh djadjan, oddjoh djadjan en daarna het gefluit doewit, doewit, doe wit, en na de stop bij een halte de bel: wis kênèng, wis kênèng, wis kênèng. In het Hollands vertaald: snoep niet teveel, snoep niet teveel, geld, geld, geld, geld, de bel bij het wegrijden: reeds te pakken, reeds te pakken. Tot een volgende keer, dag vrinden, dag kennissen, dag Tong-Tongers, tot ziens! Si Klaas. En dan zeggen ze nog dat Indische mensen altijd over eten praten. Zelfs de treinen deden het! Elke treinrit was altijd één groot eetfestijn. En dan moest je bovendien nog een zorgzame moeder of vrouw hebben, die vóór je vertrek een heel pak boterhammen klaarmaakte, die je al meteen soldaat maakte zodra de trein zich in bewe ging zette. En tot slot nog een gast heer bij wie je logeerde en (in de ver onderstelling dat Tjalie wel trek zou hebben na zo'n reis) ook nog een fan tastische maaltijd op tafel had gezet. Hoe overleefden we het! Het lamme was dat bij de nadering van elk volgend stationnetje je eetlust al ruim van te voren werd opgewekt door medereigers die begonnen te vertellen welke heerlijkheden aan de prijs opgedreven. De man werd ge- "tulungd", zoals we het noemden. (wordt vervolgd) volgende halte weer geserveerd zou den worden. Salak of manggistan, rempèjèk oedang of gebakken geroos terde aaltjes (Lampegan), pisang saleh of bangkwang Dan zat je al een uur tevoren te watertanden! Overigens had niemand te klagen over de restauratie in de trein zelf. De z.g. hondenportie was bijzonder sma kelijk en bij de vaststelling van de grootte was beslist gedacht aan een Sintbernardshond. Ook de SS-biefstuk was bijzonder goed, naar men zegt om dat zij met een scheutje koffie werd gebraden! Verder hadden ettelijke stations voornamelijk in de wachtkamer derde klasse geweldige restaurateurs. Je zat er weliswaar vaak ongemakkelijk vast geplakt tussen kleine boengs met al hun blèrende adiks en zo, de geuren van vele soorten krètèks en sirihprui men, maar de maaltijden waren fantas tisch. We verbazen ons erover dat onze lezers zich hier zo weinig van herinne ren. Of komt er nog copy? C. J. Haarnack vestigt nog de aan dacht op de voor hem onvergeetlijke rit van Weltevreden naar Bogor, waar bij gepasseerd werden: Manggarai - Durenkalibata - Pasarminggoe - Len- tengagoeng - Pondoktjina - Depok - Tjitajam - Bodjonggede - Tjileboet. En dan natuurlijk de overgetelijke wande ling door 's Lands Plantentuin en voor héél enkelen een bezoek aan het pa- sartje naast de Plantentuin, waar de bushalte was voor autobussen. Daar was o.m. een verkoper van oesoes goreng (gebraden darm), die door heel West Java bij smulpapen bekend was. Ik ben zijn naam verge ten, maar zijn lekkernij was heel apart croquant gebakken. Niet vettig of klef zoals meestal elders. Je kon er een enorme pientjoek van kopen en knab belend je wandeling door de Planten tuin maken, één van de schoonste vor men van Utile Dulci" die ik ooit er varen heb. Nog bijzondere herinneringen aan deze rit, dames en heren? Instappen dan - en schrijven!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 18