3=% VOETSTAPPEN IN 'N ANDERE WERELD HET SPOOK VAN DE HADJI vT in II! I Dongèngan van Si-klaas. De herinnering is het enige paradijs, waar uit wij niet verdreven kunnen worden. (Jean Paul). Een goede 45 jaar geleden werkte ik in Zuid Oost Kediri op een suiker onderneming. Employé's woningen wa ren op zo'n fabriek nog schaars, al leen het stafpersoneel kreeg dicht bij de fabriek een huis, de anderen wer den behuisd in kamponghuizen ge huurd of opgekocht door de maat schappij. Zo werden drie jonge Indische jon gens als werkman gehuisvest in een opgekochte woning van een hadji, die gestorven was en begraven op een begraafplaats, een driehonderd meter achter de behuizing der jongelui. Het was op een avond dat ik van wacht afliep en in een dienstwoning in de voorgalerij zat te lezen (ik had een dienstwoning) dat twee van die jon gens in paniek op mij afstormden met het verhaal: Meneer, het huis spookt, deuren en ramen, die wij goed afge sloten hadden, springen zonder dat er personen in de buurt zijn, open. Ook dat wij dagen van tevoren een gedaan te met een hadji mutsje op door het huis zien wandelen en bij de keuken verdwijnt." Mijn vraag was: „Masah ja, köh Indo bang voor spoken, wah seg, jullie ma ken verlegen vaderland. Joh, morgen avond kom ik bij jullie overnachten". En zo geschiedde dan dat ik de avond daarop tegen acht uur aan het huis van die jongelui kwam. Het huis was behoorlijk groot met drie slaapka mers, een voorgalerij, een doorloopje en een eetzaal. Met een deur naar de bijgebouwen (keuken, goedang, be diendenkamer en privaten). Het was een roemah klènèngan - half steens en half gêdèk (gevlochten dunne bam boe). Had ook een groot erf met vele vruchtbomen (sawo manilla - mangga- soorten, doekoe, langsep, pisang etc.) Dit erf grensde ook aan de begraaf plaats waar de hadji begraven lag. Terwijl ik op de afgesproken avond, zowat negen uur, met de jongelui in de voorgalerij aan het dongèngan was en de achterdeur goed gesloten met een overval en een hangslot, kwam deze deur plotseling met een slag wagewijd open. De drie helden sprongen op en renden naar de straat. Ik stapte fiks de eetzaal binnen en zag heel even de schim van die hadji in de keuken verdwijnen. De jongelui liet ik die avond bij mij thuis slapen, doch deze kregen geen oog dicht. Heel vroeg de volgende ochtend kwam mijn mandoer Doelrakim bij mij aan huis om over het werk te praten. Deze vroeg ik wat er toch met dat huis van hadji Pêkik gebeurde, en kwam dan het verhaaltje van Doelra kim ,,Wah niekoe ndoro masnis, hadji pêkik niekoe tiang mêliet, wantjienih tasik oerip, wah empoen, mbótên ang- sal tiang lientoe moendoet wöh-wóh têng pakawissan si hadji. Sètèng di- poen tampie." (Meneer de machinist, die hadji Pêkik was een gierigaard in zijn leven, an deren mochten niet aan de vruchten van de bomen op zijn erf komen. Op de halve cent ontving die met graagte). Op de vraag aan Doelrakim of deze een middeltje wist om die schim uit die woning te laten verdwijnen, zei deze: „Sampèan toembas sirah babi Niekoe dipoen tandoer ngadjeng ipoen pawon, sapèan tjobi." (Koopt u een varkenskop, begraaft u dat voor de keuken en probeert u."). Dat deden wij dan ook en of het zo wezen moest, nimmer hadden de be woners van dat huis last van zelf open slaande deuren en ramen en de schim men bleven ook weg. J. N. Pfaff. STRAATSLIJPZIEKTE? Eigenlijk weet ik niet of het een ziek te is speciaal van straatslijpers, want misschien heeft U het ook: op de gekste uren van de dag onder de onmogelijkste omstandigheden plot seling geweldige trek krijgen in gado- gado; of tahoe petis, djakien, soto, nasi oedoek, tahoe pong, enz. enz. Sommige kennissen zeggen: dat komt omdat je het je indenkt, maar ik weet zeker dat ik vaak zelfs geen tijd heb om érgens aan te denken, laat staan aan roedjak! Of als je in een geanimeerd gesprek zit ergens aan de Lange Voorhout of in Centraal of zo. Nu dénk ik dat dit een automa tisme geworden is daterend uit de tijd dat ik zoveel langs 's heren wegen zwierf in Indië en overal op de impuls van het moment wat gebruiken kon. Daarom noem ik het maar "straatslij persziekte" of zouden Indische "thuis- zitters" het ook hebben? En waar komt het dan vandaan? DJOELA-DJOELI Djoela-Djoeli Bintang Tiga. Jongen, mijn hart ging open. Ik werd ineens bijna 60 jaar terug gezet in het leven. Ik heb in Indië gewoond van mijn 5de tot mijn 11de jaar. De laatste V/2 jaar woonden we in Meester Cornelis, aan de "Grote Weg", zoals dat toen heet te. Tegenover ons huis lag een groot stuk braak terrein. En op dat stuk grond werd beurtelings een bioscoop of een stamboel opgezet. Het gebouw van bilik, dat je zo goed beschreef. Wij hoorden natuurlijk tot 's avonds laat de muziek, en dat vond niemand erg. Maar de eerste maal, dat er zo'n gebouw werd opgezet, kregen we be zoek van één van de exploitanten, die ons een doorlopend vrijkaartje aan bood, als compensatie van de herrie. Stel je dat eens voor! Altijd voor niets naar de bioscoop, altijd gratis naar de Stamboel! Vooral het laatste trok ons geweldig; ik was toen 9, dus ik geloof niet, dat ik erg veel naar de Stamboel mocht, dat werd te laat. Maar ik heb nog een levendige herinnering aan het stuk dat je beschreef. En mevrouw Hoogeveen was in onze ogen de mooi ste vrouw die er bestond. Ik zie haar nog voor me, zoals ze stralend stond te zingen, met loshangend haar. Het was daar inderdaad een gemoedelijke boel. We zaten natuurlijk fijn vooraan, en konden schuin achter de coulissen zien. Daar zat een klein meisje op een soort van balé-balé, en als de "ster" afging, en we haar natuurlijk nakeken, zagen we haar het kleine meisje even knuffelen. Zo'n moeder, dat leek ons ideaal. Wij ambieerden later ook een Stamboel-carrière. Mijn zusje en ik zochten onze mooi ste pop uit, en gaven die op een avond af voor het dochtertje van mevrouw Hoogeveen. Dit alles was ik helemaal vergeten, tot ik het stukje in Tong Tong las. Dank je daarvoor, Tjalie. Tine Moll-Lips Ja, die comedie Stamboel herinner ik me best. Mijn ouders, beiden totoks, zullen er weieens ironisch om geglim lacht hebben, maar als hij eens in de kotta was, gingen we er toch heen. Er kwam me meteen een grap te binnen die óf mijn schoonvader óf mijn man me eens vertelde van een Hamlet-voor- stelling: Hamlet stond even terzijde "stil spel" te geven, toen een Chinese toeschou wer opstond en riep: "Hamlèt, Hamlèt, soeka minoem Birrr?" Hamlet soeka'de en kreeg dus een glas bier, dat hij naarmate zijn rol het toeliet, leegdronk. Zeker een favorite ster van die Chine se toneelminnaar. A. D. v. Mook-Maureau 71st'- liCp. 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 19